Het geheim van het huis. 2(slot)

huishouse-4922570_960_720Niettemin bleef het zijn best doen zolang het leeg stond, het onderhield zichzelf.
De tuin verdorde niet, het toegangshek glansde onverstoorbaar, heel eigenaardig.
Gevoegd bij de eerder genoemde spanning was dit het punt waarop men van de koop afzag.
Beroepsverkopers toonden steeds minder interesse.

Ondertussen groeide het wantrouwen van de omwonenden die bevreemd de onnatuurlijk goede staat opmerkten.
Nu herinnerde men zich de vroegere huisdieren, ze werden ziek of kregen ongelukken maar sterven deden ze allemaal.
Het leek op spokerij, ware het niet dat men het tegenwoordig liever in een meer rationalistische benadering zocht.
Men fluisterde. Zou het huis hen bespioneren via een ingebouwd brein?
Zou het een verborgen vertrek hebben waarin een kwaadaardig genie kluisde?
Of -je kon niets uitsluiten- was het huis een superbot, aangestuurd door een verwarde Geheime Dienst? Een vernieuwde ChatGPT als woning vermomd? Complotters hadden het over buitenaardse of duivelse invloeden.
Het huis zweeg.
Het was een op zichzelf staand organisme.
Zijn brein was geprogrammeerd voor een groep mensen bestaande uit een vastomlijnde samenstelling, dat was essentieel.
Niemand wist dit, laat staan het waarom.
Wie of wat het huis bouwde en van een brein voorzag is nooit bekend geworden
Het geheim van het huis bleef geheim.
==
© BertjensB.

Het geheim van het huis. 1

huishouse-4922570_960_720Eenzaam stond het huis achteraan in de straat. Onbewoond.
Hoewel er meerdere woningen waren voelde het huis zich verloren en in de steek gelaten.
Het verlangde terug naar het geklip-klap van blote kindervoeten en gedreun van speakers. De klagerige stem van de oma en het brommen van opa.
Gegiechel, vermanende woorden, het wilde de gelukkige tijden her-beleven, en nog eens, en eeuwig.
Het was niet mogelijk, dat wist het huis, maar het hield zichzelf in stand voor nieuwe bewoners die, hoopte hij, leken op de vorige en die dáárvoor.
Het huis had sterke voorkeuren.
Een echtpaar, ouders van de moeder, een zoon, een dochter en als extra een kleine jongen. Deze samenstelling en niet anders. Zo was het zo, moest het.
Geen dieren, niet het kleinste beestje, hoe nietig ook. Ze raakten niet gewend, voelden instinctief dat het huis gedachten had en werden ziek.

Ongeduldig keek het huis uit naar de makelaar en gegadigden, bij elke bezichtiging hield het de adem in. Zozeer dat potentiele kopers een onaangename spanning bemerkten waardoor zij van de koop afzagen.
Het wachten duurde lang en af en toe verzonk het huis in nostalgisch gemijmer.
Dan dacht het weemoedig aan de oma van vier gezinnen geleden, de meest klagerige vrouw van allen die ooit als klagerige oma hier gewoond hadden.
En aan de allereerste bewoners, van wie de zoon een dwarse knul was die verdween op rooftocht.
De dochters die gegarandeerd voor problemen zorgden. De kleine nakomer, ondeugend en onweerstaanbaar.
De dieren die hij weg wist te werken.
De weemoed.
===
© BertjensB.

Niets meer aan te doen (2)

Zo nuchter mogelijk probeerde ik de toestand onder ogen te zien.
Wat verwachtte hij hiermee?
De telefoon trilde, op het display stond een onbekend nummer.
Aarzelend nam ik op, niet in staat tot beleefdheden.
‘Hallo?’ Stilte.  Dan ‘Miaaauwww…’
Geschrokken, overdonderd, wist ik niets te zeggen maar dat hoefde ook niet. Er was al opgehangen.
borrelbrandy-6884004__340Ik wist de koelkast te bereiken, een drankje, dat was wat ik nodig had.
Aaaah, de opluchting, halverwege het tweede glas werd het trillen minder.  Heel goed, nu kon ik beter nadenken.
En me prepareren op maatregelen, wat ga ik doen.
Ideeën flitsten door mijn hoofd, lucide, de alcohol deed zijn werk.
Als ik de advocaat en de politie erbuiten liet en het zelf eens opknapte? Zou dat niet een betere oplossing zijn? Wat heet, de allerbeste.
Wraakzuchtig fantaseerde ik er op los  maar wacht es, er was nog iets.
Kat, kater,klein katertje, een andere herinnering worstelde zich naar boven. Een scheldpartij, hatelijk als de pest.
Was je weer bezopen?
– Ach wat, ik heb alleen een beetje ’n kater.
-Natuurlijk.
Nu snapte ik het. Kater,  katertje. Ons katje was een katertje.
Een natrap, de godvergeten schooier.
Maar waarom de helft?
Ik keek weer naar de doos; de alcohol schonk me moed en ik porde in het halve dier. Er lag een stuk schrijfpapier onder, zag ik nu.
Ik trok het tevoorschijn en las de bloederige woorden:
‘De andere helft volgt en je weet niet wanneer….’

