Rustig slapen.

Bang zijn is een druk bestaan.
Inbrekers, terroristen, enge beesten, gerontofielen en ander gespuis, het loopt vrijelijk rond.
Het huis dient daarvoor afdoende beveiligd en dat houdt regelmatige contrôle in.
Sloten van ramen en deuren bijhouden, is een extra schuif niet verstandiger, lopen rolluiken nog soepel, zit de kraak nog wel in de trap, liggen de telefoons op het nachtkastje en hoe zit het met dat driepuntsslot, sleutel erinlaten of juist eruithalen en bewaar ik hem dan onder het hoofdkussen of juist niet, ze vermoorden je voor minder en… o jé, de poort, was hij wel afgesloten? Ik geloof het wel, ik weet het zeker of toch maar even kijken?
Brrr, koud zeg, op je sloffen in de sneeuw, gauw naar binnen.
Ha, ik hoor buren babbelen, altijd een veilig idee. Ze horen beter dan ikzelf.
Goed dat de achterdeur zo’n herrie maakt, hier komt niemand ongehoord binnen.
Een hond? Alsjeblieft zeg, bij elk blafje ben ik bang dat er iemand binnensluipt.
En…

U begrijpt nu waardoor ik zo goed slaap. Ik ben bekaf als ik aan de nacht begin.

Nog vergeten:
Onder het bed kijken doe ik ook voor ik inslaap. Ik vraag me af wat ik zou doen als er ècht iemand zou liggen.