Na de pauze

Het zijn alweer warme en droge tijden.  Ach wat, stelde een groepje  vanmiddag, dat hadden we vroeger ook.
Tja, hoewel we ons allemaal een paar hete zomers herinneren  is het duidelijk dat de uitzonderingen elkaar steeds sneller opvolgen. Blijkbaar ontgaat klimaatontkenners zelfs dit simpele feit.
Liever vraag ik me af waarom ik me moet haasten met het vullen van de spouwmuren, het is immers duidelijk dat we minder en minder kou lijden. Bovendien waren de zonnepanelen en dubbel glas al duur genoeg, nieuwe ketel  volgt nog.
Enzovoorts.
cactusdesert-392747__340Wat de tuin betreft laat ik de boel maar gaan, er is niet tegenop te sproeien.  De volgende lente neem ik het idee van (sub-)tropische planten serieuzer.
Het moeten natuurlijk wel de juiste maten zijn, ik zie mezelf niet ronddwalen tussen manshoge cactussen of met een helm op onder kokosnotenpalmen.
De gewone bloemen aanpassen, zou dat niet kunnen? Dan voer je ze een antizonnebrandmiddel in het dna,  of een asbestcoating op de blaadjes, eventueel brede parasolvormige bloemen met ingebouwde  koelgenen en/of zonwering.
Er zal toch toch wel eens een goed idee opkomen bij de kwekers?
_
Zelf stop ik met denken, nu meteen. Er komt geen goeds uit voort en ik krijg alweer slaap.
Het zal de warmte zijn.
==

Kat en ik

De buurkat is er weer, liggend/hangend tegen de voordeur, zich koesterend in de zon, lui ogenknippend wanneer ik hem aanspreek.  Als kattenliefhebber versta ik  zijn ogentaal.
Lig je lekker?
– Zeker.
Niet te heet? Het is hier minstens dertig graden.
– Och…
Heb jij geen last van warmte?
– Soms,  maar het is zoveel werk me om te draaien.
Ik val stil, weet niets te antwoorden.
Even later zie ik hem omrollen, heen, terug, nu met zijn rug naar de zon.
En net als ik denk dat hij geniet van het gekroel en gedraai staat hij ineens op, rekt zich en loopt weg, nijdig loerend naar een wolk voor de zon.
‘Houdoe’ riep ik hem na maar hij kijkt niet naar me om.
Geeft niet, ik weet dat hij straks terugkomt, als ik naar binnen ga.
Dan gaat hij bij de koelkast zitten.
Daarin weet hij ham, kaas, en als het kon zou hij me gebieden:
‘Komt er nog wat van?’

voordeur1
=

Beetje lachwekkend.

Gemiddeld weer in Nederland   in december.
Het weer in Nederland in december is kan erg koud zijn met temperaturen tussen de 4°C en 7°C graden. We raden het aan om warm te kleden. In de winter is er kans op oosten wind die de gevoelstemperatuur naar beneden brengt.


Nou ja zeg, zoiets zou een bemoeizuchtige tante niet eens durven zeggen.
Is dit een waarschuwing voor Saharabewoners die naar Nederland willen?
Is de schrijver/-ster zelf hitte gewend?
Wat doet hij/zij bij meer dan 5 graden vorst? Zich ingraven met een warme kruik?
Het doet me denken aan weerberichten die je hoorde bij hitte of superkou: gaat U morgen niet naar buiten zonder hoofdbedekking. Er was hier steevast iemand die ‘oud wijf’ riep naar de televisie maar dat kan ook aan de opvoeding liggen, te weinig warmte waarschijnlijk.

Natuurlijk is het koud in december in dit klimaat, alles wat boven de 7 graden komt is meegenomen en dan is het nog steeds koud genoeg voor een pet of trui.  En handschoenen.
Maandag wordt warmte verwacht, 10 graden lees ik hier en daar.
Zou het op aanvraag zijn van bovengenoemde berichtgever? Het scheelt tenslotte een hemd.
=

Warmte weg. Fijn, maar toch…

Vandaag de laatste hittedag, belooft het weerbericht. We zullen zien, niets is het klimaat te gek. Ik voorzie Sinterklaas en de kerstman in een luxe resort op de Noordpool, koelers op superkracht. In ernstige bespreking over tropenkostuums.
Enfin, dat is hun zorg.
Van de ene kant is het goed dat de tropenweken eindigen, de hitte was soms zwaar.
Aan de andere kant vind ik het jammer. Natuurlijk, je zweette veel, alles plakte aan je lijf, je kwam pas tot leven in het zicht van ventilator/airco.
Maar het was het zo makkelijk.
‘Kijk niet naar de rotzooi, het is te heet om te poetsen’  was mijn mantra tegen iedereen  en  mijn matglazen spiegelbeeld.
Dat komt later wel, dacht ik erachteraan, als het frisser is.
Dan laat ik het daglicht in huis door de ramen te lappen, schep de bergen stof op, geef de vloeren hun eigen kleur terug. Misschien dat ik de keukenkastjes afdoe en een paar spinragen weghaal en zo. Ik zie wel hoe ver ik kom. Er volgen tenslotte nog meer dagen.
Morgen zal het moeten gebeuren.
Ik heb er zin in.
Nou ja, een beetje dan toch.
Eigenlijk maar een heel erg klein beetje.
Piepklein.
Ook dat zien we morgen wel.
==

