Meisje van toen

In een van de grotere plaatsen fietste me een vrouw tegemoet. Een oudere vrouw.
Ze minderde vaart, keek me twijfelend aan, reed dan door met een minachtende blik.
Verbaasd bleef ik staan. Wat misdeed ik? Kende ze me? Kende ik haar?
Terugdenkend probeerde ik haar te plaatsen.
Zwart haar, bleek gezicht. Donkere blik.
Langzaam doemden de contouren op van een meisje. Vaag bekend, lang geleden.
Ineens had ik het.
Een van de mooiste meisjes van het dorp, misschien wel het allermooiste.
Ik kende haar van uiterlijk, van kerk of danszalen. Haar gezicht zei me niet veel, eerder was het de bleke, zedige uitstraling die ik mooi vond, als van een icoon.
Het begon me op te vallen dat ze soms boos in mijn richting staarde, als ik vragend terugkeek draaide ze zich om.
Na een paar jaar verhuisde ze en ik vergat haar.
Tot nu toe.
Na zoveel jaren staarde ze me nog steeds -of opnieuw- boos aan.
En ik weet nog steeds niet waarom.
Een vreemde gewaarwording.
==

Huisvrouw jaren ’70

– Bij het allereerste voorjaarszonnetje nam ik het ervan.
‘Van het mooie weer moet je profiteren,’ zette een relaxstoel in de zon en profiteerde.
– In de eerste zomerdagen nam ik het er ook van.
‘Nù bijkleuren, de was kan morgen nog.’  Wederom zat ik in de relaxstoel en bruinde.
– Met zachte herfstdagen nam ik het er opnieuw van.
‘Zalig herfstweer, we gaan genieten. Morgen is het misschien afgelopen.’ De relaxstoel wachtte geduldig.
Trof je iemand dan was het meestal: ‘laten we buiten zitten, nu is het mooi weer.’
Soms duurde een zomerse zonperiode langer, dat voelde als een extra vakantie en leefde ik buiten.
Zoals de meeste vrouwen die ik kende. Baantjes in deeltijd waren er nog niet en creches ook niet veel.
Genieten dan maar.

Als we met het huidige klimaat in die positie zaten zouden we waarschijnlijk buiten slapen, afwassen, douchen en zelfs onze babies baren in de relaxstoel.
==

Morgen is het Internationale Vrouwendag.

Lees hier over de voorgeschiedenis en hier over de dag in Den Haag.
Natuurlijk gun ik alle vrouwen op aarde het allerbeste en vanzelfsprekend ben ik oprecht begaan met zij die onderdrukt worden.

De manifestaties, demonstraties, bijeenkomsten, al dan niet met een feestelijk tintje, juich ik dan ook toe, je hoopt dat er hier en daar iemand op het hoogste niveau zich vermant en daarwerkelijk iets doet, iets durft te doen al zou het tegen politiek nut, culturen en religies ingaan.
_

Maar onderhand word ik moedeloos.
Keer op keer lees je over het slachtofferschap van vrouwen in oorlogen, ze worden niet alleen misbruikt, ook ingezet als oorlogstuig, moeten de honger van hun gezinnen zien op te lossen, als meisje zien wat hun te wachten staat. Het lijkt me geen wonder dat prostitutie op veel plaatsen een gegeven is. Daarmee wordt geld verdiend en er wordt bescherming aan ontleend.
Ik ontken de ellende voor de mannen in ramp- en oorlogsgebieden niet maar zij genieten in veel landen nog altijd een hogere status.
Dieper hoef ik hier niet in te gaan op het onrecht, iederen weet er van of kàn er van weten.
Ook in zgn ontwikkelde landen als hier in West-Europa kom je het nog steeds tegen, zij het in veel mindere mate, een lachertje vergeleken met de genoemde vreselijkheden.
Ik vraag me af of er ooit iets gaat veranderen, anders dan op mini-schaal.
Of zal de smoes  ‘mannen en vrouwen verschillen nu eenmaal en dat botst‘  voor eeuwig in stand worden gehouden?
Je zou het bijna geloven.

Uit TROUW 30-11-2017

‘De prehistorische vrouw was een krachtpatser-van-formaat 
Ook toen al.
Vooral die sterke armen waren belangrijk, te vergelijken met sportsters van nu, zo blijkt uit onderzoek.
Met de scheenbenen was het minder stevig gesteld maar ik ga er van uit dat een sterke vrouw door haar man op handen werd gedragen. Tenminste, als hij daar toe bereid was en dat moesten vrouwen maar afwachten.
Ook toen al.

Serie. Een spraakzame vrouw.

Er was eens een vrouw die zo veel praatte dat ze af en toe met oorkleppen liep omdat haar oren tuitten van haar eigen geklep.
De omgeving vond haar een lief mens, als ze maar niet zo eindeloos ratelde.
Ze was niet te stoppen. Hoe men ook vroeg, smeekte, verordonneerde, huilde desnoods, ze kletste door.
‘Wees stil, vrouw,’ kon men regelmatig horen in de stad, meestal gepaard gaande met het beeld van een knielende die gevouwen handen naar haar ophief waarbij tranen van oorpijn over hun wangen liepen.
Het was werkelijk te gek.
Direct na het ontbijt kwam ze bij de buren binnnenlopen, al pratende. ‘Goedemorgen, uitgeslapen? Ik ook. Er is weer een hoop gebeurd. Veertien inbraken en de weerberichten zijn prima. De minister komt op bezoek voor de geluidsmeting, ik zorg dat ik erbij ben. Ergens las ik dat een kat zeven jonkies heeft, tistochwat met die katers en wat vinden jullie van het energieprobleem, idioot toch zolang het water nog stijgt laat ze zich daar eerst maar om bekommeren, ik heb de roeiboot al klaar zorgen jullie daar ook voor? En…’ Hier moest ze ademhalen en kon de buurvrouw haar naar buiten duwen en de deur met een ‘Besjoer’ op slot draaien.
Een passerend fietser had pech, hij werd meteen aangeroepen. ‘U bent al vroeg op pad, zeker het bed uitgerold? Houdt U van fietsen? Mooie bezigheid ja, je komt overal op eigen kracht, geweldig om op deze manier van de natuur te genieten, deed mijn man zaliger ook maar ja, op het kerkhof valt niet veel te genieten en trouwens, hij ziet het toch niet meer, zijn ogen waren al niet zo best en nu….’
Ook de fietser maakt van de adempauze gebruik en spoot weg. Na de zoveelste wegloper zocht ze meestal een praatpaal al had ze er niets aan want ze waren stuk voor stuk ontmanteld vanwege doorlopende storingen aan de elektronica. Ze kletste gewoon door.
Zo praatte zij zich door het leven.