Over haat

Dat ken ik niet, tot dusver.
Er zijn mensen die me niet liggen, daar kunnen zij en ik niets aan doen.
En die ik liever voorbij loop, aan een enkele heb ik zelfs een grondige hekel.
Het meeste van mijn hekel gaat uit naar figuren op de tv en in de politiek, sommige bee-enners, auteurs en een paar krantencolumnisten.
Daar lig ik niet wakker van, met hen hoef ik niet om te gaan.
Maar haat?
Dat kan ik niet navoelen sinds ik kind-af ben.
De buurjongens die kikkers opbliezen, vissen lieten bungelen, meiden die met een groepje één kind treiterden. Die kon ik wel wurgen, gloeiend van haat.
Dat gevoel ging over.
Later overkwam het me niet meer.
Wanneer ik verdriet zag en hoorde bij kennissen met een slecht huwelijk bijvoorbeeld, in familieruzies., dan luisterde ik.  Het was naargeestig soms, huiverend, dan begreep ik er wel iets van.
De haat in het groot, zoals nu tussen Palestijnen en Israeliërs, vind ik verschrikkelijk, net zo erg als toen je leerde en las over rampen, oorlogen, genocide, onvoorstelbare gruwelijkheden. Ook in boeken kom je dingen tegen, wreedheden van psychopaten zijn een geliefd onderwerp in bepaalde politieromans.
Maar zelf iemand haten?
Nee. Ondanks zwarte bladzijden in ons leven, wie heeft die niet.
Geloof me, ik zou niet weten hoe het moest.
En hoop het nooit te kennen, dat men me daarom naïef vindt stoort me niet.
(Afkloppen)
==