Toen…

 Verplichting. Gebruik precies 300 woorden.
Gebruik het opdrachtwoord niet in het stukje maar zoek een vervangend woord of begrip.
Zie https://platoonline.wordpress.com/2023/02/07/een-nieuwe-we-300/

Verplichting.
(hoe ik aan de man kwam,  niet alles geloven)

Eens, lang geleden ontmoetten we elkaar, man en ik.
Toen waren we nog jongen-en-meisje en raakten zeer op elkaar gesteld.
Hij kon dansen als de beste en kreeg zelfs mijn houterige lijf aan het draaien.
Ook hield hij van kermissen. Verlegen als ik was kon hij mij mooi op sleeptouw nemen.
Hij at graag vis. Dat was handig, nu kon ik een harinkje eten zonder bang te hoeven zijn voor de lucht.
Zo geurden we samen voldaan op huis aan.
En natuurlijk bracht hij me netjes thuis, het kwam goed uit dat hij een brommer had.
Weliswaar niet de nieuwste, so what, liefde is blind, ik vond alles prachtig aan hem, ook die oude rammelkast.
liefdeart-1839006__340Zo verliefd werden we dat we elkaar de eerste weken dagelijk belden om voor de avond af te spreken.
Dat viel niet mee want we hadden toen alleen telefoon op het werk, ik op het kantoor waar ik zat, hij in de technische afdeling.
Daarvoor moesten we onze chefs vriendelijk aankijken of de koffieppauze gebruiken maar we hadden het ervoor over.
Uiteindelijk hoefde het niet meer, hij kwam gewoon zonder afspraak.
Mijn ouders bekeken ons met argwaan. Zijn moeder ook.
We trokken ons er niets van aan, ik merkte het niet eens.
Hij wel. Hij stelde voor te trouwen, een prachtidee!
We startten een spaarplan, inschrijving voor een huis, van die dingen.
Kochten af en toe iets onnuttigs, een deken, kop en schotel, paar boeken.
En toen, plotseling, was ik zwanger.
De moeders in alle staten.
Wij iets minder, ik was voornamelijk nieuwsgierig hoe dik ik zou worden en hoe hij als vader zou zijn.
Ik kocht een namenboekje en had het er druk mee.
Gelukkig had hij meer realitietszin.
Maakte werk van een woning, van inrichting, babyuitzet.
Hij wist wat hem te doen stond.
==

.

In de wolken. 1

Cirroca 1 001 - kopie
Donkere wolken verzamelden zich in een lege pek van het luchtruim.
Degenen die al aanwezig waren loerden met een schuin oog naar de nieuwkomers, stiekem controlerend of die niet zwarter waren dan zijzelf, krimpend jaloers op de allerdonkersten.
Deze behoorden tot de kanjers. Zij waren de Wolken aller Wolken en streden voortdurend om de eer wie het meeste water bevatte, de krachtigste bliksem produceerde of de knallendste donder liet horen. Wanneer de stentors onder hen hun machtige stem lieten rollen hielden de jonge wolkjes zich ademloosop de achtergrond en bedachten inwendig allerlei manieren om de aandacht te trekken van de grootheden.
Af en toe lukte dat, dan koos zo’n kanjer een schaapje uit om hem te vergezellen op verre tochten, soms verzamelde hij  hele clusters waarachter hij zich verschool om uit te rusten of om de aarde door een kiertje te beloeren op zoek naar een goede stortplaats.
Cirroca was een van die kleintjes, een donzig wattenpluksel met een krulletjeskrans die zilverig oplichtte in de zon. Zij was nog erg jong maar droomde al vroeg van een duistere loopbaan als Superstar die, laag aan het firmament staand, met dreigende zwartheid de mensheid zou imponeren. Zij leerde haar kern te behouden ondanks herhaaldelijk veranderende vormen, zodat ze tijdens het groeien een duistere inhoud zou krijgen. Ze wilde minstens eenmaal de triomf proeven van wat haar het summum leek van zaligheid:  zich volledig leegstorten op de aarde, hetzij door water, hetzij door onweer.
Begrijpelijk dat ze verliefd was op Cumulonus, een indrukwekkende donderaar, buitengewoon aantrekkelijk in zijn sombere hoedanigheid en die op zoek was naar geschikte medewolken met wie hij een samenwerkingsverband wilde aangaan. Ook hij had een droom, hij wilde in één klap een heel land bedonderen.
==

Stenen hart

‘In wezen ben ik keihard’  stelde ik eens.
Er werd op voorhoofden getikt.  ‘Blijf van mijn boeken af,’  blafte grote broer die de zin herkende.
‘In wezen ben ik keihard,’ legde ik een jongen uit met wie ik niet meer wilde dansen.Hij  had me gevraagd naar het waarom maar ik wilde niet zeggen dat hij me afstootte.

