Tovertekens

Voor de dag begint in de krant een paar puzzeltjes maken. Vlugvlug en onleesbaar, nou ja, niemand hoeft het na te kijken.
In grote haast pen ik een boodschappenlijst.
Al winkelend kan ik de helft niet lezen, toch eens de telefoon gebruiken beloof ik mezelf. Maar dat komt er nooit van.
Nu zit ik hier en bekijk de ideeënkladjes, afgescheurde reepjes krantenpapier, snippers karton, memootjes, nauwelijks te begrijpen want ook deze zijn in twee tellen vol gekrabbeld.
–   Waarom doe ik dat zo? Ik heb alle tijd van de wereld. Niemand jaagt me op, er is geen vastgesteld schrijftermijn, ik heb er geen hekel aan, geen pen die bijna leeg is.
Een geldige reden is er niet.
Nu ik het tik klinkt het als een echo van de schooljaren.
Vanaf dag één was ‘netjes’ een probleem. Te vlug, onregelmatige letters, vaak vlekkerig door -alweer-  te snel van de inktpot naar het schrift te gaan,  en waarom? We hadden op het laatst toch vul- en balpennen?  Ik wist het niet en weet het nog steeds niet.
Zo kliederde ik tot mijn eerste baantje, waar ik dingen moest overnemen van andere kliederaars die cryptische tekens op blaadjes en kladblokken schreven. Als tovertekens.
Dat troostte.
kladshabby-paper-3350615__340
-==