© Brt. bertjens

Tafel +?

Tafel wiebelt.
Voorzichtig, geen gedoe wensend met schilferige kartonnetjes onder een van zijn poten.
Hij staat niet lekker.
Wat het is weet hij niet.
In zijn beginjaren ging het nog wel, hij stond keurig en kweet zich vaardig van zijn bestaan: het dragen van dingen.
De laatste tijd echter vermindert zijn tevredenheid.
Al vaker komt de ergernis ter tafel.  Die foute poten, dat zware uitschuifblad, de verkeerde hoekverbindingen, wat, vraagt hij zich af, mankeert hij toch?
Is hij wel uit het goede hout gesneden?
Had hij andere poten moeten hebben, iets met een bolling misschien? Afgeronde hoeken?
Hij wil weten en volgt nauwgezet de gesprekken van aanzittenden, radio en televisie in de hoop op een aanwijzing.

Morgen het laatste deel.
===

In de wolken. slot

onweercloud-front-4624895__340
Hij dacht. En hij wikte. Na een paar miezerige buitjes tussendoor die hem  geen voldoening schonken zocht hij Cirroca weer op en liet zich haar plannen uitleggen. Dat deed ze met verliefde verve, tot hij er tenslotte mee instemde

Met vurige ijver verzamelde ze bevriende schaapjes tot een kudde die ze netjes groepeerde en instrueerde tot een bijzonder  decor, ze vergaarde zelfs een paar leden van de familie Stratus voor een sluierachtig effect. Blozend leidde ze de troep naar Cumulonus.
Hij stak er fraai bij af en zo zweefden ze statig door het luchtruim als een hemel tableau vivant. Cirroca in een holte onder zijn blinkende kuif, speurend naar een geschikt land. Ze vond er een en maakte Cumulonus attent op de plek, hij keek en zag een – inderdaad- ideaal stuk groen.
Verheugd blies hij zich op tot reusachtige proporties, haast purper van kracht werd hij groter en groter, deelde zich, liet de delen elkaar weer ontmoeten en bracht daarbij immense lichten voort, heetwitte stralen bliksemden over het land gevolgd door zware paukenslagen en roffelende xylofonen.
Het leek een spokige dans begeleid door een geestenorkest.
Juichend dirigeerde Cirroca het corps de ballet dat vederlicht en op veilige afstand rondom de aanbedene wervelde.
Dit was haar hoogtepunt in de liefde, een apotheose van het samenzijn met Cumulonus.
onweerflash-2701903__340
===

In de wolken. 2

wolkenberg
Zijn collega’s echter hadden hun twijfels, niet zozeer over de vaardigheden -een groot oppervlak bewerken behoorde sinds lang tot de mogelijkheden – het was de onwil om samen te werken. Stuk voor stuk waren het eigenzinnige dikkoppen met enorme ego’s, ze wilden zelf de leiding nemen.
Cumulonus deed de ronde, vergeefs aankloppend bij deze en gene en bij iedere afwijzing verdonkerde hij hetgeen hem nog attractiever maakte in de ogen van kleine Cirroca die hem op een afstandje volgde. Zij zou graag een samenwerking met hem aangaan zij het van heel andere aard. Ze zweefde voor hem langs, ving elke zonnestraal teneinde hem haar mooiste kant te laten zien, bereid zelfs haar eigen ideaal op te geven.
Hij zag haar niet.
Uiteindelijk besloot ze, wanhopig geworden, hem een voorstel te doen, moedig schaapje als ze was.
‘Cumulonus,’ sprak ze hem aan,’als je wilt zal ik wel met je meedoen. Ik kan me in jou verstoppen en helpen met verspreiden van je ballast, zoeken naar een goede locatie door de coördinaten te berekenen…’ ze kromp een beetje toen hij zich verstoord naar haar wendde ‘… en alle vriendinnen vragen samen een scherm te vormen’ murmelde ze er achteraan. ‘Een donzig wit kleed Cumulonus, en ik zal het voor je weven.’
Hij hoorde haar aan. Onwillekeurig openden Cirroca’s woorden een nieuw perspectief, nog niet helemaal omlijnd maar doordenkend zag hij vaag een afbeelding van zichzelf, doelbewust jagend tegen een achtergrond van wervelende witheid die zijn eigen zwartheid gunstig zou benadrukken. Enig narcisme was hem niet vreemd.
‘Misschien kleine meid, misschien, laat me nadenken’ gromde hij.
==

