De koningin stierf langzaam
toen kwam de koning
hij werd, oud en grijs, gekroond
–
met toeters, bellen en vrouw
werd hij gul versierd
en met overdaad beloond.
==
vrouw
Limerick voor de nacht.
Simpel
Dat is niet altijd sympathiek, maar onnozele dingen doen je onwillekeurig in de lach schieten.

liep.
—
Dit soort dingetjes, kleinigheidjes.
==
Vrouw? man?
Door de ontwikkelingen betr. transgenders kwam een herinnering boven van jaren her.
Over een vrouw die ik van nabij kende en me intrigeerde.
Op het oog een gewone vrouw, tamelijk knap, aardig figuur, aantrekkelijk.
Naar er was iets, in haar gedrag, manier van spreken en bewegen, iets ongrijpbaars. Je kon er de vinger niet op leggen. Niet vreemd of onwijs, ze was anders.
Meer en meer deed ze me aan een man denken.
Toen ik haar beter leerde kennen merkte ik het duidelijker.
Haar schoolrapport vertelde een opvallend exact verhaal, het zegt niet alles maar versterkte natuurlijk mijn idee. Ook haar cynische kijk op andere vrouwen.
Ze was niet lesbisch.
Het waren haar opvattingen en de uitleg daarvan, of je een man hoorde praten. Haar denkwijze.
Ze trouwde, kreeg kinderen, was zichtbaar ongelukkig, overleed vrij jong.
Na haar dood sprak ik haar familie.
We roemden haar kwaliteiten maar dat ze nooit echt blij was.
‘Ze was een man,’ zei iemand, ‘een man in een vrouwenlijf. Doodzielig.’
==
Emancipatie voor dummies
Ik vraag me af, zei een man tegen zijn vrouw, waarom ik moest emanciperen. Ik ben toch al een man? En jij bijna.
Dan, zei de vrouw, wordt het tijd dat je je vrouwelijker gaat gedragen.
Zou het? twijfelde de man, dan hebben we straks een man die vrouwelijk gaat doen en een vrouw die zich als een man gedraagt. Kunnen we toch netzogoed alles bij het oude laten?
De vrouw zuchtte.
Jij snapt ook nooit iets, zei ze. Maar ja, een man hè…
… en jij als geëmancipeerde. Zei hij.
=
(niet) over kapsels
Op de tv was een vrouw te zien met een te jong kapsel. Of zij te oud. Jammer, dacht ik.
Later kwam een man voorbij met een vergelijkbare haardracht. Zal een pruik zijn, leek me.
Net toen ik dacht: wat kan jouw iemands kapsel schelen, viel mijn oog op wéér een bijzondere bos. Gelukkig had ik een boek en kon de tv uit.
Toch dwaalden mijn gedachten af.
Wat maakt me zo kinderachtig kritisch, ben ik zelf zo mooi dan, die mensen zijn prima en hun haren ook, wat zeur ik nou, en meer.
Daarmee kwam ik weer (een mens denkt er wat af) op iemand die me na één kapsel-opmerking een kam zou aanreiken. En werd er gegrapt en mijn gezever zou afgelopen zijn.
Eigenlijk waren het twee mensen.
Een zus die feilloos mijn stemming peilde en met humor antwoordde. En Moe die me terecht wees: kijk eerst eens naar jezelf. Die zin haatte ik, toen. Pas later werd ik wijzer enzovoorts enzovoorts.
Zo verder neuzelend vergat ik de kapsels, las een hoofdstuk, zette later de tv weer aan voor wat mooiers en wat zien ik?
=
Lezen en luisteren
Er was eens een man die altijd las.
Had hij niet de krant bij het ontbijt dan wel de papieren tv-gids naast zijn bord en als hij klaar was bekeek hij de achterkant van het bestek. ‘Aha, de oude Gero,’ mompelde hij, of ‘vandaag een Rostfrei-mes.’
Hij leefde op en met woorden, wilde ze begrijpen en zocht daartoe tientallen malen per dag op google. De bibliotheek was zijn tweede woning.
Tot hij zich realiseerde: ik weet te weinig. Daar moet ik iets aan doen.
Hij kocht de Van Dale in oude vorm (bijna 4300 pagina’s!) en die op Internet en las daarin, bladzij voor bladzij, alle verklarende noten met tekst en uitleg en tenslotte had hij de boeken uit. Ook de aanvullingen hield hij bij, de allernieuwste verklaringen en de E-boeken.
Maar toen.
