Knippend aan de druiven viel er iets op mijn haar.
In paniek gooide ik de snoeischaar neer en veegde over mijn hoofd. Wat het ook was, het viel in mijn nek.
Nog meer paniek, rennen naar binnen, bloes uit, wapperen en trok hem weer aan.
Ziezo.
Maar het was niet goed.
Hoe kan dat nou? Ik keek over mijn schouder en krabde aan mijn rug, er zat nog steeds wat, ik voelde iets trekken.
Opnieuw naar de spiegel, bloes uit en
..zag dat ik hem achterstevoren had aangetrokken. Knopen op de rug, krap in de mouwen.
=
Waarom die overdreven paniek?
Elke zomer zitten er oorwurmen in de druiven, daar ben ik vreselijk bang van. Absurd bang.
Dus je begrijpt…
==
spiegel
Wat heet gewoon?
Nog een probeersel om iets normaals te schrijven.
–
Veel mensen hebben wel iets wat ongewoon is, beter gezegd: wat ze zelf apart vinden. Ze denken dat ze anders zijn, vooral pubers. (ik dacht toen dat ik er raar uitzag en bleek met velen te zijn).
Wanneer je meer mensen leert kennen ontdek je eigenschappen of gewoontes die je niet verwacht.
Volwassen mensen spelen met poppen, zingen complete aria’s voor de spiegel, imiteren serieus beroemdheden, doen aan travestie (dit meestal in het geheim), ontpoppen zich als de meest onverwachte figuren en verzamelaars van iets nieuws, van molshopen tot driepotige kikkers of wat dan ook.
Komisch was dit, zelf gezien:
iemand veegde regelmatig de stoeptegels nauwkeurig tot de voeg naast de buren, ging te bezem eroverheen strooide hij wat vuil terug.
Later leerde ik dat al die dingen niet bijzonder waren, het was heel gewoon dat mensen iets anders wilden dan de geijkte liefhebberijen. Zich ergens mee onderscheiden. Toe te juichen zelfs, het maakt gelukkig.
Gewoon goed.
==
Snipperdag
Rond acht uur ontwaakte ze met knipperende wimpers en gaapte een langdurige geeuw, zette zich daarna sierlijk rechtop.
Traag werkte ze zich naar de rand van haar bed en tastte naar een roze muiltje.
Peinzend keek ze naar haar andere been en liet het ten slotte naast het eerste glijden. Bedachtzaam schoof ze de voet in ’n eender muiltje.
Nu was ze echt wakker.
Ze ging staan en werkte zich traag door de ochtendrituelen, af en toe stoppend om een blik te werpen op het raam, de deur, of een ander object en soms bleef ze zelfs onbeweeglijk enige minuten in dezelfde houding staan, starend naar niets.
Om een uur of tien was ze voldoende gesoigneerd om te ontbijten.
Ruisend in haar ochtendjapon liep ze naar de keuken; ze pauzeerde in de hal waar ze zich geruime tijd bij een bloemstuk (‘van Anthony, with love) ophield.
Met fraai geloken ogen snoof ze de geur op en glimlachte met dezelfde love in haar glanzende kijkers.
Aan de eetbar genoot ze elegant en onzichtbaar kauwend van sinaasappelsap en vetarme frutsels.
Ze onderbrak de maaltijd herhaaldelijk om minutenlang betekenisvol in de spiegel te kijken. En naar haar telefoon alsof ze een spannend bericht verwachtte.
Haar ogen vulden zich met charmante tranen toen ze aan hun laatste ruzie dacht. Waarom had hij het gedaan, vroeg ze zich af, waarom had hij haar belogen? Geruime tijd hield ze deze gedachte vast en bleven haar ogen glinsteren, evenwel zonder over te lopen. Zacht snuffend bette ze voorzichtig de mascara
De rest van de ochtend besteedde ze aan het opruimen van ontbijtresten.
En almaar bleef Anthony door haar hoofd spoken, ze zag telkens flitsen van hem voor haar geestesoog dat werkte als een camera.
–
Zij en Anthony, ze waren beiden workaholics.
Ze werkten zelfs in hun vrije tijd.
Ze waren soap-acteurs.
Bertie. ©
Dingen die vergaan
Er moet dringend een printer komen. De oude scant alleen nog maar.
