Zombie vertrekt

Het regende.
Ik wandelde naar het strand,  in elk weertype de moeite waard.
Daar liepen meer mensen met deze gedachte, zelfs in de zee zwommen er een paar.
Vlak langs het water stappend zag ik een bekend gezicht tussen de zwemmers, ploeterend in de golven, duikend en weer opkomend. Ik keek wat beter en herkende hem.
Het was de uitzonderingszombie,  wat deed die nou hier?
Ik riep naar hem, ‘wat is er aan de hand?’
Hij herkende mij ook en kwam dichterbij.
‘O, ben jij het weer…’  spetterde hij.
Ik keek hem aan, verbaasd dat hij zo vlot sprak.
Hij kroop naar het droge, stond moeizaam recht met een zwaar brok beton aan zijn riem.
‘Het wordt niks met me. Helemaal zombiëren gaat niet lukken, bijna dood is geen leven. Ik ga, het water doet me goed, daar wil ik eindigen.’  En dook weer terug,  het brok achter zich aan slepend..
Hoe vreemd de situatie ook was, voelde ik toch medelijden en vroeg me af…  als water hem goed deed aan zijn spraakvermogen, misschien  ook aan de rest?
Ik nam een aanloop en wilde hem achterna springen maar net voor ik dook kwam hij nog even boven water .’Dank je, echt liever niet.’  En  hij verdween andermaal.
Hij snapte me.
Ik hem niet.
Wat doet het er ook toe.
En toch meende ik een traan te zien, een menselijke traan. Net voor de laatste duik.
==