Carnaval

Het feest der feesten, volgens de liefhebbers.
Wat ik zag in de jaren zestig-zeventig, in Gelderland maar het had ook  overal in het zuiden kunnen zijn:

Er is voldoende bier en er staan liters frisdrank koel.
Grote koffiekannen zijn aanwezig.
Snert pruttelt op het sudderplaatje en worstenbroodjes liggen in de oven, een hort eieren, mik en bakboter bij het fornuis.
Mokken en glazen vooraan in het buffet.
Er kan niets meer misgaan, zelfs de juiste muziek speelt op de achtergrond.
Het kan beginnen.

Denk niet dat ik ga stappen en vannacht met een sliert zingende feestelingen thuis kom en eieren ga bakken.
Dat was niet onaardig toen we jong waren maar lang niet zo uitbundig, later sleet het eruit wat eigenlijk wel jammer was.
Dit is een voorbeeld van wat ik meemaakte bij carnavalisten-van-huis-uit, de oude hap.  Niet iedereen deed het zo, meestal was er alleen soep, of eieren, of broodjes. Bij anderen stonden deze etenswaren drie dagen eetklaar in de keuken; af en toe kwam er iemand binnen die honger had, wat nuttigde en weer de kroeg in dook.

Deze, in mijn Hollandse ogen overdreven,  gastvrijheid verdween langzamerhand. Er ging dan ook veel geld in zitten wanneer je de kosten van het stappen erbij telt.
Maar dat er veel plezier aan de dagen werd beleefd stond buiten kijf.