=
Mooie en warme paasdagen, dat wens ik iedereen toe..
–
Hij bewoog zich uitgesproken koninklijk en liep rond met een rug als een vlaggenmast. Bukken deed hij uit principe niet, in voorkomend geval neeg hij slechts lichtjes zijn hoofd.
Men diende naar hem op te kijken.
Groenteman, melkboer, schoenverkoper, alle winkeliers wisten hoe te handelen, vakantiewerkers leerden snel:
-Morgen. Wat zal het zijn?- Een ontstemde blik was hun deel.
-Goedemorgen, waarmee kan ik U helpen?- De blik werd iets milder.
-Een goede morgen meneer. Kan ik U van dienst zijn?- Dit was de juiste vraag, minzaam gaf de man zijn bestelling op. ‘Een paar van je beste druiven goede man,’ zo neerbuigend als de pest.
Toen een nieuwe buurman hem uitbundig begroette met ‘Dag buur, lekker zonnetje, vind U niet?’ bleef de hooghartige staan, oprecht verbaasd over deze treurige amicaliteit.
‘Wat ik vind gaat U niet aan,’ beet hij de arme nieuweling toe.
Zijn baan zegde hij lang geleden op, hij weigerde zich af te geven met het plebs van de werkvloer.
Vervolgens liet hij een bijstandsuitkering maandelijks overschrijven naar de bank, een ordinaire instelling waar het mindere volk zoet gehouden werd werd door met zijn geld te spelen.
Zo schamperde hij door het leven
–