In de wolken. 1

Cirroca 1 001 - kopie
Donkere wolken verzamelden zich in een lege pek van het luchtruim.
Degenen die al aanwezig waren loerden met een schuin oog naar de nieuwkomers, stiekem controlerend of die niet zwarter waren dan zijzelf, krimpend jaloers op de allerdonkersten.
Deze behoorden tot de kanjers. Zij waren de Wolken aller Wolken en streden voortdurend om de eer wie het meeste water bevatte, de krachtigste bliksem produceerde of de knallendste donder liet horen. Wanneer de stentors onder hen hun machtige stem lieten rollen hielden de jonge wolkjes zich ademloosop de achtergrond en bedachten inwendig allerlei manieren om de aandacht te trekken van de grootheden.
Af en toe lukte dat, dan koos zo’n kanjer een schaapje uit om hem te vergezellen op verre tochten, soms verzamelde hij  hele clusters waarachter hij zich verschool om uit te rusten of om de aarde door een kiertje te beloeren op zoek naar een goede stortplaats.
Cirroca was een van die kleintjes, een donzig wattenpluksel met een krulletjeskrans die zilverig oplichtte in de zon. Zij was nog erg jong maar droomde al vroeg van een duistere loopbaan als Superstar die, laag aan het firmament staand, met dreigende zwartheid de mensheid zou imponeren. Zij leerde haar kern te behouden ondanks herhaaldelijk veranderende vormen, zodat ze tijdens het groeien een duistere inhoud zou krijgen. Ze wilde minstens eenmaal de triomf proeven van wat haar het summum leek van zaligheid:  zich volledig leegstorten op de aarde, hetzij door water, hetzij door onweer.
Begrijpelijk dat ze verliefd was op Cumulonus, een indrukwekkende donderaar, buitengewoon aantrekkelijk in zijn sombere hoedanigheid en die op zoek was naar geschikte medewolken met wie hij een samenwerkingsverband wilde aangaan. Ook hij had een droom, hij wilde in één klap een heel land bedonderen.
==

Bloembakstory 3

bloemen wild-flowers-571940__340 - kopie
Wederom wekte de zon alle bloembakbewoners.
‘Oeaaaahhh,  ik droomde zo kwaadaardig dat ik er wakker van werd.’ het lobeliaatje rilde er van. ‘Een eng beest kroop tussen mijn blaadjes door…’
Distel verbeet een grijns. ‘Was het geen pedopad?’
‘Allez stekel, zo kannie wel weer.’  Hoofdzonnebloem riep hem tot de orde en sprak verder.
‘Er liggen inderdaad botjes maar ze zijn klein en vooral oud, dat is niets bijzonders, mol of muis. Iets anders is de waarschuwing die we kregen: er schijnt een bloemenhater rond te lopen, een ziekelijk figuur voor wie we moeten oppassen. Diverse parken zijn al aangevallen, hun perken onherstelbaar verminkt.’
Plots scheurde een knerpend ‘RRRRRRRRRR’ de stilte aan flarden. Geschrokken richtten de stelen zich op en zagen in het aangrenzende gazon…..
‘…een grasmaaier,’ schreeuwde Amarant. ‘Duiken!’
RRRRR en een schelle stem riep. ‘Hahaaaa, dat stomme bloembakvolkje, ik snijd ze allemaal de koppen af.’
Een paar nieuwsgierige klaprozen keken voorzichtig. ‘Een verknipte kikker,’ fluisterden ze en alle bloemen gaven het door.
‘Het is een gifkikker. Hij knipt gras en straks ons ook. Pas op!’
De kikker was behoorlijk vals en joeg met grote snelheid de maaier naar de bloemen. Trillend wachtten ze op de beul en toen…
RRRRchrrr–Knal! Pang! Rook, wieltjes en schroefjes vlogen de lucht in, de geschifte kikker erachteraan. What happened??
Versuft van schrik lagen de bewoners daar, voorzichtig hieven ze hun kroonblaadjes.
‘Hééj jongens, dat was goed hè?’ Een groepje kiezelige stenen stak hun duim op naar de bloemen die ‘Reuze bedankt’ riepen, nog maar half van de schrik bekomen.

