Bijbelcitaat, praktische toepassing.

‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven.’
De spreker behoeft geen uitleg, Joh. 14:6.

Deze punten lijken me me handig in de praktijk. Verdwalen en vergissen zijn mijn beste eigenschappen en het bestaan is bij tijden uitgesproken duf.
Gelukkig kwam ik laatst onderstaand reclamebord tegen, met een uitstekend advies.
Het is niet precies bijbels.
Geeft niet, we leven maar één keer.

weg palm-sunday-5009430__340

We leven in een klein wereldje..

…de meesten van ons. Verre vakanties veranderen daar niet veel aan. Na een paar dagen weer op honk te zijn ebt de interesse  voor andere culturen weg zo die er al was.
Nieuwsberichten bieden meer.
Welke media iemand bekijkt, leest of beluistert maakt in wezen weinig verschil in zoverre dat er aandacht is voor de buitenwereld.
Op welke aspecten van die wereld men deze aandacht richt verschilt nogal. Grofweg is de interesse verdeeld in afkeur en acceptatie van vreemden. Met allerlei variaties, mitsen en maren waarin beide groepen gelijk en ongelijk hebben.
Dat is ieders goed recht. Soms raakt het je, soms goed voor discussies.
mediasocial-media-5187243__340
Er gebeuren vreselijkheden als nu in de Oekraïne. Vriend en vijand  van elke richting keurt oorlog af, of ze pro Poetin zijn dan wel achter Zelensky staan.
De ellende is inderdaad niet om aan te zien maar het wringt dat we (meestal) niet dat medeleven tonen bij oorlogsbeelden vanuit het Midden-Oosten en Afrika. (Lees erover en je krijgt grip op de afschuwelijke dingen  daar). Veelzeggend is ook dat omringende landen van de Oekraïne zich over hun buren ontfermen maar moslimvluchtelingen afwezen en kleurlingen nog steeds. En dat er in een Nederlandse plaats een paar vragen waren ‘of die kleurlingen wel bij Oekraïners hoorden?
Ze werden gerustgesteld: ‘ook daar wonen gekleurde mensen, we letten op.’
Tja.
Die grote boze buitenwereld is dichterbij dan je denkt.
==

Uitzicht

Iets vrolijks wilde ik.
Tja.
Hoe vind je dat, waar moet je zoeken of kom je het vanzelf tegen, helpt een boek, muziek, waar is die lollige buurkat nou…
Bij de (oeroude) foto’s vond ik iets wat niet direct vrolijk maakte maar wel blij, door -alweer- herinneringen.
We zagen deze jonge bul, drie stuks, pal voor het huis waar we toen woonden. Jaren ’60. Ze begraasden de dijk langs de Maas. De eigenaar was enorm trots op ze, ze waren bestemd voor Argentinië en hij kwam elke dag zijn kapitaal bekijken. Hij hield van ze, zo leek het en misschien deed hij dat echt.
De beesten waren ontzagwekkend, ik begreep niet dat ze zich lieten tegenhouden door een prikkeldraadje en was een beetje huiverig, ze zouden zomaar de weg kunnen oversteken en onze ramen rammen. Lach maar, groot als ze waren zou het ze lukken.
stierkatwijk - kopie
Je ziet ook dat we een mooi uitzicht op de Maas hadden.
Vrachtscheepvaart, pont, aan de overkant ligt Mook, daar achter en hoger was Groesbeek, wakker worden en uit het raam kijken voelde als vakantie. Afkomstig zijnde uit het platte NH, je snapt het verschil.
Niets vrolijk dus, wel leuk.
Als je van stieren houdt.
=

Vakantiespinsels

Uitzicht vanaf de TourmaletDSC00872
Hoewel ik de vakanties niet echt mis denk ik er wel graag aan terug. Soms probeer ik een verhaal te verzinnen en te laten spelen in de verschillende plaatsen.
Deze berg bijvoorbeeld en de rit er naar toe zou een spannende achtergrond zijn voor achtervolging, of voor een chagrijnige taxichauffeur met hoogtevrees en wat dacht je van een oude LSD-er die ten hemel dacht te varen en met wijdgestrekte armen de berg opliep? Gieren die in dichte zwermen afwachten, verlekkerd,  al zijn het in werkelijkheid adelaars.
Het komt er niet van, van die verhalen.
Enkel de gedachte houdt me bezig en dat is al een aardige vervanging voor vakantie.
Dit fotootje (ik weet het, niet best maar ik heb geen andere) is genomen in de Pyreneeën, gezien vanaf de Tourmalet.
Waar we eens twee gezelschappen troffen met elk een vervelende hond die doorlopend naar elkaar blaften en jankten en niemands boze blikken opvingen want daar trekt een hond zich niets van aan. We waren blij dat ze opdonderden met hun Fikkies.
Een waar gebeurd miniverhaaltje uit 2008.
Je zou het zelf niet kunnen verzinnen.
==

