In een weiniggebruikte lade kwam ik een stapel gekleurd schrijfpapier tegen. Groen, rood, geel, oranje.
Hoe kwam ik er toe dat te kopen?
–
Het was iets kinderachtigs.
Vroeger vergaapte ik me in de kantoorboekhandel aan al dat prachtigs.
Pennen, cahiers met harde kaften, supertekenblocs, paperclips in kleur, noem maar op en dan nog de nevenartikelen als agenda’s, almanakken, kalenders, dagboeken. Zelfs ruitjesrekenschriften vond ik mooi.
Kopen kon natuurlijk niet.
Tot ik aan het schrijven begon.
In die tijd typte ik op een gewone Adler. Om de voorraad romans in wording, vervolgverhalen, familiekroniekenen wat dies meer zij van elkaar te onderscheiden kocht ik verschillende kleuren typepapier. Handig bij het rangschikken, hield ik mezelf voor.
Ook vond ik de kleurtjes beter passen bij de soorten verhalen, rood voor spanning, blauw voor iets luchtigs.
Dat was de tweede smoes.
De echte waarheid was die herinnering aan de boekhandel.
Prullaria hoefde ik niet maar dat gekleurde papier wèl. Extra kladblocs. Notitieboekjes. Reservepennen. Kwaliteitspotloden. Puntenslijpers. Allemaal nuttig voor mijn hobby.
Enfin.
Ik groeide er overheen en dat werd tijd ook, wil ik mijn voorraad papier en schrijfgerei opkrijgen mag ik wel driehonderd worden.
De verhalen gingen naar het oudpapier maar pennen en papier weggooien? Nee…
Veel gaf ik weg, de rest zal bij de erfstukken terechtkomen. En worden waarschijnlijk alsnog nij het grof vuil gezet.
Toch kwamen we als kind niets tekort, er waren altijd voldoende schrijf- kleur- en tekenvoorzieningen in huis. Verf, ecoline, kleurpotloden, krijtjes.
Waarom dan die hang naar meer? Op ander gebied was ik niet zo hebzuchtig.
Wie het weet mag het zeggen.
–