Later, toen we bijna onwerelds verliefd waren, meende ik aanstaande te moeten waarschuwen: ‘In wezen ben ik keihard.’  Maar wat gaf het, het betekende niets en wat dan nog, liefde was ook toen al blind.
Weer veel later zaten broer en zus hier te ginnegappen, vertelden echtgenoot dat ik vroeger al opschepte met dit zinnetje en vroegen hem of ik echt zo keihard was.
‘Och, het gaat wel..’
En dat vond ik pas echt  hard. Keihard.
Onlogisch, maar ja.
==

Tegenstellingen


‘Mooie kindertijd?  Het zou wat, arm waren we en de kleren gingen van broer op broer, ook de sokken met gaten
..
.-
Dat vond ik juist leuk, mooie petticoat van de ene zus, roze babydoll …

…haast nooit speelgoed, met sinterklaas,  een mikadootje of een plastic autootje….

een nieuwe pop was er altijd bij, en een boek of legpuzzel…

‘…de fietsen waren een ramp. We konden de banden er beter afhalen zo slecht waren ze…

…ik kreeg de Gazelle van de andere zus, glimmend gepoetst en een spiksplinternieuwe bel erop…

.en…  Je lacht me uit! Je gelooft me weer niet hè?

Proest. Jij  mij wel?
===
Het was een spelletje geworden, de eerste jaren.
Man mocht graag verhalen van zijn superarme jeugd in een Brabants plattelandsdorpje.
Ik overdreef graag met mijn moderne zussen uit Holland.
Flauw spelletje maar toch,  we beseften het zelf niet maar hadden ongeweten een manier gevonden om de verschillen uit te leggen en elkaar tegemoet te komen.
Verliefd zijn was zo gek nog niet.
-==

Stroomstootjes

Hoe breng je ze onder woorden, de momenten waarin je iemand ziet, tegenkomt, treft,  waarin onverwachts aantrekkingskracht opgloeit die wederzijds is, zomaar, soms niet meer dan een nanoseconde?
Precies uitleggen valt niet mee maar
het zijn sterke ogenblikken, ze blijven lang leven.
Ik koesterde ze voor mezelf, ervan uitgaande dat het iets van mij was. Een exclusieve ervaring.
Tot ik naar echtgenoot luisterde bij een gesprek in zijn laatste goede jaar.
‘Weet je wel,’  bekende hij, ‘dat ik een keer verliefd werd op iemand anders?
Ik kon er niets aan doen maar het gebeurde. Ze keek me aan en ik was verkocht.
Toen liep ze door.’
==

Over vrijheid van bloggen

Moet een verhaal of vers per se een persoonlijke betekenis hebben?
Nee hoor, een uiting van simpele zonnewarmte of een sinterklaasrijm kan ook.
Evenmin hoeft het over je omgeving te gaan, als blogger kun je de meest baarlijke nonsens opschrijven.
Over een biggetje dat uitgroeide tot zeeleeuw, je weet maar nooit welke verliefde kolder zijn moeder in haar kop kreeg.
Over de pech van mensen die het leven lieten bij de crash van een UFO waarvan de captain dacht dat de lokale ijsbaan een landingsplaats was voor ruimteschepen, in de Melkweg denken ze nu eenmaal anders dan wij.
Over hilarische avonturen van de goudvis die zijn krappe kom spuugzat was en een wereldreis begon in de sloot maar niet wist dat daar snelwerkend vergif in zat en plotseling plastic vingers en tenen aan zijn vinnen en staart kreeg zodat hij op het droge kon klimmen maar voor elke ademteug een duik moest nemen want de gifmenger had vergeten longen in te bouwen enzovoorts.
Niets persoonlijks.

Toevallig maakte ik vandaag zelf iets vreemds mee.
Ik stapte naar buiten, een windvlaag greep me en woei me in één ruk de stoep over en zette me netjes voor de schuurdeur neer.
Nu ben ik al ruim een week geleden gestopt met de avondextra’s, kaas en worst en broodjes ham en zo, en het scheelt anderhalf gaatje in de riem maar wie verwacht dit nou?
Het ìs dat ik er zelf bij was, ik zou het niet geloofd hebben.
==

Geen woorden vinden

Ken je dat?
Een idee voor een nieuw verhaal hebben en het niet voor elkaar krijgen?
Hoe vaak je ook begint, het is niet in de juiste woorden te vangen.
Humor verzandt, de sensatie is lauw, het drama stelt niets voor.
Dan zit er maar één ding op: stoppen en iets anders doen.
Zo verstandig ben ik meestal niet, .
Ik blijf krabbelen en deleten.
Deze keer is het plan een sprookje in een verhaal te passen, of er omheen te schrijven.