Water en zo

Ruw geschat heb ik de halve watervoorraad van de provincie opgedronken.
Van Earth Overshoot Day  was ik me niet bewust, ik heb er een paar weken over gedaan.
Was lekker.
De achtertuin heb ik ook zijn dorst gelest.
Voor het eerst in de tropische dagen heb ik extra gesproeid, beter gezegd, de tuinslang op de grond gelegd en het water een poos laten lopen.
Van die dingen in droge tijden.

Op het ogenblik is het windstil, zacht, aangenaam.
Ik ga buiten zitten, dacht ik, en deze keer met een glas wijn, luisteren naar die typische buurtgeluiden die een zomeravond zo zoetjes maken. Zacht gebabbel, ploppende bierdoppen, ijsblokjesgetinkel. Sfeer.
Ik hoorde niets.
Zijn ze links en rechts op vakantie.
==

Vakantie of niet


Vanavond informatie gevraagd en gekregen over een bepaalde reis.
Dat viel positief uit. Uiteraard.
Reis, accommodatie, omgeving, dagbesteding, begeleiding, gidsen, eenpersoonskamer voor een redelijke meerprijs, alles is voorbeeldig en op de prijs valt niets af te dingen.
Hier denk ik over na.
Afgezien van logeerpartijen in Frankrijk ben ik niet meer op vakantie geweest zonder echtgenoot. Meestal gingen we zonder plan ergens naar toe.
Een lachertje: hij wilde alleen maar naar de Moezel of de Ardennen.
In die gebieden kun je altijd zonder te reserveren een onderkomen vinden. Makkelijk zat.

Een verzorgde trip is dus dubbel nieuw.
Ik dub.
En kan het niet helpen dat ik man’s gezicht voor me zie.
Met een gids mee? Verplicht museumbezoek? Gezellig strand? Jij??’
Tja.
Hij kan niet weten dat tijden veranderen en mijn leeftijd ook.
Ik dub nog steeds.
==

Later als ik groot ben…

…hoef ik nooit meer school, niet naar pa en moe te luisteren, kan ik eten wat ik lekker vind en ga ik werken en rijk worden en neem ik een man en 1 kind en gaan we op vakantie met de auto en alle dagen naar zee en hoef ik nooit meer boodschappen te doen en we kopen een heel groot huis en een horloge en krijg ik krullen en dikke benen en een extra luie stoel…
…waar ik nu in zit met een bord eten wat ik lekker vind.
Met de krullen kwam het ook goed.
==

 

Vakantietuin

De tuin, daar hadden we al een poosje niet meer naar omgekeken.
Tot ik die ochtend -ik lag nog in bed-  een kreet hoorde:
0eoeoeoewahoeoeoeoewaahaa…aaaaa..aaaaaaaaahhh….
Ik schoot overeind, ‘hoorde je dat?’ Man sliep door.
Door het raam was niet veel te zien in de vroege schemer, er was alleen een hoop geritsel.
Het waait zeker, dacht ik. Het zal een uil geweest zijn, een schorre.
Net wilde ik weer het bed in of er klonk een vreemd gesnater.
Hù?  Nog meer geritsel;  wat raar.
Weer vroeg ik manlief, vergeefs.
In mijn eentje sloop ik naar beneden en deed voorzichtig de achterdeur open.
Wat ik zag? Je zult het niet geloven.
Boven op het vogelhuisje zat Tarzan, met Jane op zijn knieën.
Aan het hoogste druivenrek hing Cheetah, hij gaf net een nieuwe krijs ten beste voor Boy  die van de druiven snoepte.
Verbijsterd staarde ik naar dit tafereel dat nog vreemder leek door het grauwe ochtendlicht.
Als een absurdistisch toneelstuk.
Tarzan werd zich bewust van mijn gestaar en ook van de ramen die hier en daar geopend werden.
‘Niets aan de hand,’ riep hij ‘we waren aan vakantie toe.’
‘Ja,’ viel Jane in,  ‘al die jaren in een jungle, zo vervelend op de duur.’
‘Maar hoe komen jullie dan hier, over de oceaan en zo?’ klonk het uit een van de ramen.
‘Gewoon, flink aan een liaan slingeren. Die hebben we altijd bij ons, weet U. En verder goed rondkijken tot je hoog groen ziet’.
Hij wees in het rond.
‘Dit is een heel mooi bosje om uit te rusten, brandnetels, druiven, vogelboompje. Nu nog een onderkomen. We zoeken verder. Doei.’
Hij trok Jane over zijn schouder en riep Cheetah en Boy.
Ze wierpen hun lianen uit; lenig slingerden ze zich de lucht in. Boven het dak van de kerk zag ik ze voor het laatst, Jane zwaaide nog.  Vaag klonk hun oeoeoeaa-geroep.
Ik stond paf. Blij met brandnetels…
Terug in bed werd manlief wakker. ‘Wattizzutvandaag?’
‘Zaterdag, een mooie dag om de tuin op te knappen.’
‘Hè bah,  zullen we een geit huren.  Ik ken iemand die…’
Ik hield me slapend.

