Vakantie op zijn (namaak-)Frans in twee delen

Slot.

Helaas, de aardigheid was er gauw af.
Plakkerig ontwaken in een tweepersoons slaapzak met de verkeerde onderbroek rond je enkel, was verrukkelijk toen we achttien waren. Twintig jaar en een paar kilo’s later werd het krap en genant. Schutterig kropen we ’s morgens op handen en voeten overeind.
Enfin, dat was nog op te lossen met humor.
Hand-in-hand van de zonsondergang genieten bleek een saaie bezigheid, de uiensoep was nauwelijks eetbaar, extra bouillonblokken hielpen niet veel.
Ook dat was te accepteren, we konden altijd nog naar het eethuis.
Aanvankelijk lachten we de tegenvallers weg maar hoe lang kun je ze verdragen?

De maanzieke hond was een ramp, geen van onze schoenen kreeg hem stil.
Na een week klom de warmte naar een hoogtepunt en ontaardde in een hittegolf zonder weerga.
De boer was chagrijnig en schold op de droogte.
Lin klaagde over het zweet dat haar wangen deed uitzakken wat haar inderdaad niet stond.
De hond bleef nachtblaffen.
Van humor was geen sprake meer. Van l’amour nog minder.
‘Mijn god,’ bad ik in stilte, ‘hoe overleven we dit?’

De doorbraak kwam op de negende dag.
Onuitgeslapen en razend stapte ik naar de boerderij waar ik op de hond wees. ‘Kun je dat kreng niet ophangen? Anders doe ik het.’ Het beest werd dol, blijkbaar verstond hij me.
Dat was teveel voor de geplaagde boer.
Hij werd gek en greep de riek, ik de autosleutels, Lin in één graai de tent met inhoud en met de dolle hond achter ons aan raceten we richting Bergen op Zoom.
Daar regende het.
==
© Bertie.