Het gaat over een verliefd meisje dat door haar vader wordt opgesloten in een kamer met een dakkapelletje bij gebrek aan een toren en dat zij haar korte kapsel betreurt en zodoende de vrijer niet met haar haren op kan hijsen. Ze is verliefd op hem en verslaafd aan Grimm
De vrijer interesseert zich geen barst voor verhaaltjes, hij is op zoek naar haar kamer. Het huis heeft er twintig waarvan vijftien met een dakkapel die allemaal zijn geblindeerd en waarin nooit licht brandt. Hoe moet hij haar vinden? Hij gooit steentjes tegen elk raam, klinkers, tenslotte neemt hij stoeptegels. Echter, de vader hoort het, stormt naar buiten, vangt per ongeluk een tegel op met zijn voorhoofd waarna hij terneer valt, verpletterd en morsdood.
Nu kan de vrijer naar binnen. Helaas wordt hij tegengehouden door verborgen elektrisch draadwerk dat hem insnoert, hij graait woest om zich heen, het draad vliegt vonkend de gordijnen in.
Ach en wee, waar zitten de goede feeën nu? Aan hun wijn te sippen?
Uiteindelijk staat het huis in de fik, meisje wordt warm en gilt, vrijer zit vast en krijst, vlammen knetteren vurig.

Zoiets moest het worden maar het hoeft niet meer. Alles is al gezegd.
Alleen de moraal ontbreekt.
Die moet ik nog bedenken.
==

Flirtles

Het doelwit zogenaamd toevallig aankijken, één oog een beetje dichtknijpen, wenkbrauw lichtjes optrekken.
Weglopen, vluchtig over de schouder loeren.
Nietszeggend rondkijken, ogen even laten rusten op de begeerde persoon, eventueel met beide wenkbrauwen iets omhoog.
Langs hem slenteren met bungelende tas –een verontschuldigend sorry-

Eindeloos was de hoeveelheid maniertjes die klasgenootjes elkaar leerden
En allemaal even spannend.
Sommige jongens deden mee, anderen hadden niets in de gaten.
Meestal had je de lessen niet nodig. Verliefdheid wees zichzelf.
Later denk je: wat waren we kinderachtig.
Nog later denk je: het was eigenlijk best een leuk spel.

Tekening van Pixabay.

Aarden. Of niet?

Wat doet sommige mensen zo sterk hechten aan hun geboortegrond?
Oké, ze hebben er meestal hun jeugd doorgebracht, school gelopen, zijn er verliefd en volwassen geworden. Maar dat zijn belevingen die je niet meer terug vindt.
Toch willen ze per se in hun eigen gemeente trouwen en wonen of er, in latere jaren, hun oude dag doorbrengen. Terug naar hun roots, heet het dan.
Zelfs van emigranten ken ik er die hun nieuwe huis en tuin zoveel mogelijk modelleerden naar die in hun moederland want dan voelden ze zich ‘thuis’.
Is het het landschap? De omgeving? Het dialect? Traditie (mijn achteroveropoe is hier nog geboren)?
Alle antwoorden zijn goed tot je ze weerlegt. Behalve de laatste zijn eigenschappen van de overige argumenten overal te vinden, zeker in eigen land.
Wat speelt er dan mee?
Ik denk dat het iets eigens is, iets onbenoembaars, een gevoel, te vergelijken met de pannenkoeken-van-je-moeder, en dat de ene mens dat makkelijker achter zich laat dan de andere. Ik roep maar wat want het is moeilijk te beoordelen.
Een vroegere vrijer kwam uit Rotterdam en zou nooit, NOOIT van zijn leven in Amsterdam gaan wonen. Van een Amsterdamse zwager hoorden we precies hetzelfde maar dan andersom. Tja, wat konden we daar op zeggen. We begrepen het niet.
Zelf ben ik Zaanse en op mijn veertiende in Oost-Brabant neergezet.
Het is niet onaardig gelukt: ik sloeg aan.

 

Uit de 120 woordenserie

Liefde na de dood

Daar ligt hij.
Het lekkere ding dat ik zo graag wilde hebben maar nooit kreeg.
Te tuttig was ik, te braaf. Op afstand genoot ik van rapsongs en scooters maar nam, door onaantrekkelijkheid gedwongen, genoegen met de jongen die de kerkboeken doorgaf.
Een keurige man en saai, zo saai.
Kregel werd ik van hem tot hij gisteravond een hersenbloeding kreeg. Pas vijfendertig. Toch nog een vlotte, dacht ik
Nu kan ik van hem maken wat ik wil.
Minutieus scheer ik zijn haar tot de gewenste stekels, plak een blackeye in zijn nek.
Vervorm zijn wenkbrauwen en teken een pikzwarte gevoelslijn onder zijn ogen.
Ik bekijkt mijn werkstuk en lach, blij.
De ware. Eindelijk.

©Bertie