Hij snapte niet waarover zijn vrouw klaagde. Verstond zijn chef niet meer en collega’s.
‘Ben ik dement?’ vroeg hij een psychiater.
Deze bekeek en bevraagde de man, lang en diepzinnig. Hij zag dat de man alles wist maar niet veel begreep.
‘U leest veel maar weinig van belang, luisteren is meestal beter.’ zei hij, ‘de samenhang niet zien, dat is een ernstig gebrek.’
Na enig nadenken snapte de man het.
Hij liet het zich uitleggen.
Toen werd hij ook een beetje wijs.
==
Die man. I
Het was een rillerige najaarsdag. Kil van waterkou maar mooi van licht door de afwisselende sterkte, en jagende wolken in een herfstige setting.
Dat springerige licht, speelde het me parten?
Waren het novemberschaduwen?
Of mijn labiele gesteldheid, die misschien een afwijkende, bijna psychotische gedachtengang in werking zette?
Nog steeds ben ik niet zeker.
Die middag zat ik op een bankje op de kade, piekerend over de uitslag van het hersenonderzoek.
– De chirurg legde het uit.
‘We kunnen niets met zekerheid zeggen, mevrouw. We willen de tumor aanpakken volgens plan…’
Uiteraard luisterde ik; versteend, niet wetend wat te vragen.
Tumor? Aanpakken? Kleine kans op genezing… nooit de hoop opgeven…
Hij vroeg me dus toestemming te geven voor een miniem kansje?
Goeie god
–
Ik keek voor me uit.
Het pontje voer heen en weer, rustgevend door de regelmaat, desondanks bleef de wanhoop. Kon ik het maar kwijt aan iemand; nooit eerder voelde ik de breekbaarheid van het alleenzijn; de trots op mijn zelfstandigheid kwam me nu schamel voor.
Niet eerder besefte ik de waarde van een vertrouwd persoon en in gedachten zocht ik naar zo iemand, wie dan ook, iemand die me kon raden.
Een man verscheen in mijn blikveld waardoor ik overwoog op te staan; een babbeltje was het laatste waar ik zin in had. Maar hij gedroeg zich zo kalm, zo alsof hij bij dit moment behoorde, dat ik aarzelde.
‘Waarom zo zorgelijk?’ was zijn openingszin, ‘U bent nog lang niet aan de beurt.’
Verrast draaide ik me naar hem toe, kende ik hem?
Hij hield mijn blik vast. ‘Vertrouwen hebben in eigen kracht …..’
Mijn verbazing nam toe. ‘Hoezo, ik bedoel, ik kèn U niet eens!.’
Hij lachte wat, ‘dat komt wel’ en verdween.
Zomaar, weg. Had ik even niet opgelet?
Irritatie overviel me; wat had zo’n wildvreemde vent me lastig te vallen. Interessante orakels te verzinnen, pfff, zo goedkoop. Een bleke jonge vrouw in haar eentje, allicht wekte dat het meeleven van uitslovers. Natuurlijk zag ik er zorgelijk en ziek uit, ik wàs ziek.
=
© Bertie/Bertjens
Zo doe je dat
Vandaag een krantenberichtje over potloodventerij in de omgeving.
Meteen schoot ik in de lach, niet om de dader, om het verhaal van iemand. Een paar jaar geleden.
Er waren al een enige weken klachten, het gonsde van geruchten over een gevaarlijke viezerik en de politie verzocht de mensen dringend aangifte te doen ingeval van confrontatie.
Uiteraard werd dit besproken bij de koffie. Men leek het te beschouwen als een zwaar seksueel misdrijf.
Een vrouw, rond de zestig, schudde haar hoofd. Ze had hem gezien zei ze.
‘Echt waar? Deed hij je niks?’
‘Bende gek, da durven zulke nie. Ik fietste over het bospaadje en daar stond’íe, mee z’n ding uut de boks.
Gaot naar huus, vuulik, riep ik en ben gewoon doorgereje. Geen last meer gehad.’
=
ps
de cartoon die ik wilde plaatsen werd afgewezen met deze tekst:
potloodventercartoon-stick-drawing-conceptual-illustration-260nw-1224305944.jpg
Tragisch versje
Een bijna-dode met verdriet
voelde zijn sterven als failliet
bij leven mocht zijn vrouw hem niet
en toen zijn lichaam hem verried
zong ze een vrolijk afscheidslied
als kennisgeving in een tweet
begeleid door de kanariepiet.
Die leed ook al geen verdriet
en zong een deun met de parkiet
twiettwiet twiettwiet.
—