Zomerstart


Gennep Januari 2012,  overstroming Niers
Voor de aankomende warme dagen is dit een aardig plaatje als tegenwicht.
Het lijkt me wel wat om in eigen tuin ook een slootje te maken. Aangezien de plannen voor een zwembad  het nooit hebben gehaald is een miniriviertje een beter idee.
Sleuf graven van een meter of vijftien. Niet te diep, met een  bodem van ribbelig zand en wiegende wieren, forelletjes die in en uit het water springen, ik gooi er kleurige schelpen in en maak strandoevers voor een gepaste entourage.
Een mooie naam bedenken. Peelbeach.  Mills Meer.
Zucht.
Moet de warmte nog beginnen zijn mijn hersens al aan het verweken.
Ik houd me maar aan het eenpersoons barretje in de koelkast.
Gegarandeerd fris en alle drankjes bij de hand.
=

Dag kerstboom

Je bent bijna weg, ik zie alleen je bovenste helft nog uit de doos steken.
Het lucht op.
Niet dat we een hekel aan je hadden, integendeel, het is een groot goed de dagen zonder bultjes door te komen.
Dat heb je met plastic, ik hoef niet te krabben. En het is niet kapot te krijgen hetgeen invloed zal hebben op je mentaliteit, zo onverstoorbaar fleurig, niet één flauw moment. Daarom laten we je elk jaar binnen.
De warmte die je uitstraalde, het feestelijke groen, dat uitbundige sfeertje, een verrukkelijke opkikker na de natte bladeren.
Je hielp ons  de eerste deprimerende winterweken door te komen en de donkere hoeken doken gehaast weg wanneer je lichten aansprongen en je kleurige glimmers zich naar alle kanten wendden. We gunden je de bewondering van harte.
Maar nu.
Op zekere dag werd je, hoe zal ik het zeggen, ietwat opdringerig misschien?
Na het opstaan als eerste de doffe versieringen te zien, bijna bedelend om stroom, het was moeilijk te verdragen. Uit medelijden stak ik de lampjes nog even aan, een trieste zaak.
Je begrijpt het toch hè, cold turky is de beste manier je van de stekker af te halen.
Daarom vierden we gisteravond nog één keer het licht, een passend afscheid nietwaar? Ik voelde me dan ook niet bezwaard je van je versierselen te ontdoen en je eruit te gooien.
Nu breng ik je naar de garage voor je zomerslaap.
Dag boom, ik wens je fijne dromen.
-==

Kookboek 1946: de hooikist.

Die ken ik alleen via overlevering. Mijn moeder gebruikte oude kranten waar ze de pan in verpakte voor het garen van rijst, het was de beste manier om de korrels op juiste droogte en dikte te krijgen.
Het begrip ‘hooikist’ begreep ik niet maar fascineerde me zeer. Warmte,  boerderij, koeienstal, waren de associaties, de link met eten ging aan me voorbij. Pas later had ik het door en daarmee was de romantiek eraf.
Nu wordt hij in 1 adem genoemd met slowcooking. Onze voormoederen deden daar al aan voordat het woord was uitgevonden, er is weer niets nieuws onder de zon.
Zelf een hooikist maken?  Kijk op     energie-en-kostenbesparend-de-hooikist/

 

Zomerpraatje


Dat heb je in de zomer, lange avonden die heel kort zijn.

Buiten zitten, soms nog wat vegen of plukken, voor een boek is het niet altijd licht genoeg of de sfeer past niet bij het verhaal. Wanneer je uiteindelijk naar binnen verhuist is het laat en de avond opeens om.
Ik houd er wel van, het duurt maar een paar maanden en die buit ik uit; bij regenweer is er het afdak, tuindeuren kunnen openblijven. Heerlijk.
Niet iedereen is gecharmeerd van deze avonden. Een van de zussen vervloekte ze al na één week, ze werd ongedurig en sloot het liefst om 9 uur ramen en gordijnen, warmte en zweet negerend. ‘Het wìl maar niet donker worden’, foeterde ze.
Ook de warmte is niet altijd welkom en vliegen nog minder.
Er zijn mensen die zon, vliegen en hitte ontwijken door binnen te blijven in een koele ruimte.
Eens logeerden we bij een stel dat de hele zomer in zo’n koele kamer bivakkeerde. Geen zon, geen vliegen, geen hitte, jubelend zaten ze de hete zomer te trotseren met een kopje koffie. ’s Avonds verkasten ze naar de televisiekamer waar eveneens alles zorgvuldig gesloten was maar wel een fles wijn geopend werd waardoor we het nog benauwder  kregen.
Na twee dagen ontploften we zowat. Naar buitenlucht snakten we, op de fiets een lauwe wind voelen, langs de Maas rijden, koude biertjes drinken op een terras, desnoods met een zweetlaagje.
Hoe anderen het ervaren weet ik niet maar in een afgesloten halfdonkere ruimte voelden we ons opgesloten. Onprettig.
Ongezellig. Opgedreven. You name it.
Mocht ik werkelijk last hebben van de zomer zet ik wel een luie stoel en leeslamp  in douchecel of badkamer. Eventueel maak ik plaats in de ijskist.
Gegarandeerd koel.