
Het was levensecht, zelfs zag ik de golven woest worden en schuimkoppen opkomen, ze sloegen neer op het strand, meeuwen krijsten, het water spatte van het doek en ik schoof naar achter voor de vloed.
–

Ik zag de kerstplant, de enig overgebleven versiering.
Daar had ik geen verbeelding voor nodig, die leeft echt al hoorde ik hem niet groeien. Voor zolang het duurt, meestal hebben die dingen er gauw genoeg van maar nu liet hij zich nog bewonderen.
Zou een scheutje groeiwater helpen? Ik gaf het hem.
–