De rest van de dag gebruikten ze om te herstellen van de enerverende dagen en een verdiend feestje te organiseren voor de kiezels.
Wat een meemaaksels, bijna onthoofd, enge dromen, traumatisch gewoon.
En nèt kwamen ze ’n beetje bij bloed toen er een vreemd figuur op de rand sprong. Het droeg een geruite puntmuts en  zwaaide met een loep.
‘Aangenaam, ik ben kabouter Holmes. Vertel het maar, waar zijn de vingerafdrukken?’
Het bloembakvolkje staarde hem minachtend aan en hij droop af.
Vingerafdrukken. Dom figuur.
==

Bloembakstory 2

bloemen wild-flowers-571940__340 - kopie
De volgende dag stond het bloemenvolkje ogenschijnlijk rustig te zonnen. Zodra echter het daglicht temperde verspreidden zich opnieuw angstige geruchten.
Een van de Koeienogen, die er in de halfschemer nogal eng uitzag met zijn verdorde kroonpieken, maakte er een spelletje van en grimaste tegen de kleintjes die angstig hun  blaadjes sloten.
Een bloem met weinig gevoel.
Er waren ook vreemde praatjes te horen.
Die werden  opgevangen door het slimme Kattekruid. ‘Natuurlijk, de herfst is weer bezig, hij beraamt een terroristische aanslag op de instromers. Laten we goed zoeken of er geen bom ligt te smeulen tussen de Afrikaantjes!’
Het werd onheilspellend stil, op het ritselen van Trilgras na. Dit lag gevoelig.
‘Maar, maar’ klonk het benauwd van een Kruipertje, altijd al een laffig plantje ‘als we nu eens net doen alsof er niets aan de hand is en teruggaan in de tijd… ‘ aller kelken wendden zich naar de jammerkont.
Niemand antwoordde.
‘Ik bedoel maar…’
De rest keek elkaar aan. Ze  wisten het ook niet en maakten zich op voor slaaptijd.
‘ – we zullen zien – ik wil een nachtwacht – ik niet – waar is de bommenmeter – stel je niet aan – haal liever water -‘
Onrustig roezemoesden ze de nacht in.
==

Bloembakstory

bloemen wild-flowers-571940__340 - kopie
Het volkje in de bloembak bloeide mooier dan ooit.
Klimop, winde, bodembedekkers, tientallen soorten schoonheden rekten hun stelen om zo veel mogelijk zon te vangen.
Ze bezetten elke centimeter, ze waren met velen.
Allen leefden gezamenlijk, als een onnozele natuurvorm die geen ander doel had dan voortbestaan.
Maar het was schijn.
De wisteria was waakzaam in het duister, zijn takken fluisterden in de nacht. Vaagneuriënde melodiën die niettemin begrepen werden in de garden by night.
Sinds kort heerste er ongerustheid.
Alle, echt àlle bloemen bespeurden onheil. Ze staken de kopjes bij elkaar en murmelden, ijselijke geruchten verspreidden zich door de grond. Ze maakten elkaar bang met akelige veronderstellingen.
‘Er liggen botten in onze bloembak,’ zeiden een paar wijsneuzige windjes,’opa vertelde het gisteren..’
‘Echt waar?? Ze zullen toch niet van een kat zijn?’ rilden de lathyrustieners.
‘Of van het Groene Monster, hahaaaa, moord achter de bollen ‘ pestten een paar opgeschoten lummels. Natuurlijk die van de scharnier, de opscheppers.
‘O my god,’ piepten de kleine muurbloempjes, ‘..een dode onder ons, oh my Flora…’
Het was een zorgelijke tijd voor de bloembakbewoners.
Er was iets loos, dat voelden ze aan hun wortels; maar wat?
=
Wordt vervolgd

Kerkhofleven. 3

Het geraamte kijkt toe hoe Maat onhandig in diens graf kruipt, zwaait met de halve ellepijp en voor immer verdwijnt.
– Nou, tabee dan maar.
Een antwoord is niet nodig.
Besluiteloos staat hij stil, zal hij nog even kijken bij die hatelijke cactus om te zien of het echt familie van de oude Wies is? Herinneringen zweven door zijn schedeldak, vaag omrand maar onmiskenbaar een jonge vrouw met aangetaste neus, nonstop kwebbelend, mager. Wies ten voeten uit.

Hij leest opnieuw de geboorte- en overlijdensdatum. Vreemd. Het valt hem nu pas op dat er geen achternaam en doopnamen  staan noch de gebruikelijke regel ‘echtgenote (of dochter) van…’ Ook RIP ontbreekt.
Wies K.
Hij leest weer het versje waaruit meer leedvermaak dan verdriet spreekt,
‘….veelteveel geblowd en nu is ze dood.’
Kan iemand overlijden aan joints? Ook dat is vreemd.
Is er, en nu siddert hij van onverwachtse opwinding, sprake van een misdaad?
Iemand wilde van haar af.
Ze had een dealer belazerd.
Gerookt in de kerk.
Hash verkocht aan de prinsessen.
Onthecht, reeds met één been in de eeuwigheid staand, raakt hij alsnog gespannen, emoties komen op.
En dat is het allervreemdst.
==
© Bertie Bertjens