Wonen tussen bergen? Nee…

Een kennisje gaat binnenkort naar Zwitserland. Ze verheugt zich enorm , vertelt van de Alpenpracht en barre spitse hoogtes die ze uitbundig fotografeert, kortom, ze houdt van de bergen en verblijft er de hele zomer. Ze wil rondkijken naar de mogelijkheid voor een vast verblijf.
Ik luister, zou een paar weken mee willen, aangetrokken door haar enthousiasme.
Maar voor vast?
Duitsland komt me voor de geest, Moezel, Eiffel.
Luxemburg, Ardennen.
Ierland, Ring of Kerry
Frankrijk, het zuiden, Pyreneën.
‘Berg’plaatsen waar we schitterende vakanties hadden.
Toch miste ik het vèr-kijken. Wanneer we wandelden hoopte ik na elke bocht op een vergezicht maar in dat geval was de view altijd beperkt. Hoe mooi ook – een dal, rivier, pittoreske dorpjes- daarachter was de horizon steevast verdekt achter nog meer bergen. Het deed iets met me, ik voelde me tegengehouden, zoveel zelfs dat ik me afvroeg of de bewoners een beperkt wereldbeeld zouden hebben door gebrek aan uitzicht.
Onzin natuurlijk.
Ik ben gewoon een plattelandsmens in de meest letterlijke betekenis. 
Begrijp waarom mijn vader hield van de polders waar hij vaak fietste;  het was het eindeloze zicht, nergens gehinderd door iets anders dan silhouetjes van dorpen.
Daar was geen verdektheid, je kon kijken tot in het oneindige.
Misschien nog steeds.

Nee,
tussen bergen zou ik liever niet wonen, niet voor altijd.

Weekendbegin

Het was vrijdagavond, een paar jaar geleden
De thermostaat was niet goed afgesteld en we staarden suffig want te warm naar de tv, verkoelend biertje in de hand.  Zweterige kaas op een plankje tussen ons in.
We namen een slok. En nog een. Zo sukkelden we soezerig door de avond.
Plots werd er luid geklopt. Geschrokken keek ik op, rende naar de gordijnen en trok ze open. Er stond iemand buiten, een man. Hij wees naar de voordeur.
Ik maakte open, ‘de bel deed het niet’, zei hij,  liep naar binnen en ging in mijn stoel zitten.
‘Lekker’, zei hij terwijl hij zijn voeten op tafel legde en nam een kaasje.
‘Kom, de stoel is breed genoeg’. Ik zette me naast hem;  hij sloeg zijn arm om me heen waarop ik verzaligd tegen hem aanleunde. ‘Hemels’, mompelde ik, ‘net vakantie’.
‘Dat is het ook.’ Er verscheen een vaag zonnig beeld met nog vagere muziek,  hij stond op, danste en sprong,  hoog, hoger, ik reikte naar hem maar hij verdween.
Ik ook, naar de echte wereld waar ik nog steeds het geklop hoorde.
Verdwaasd keek ik op, het glas scheef in de hand.
‘Vervelend, die verbouwing bij de buren,’  ontevreden keek echtgenoot me aan, ‘en jij slaapt overal doorheen…’