En huissloffen, ik krijg een kouwe rechter grote teen door het gat in de oude pantoffels.
Badkamerspiegel.
Misschien ook een cv ketel, de huidige doet het nog, niemand weet hoe lang. Ook de installateur niet.
En net nadat er een nieuwe keukenkraan is geïnstalleerd.
Dat krijg je na een zeker aantal jaren: alles verslijt en bij voorkeur alles tegelijk.
–
Mistroostig bekijk ik mijn financiën. Lopende rekening. Buffertje. Leeg geldkistje.
Ik hoef niet te klagen maar het gaat me aan het hart, heb je een leuk streefbedrag bereikt, moet er weer een boel af.
Net wilde ik een potje vloeken toen de magere jaren in gedachten kwamen.
Gezin, scholen, clubs, fietsen, kinderkleren die op een slijpsteen stonden, auto, welke hypotheek en wat met de geplande verbouwing, je begrijpt achteraf niet dat het in orde kwam. Het zal de leeftijd zijn, als je jong bent lijk je van elastiek.
Het helpt, ik besef dat ik zeur.
Mocht ik echt verhongeren organiseer ik een een actie onder de volgers:
‘Houd Bertjens Aan Het Eten.’
ps
Dat lege geldkistje heeft nergens iets mee te maken, het staat geopend op de keukentafel, voor eventuele inbrekers.
Dat ze zien dat hier niets te halen valt.
==
‘Het werd Licht’
Vorige week viel het me op dat de zon niet alleen heet was maar ook schel. Of fel.
Net als de televisie, ik kon het beeld niet verzachten. Het kwam natuurlijk door het geopereerde oog, dat was nog gevoelig voor licht, nam ik aan. Dat ik er last van had maakte de spiegel duidelijk, ik zag er niet florissant uit, beetje lijdzaam. Beetje heel erg zelfs.
Toen drong het tot me door: het oog is wel degelijk verbeterd, nu zie ik pas hoe de wereld rondom eruitziet. Verbazingwekkend zo helder als alles nu is, net een cadeautje.
De dahlia’s zijn rooier, de druiven mooier, dorre planten dooier. Ha, het maakt me bijna dichter.🙄
De keerzijde echter…..
Wat ik voor gezellige krullen aanzag blijkt een warrig zoodje pieken.
Ik ben niet bleek/bruin maar zie er regelrecht akelig uit. Spooky.
Het huis valt mee, de spullen ook, leve stofzuiger, was- en vaatwasmachine.
Jammer dat echtgenoot er niet meer is, dit zou humor geweest zijn.
Ik hóór het hem al zeggen: ‘Je weet zelf niet wat een mooie bejaarde je bent.’
Flauw voor een buitenstaander, troostend voor onszelf.
Nu lach ik in gedachten terwijl ik naar antirimpelcreme zoek.
==
Tachtig plus
Al poetsende kwam ik in de badkamer.
Daar zag ik dat de wastafelspiegel achterstevoren zat. Ik wilde hem al uit de klemmen halen en terughangen maar stopte.
Beter eerst vragen.
‘Die spiegel zit verkeerd om, zal ik hem terugdraaien?’
Ze wuifde afwerend. ‘Alsjeblieft niet.’
Later miste ik het keukenspiegelje. En het kannetje met bruinsel waarin ze haar kam doopte.
Er begon me iets te dagen.
Bij de koffie vroeg ik het op de man af, ze gaf rechtstreek antwoord.
‘Ik wil die lelijke kop niet meer zien.’
‘???Maar…’
‘Nee, dring niet aan.’
Ik vroeg alleen nog ‘Vindt U het echt zo erg om ouder te worden?’
Ze knikte slechts.
Even later: ‘Ik vind het vreselijk.’
Ik kon alleen maar haar hand pakken.
–
Niet verzonnen.
==
Meisje voor spiegel
Turend, haar blik op vol vermogen, speurt ze de huid van wangen, neus en kin af.
Alleen maar gladde huid. Geen puistje te zien, denkt ze tevreden.
Ze veegt een lok naar links, drapeert hem over het oor, schudt hem weer terug.
Als ze die ene krul achterover kamt, zou dat niet beter staan? Mmmm, nee….
Eigenlijk heel stom zelfs.
Ze brengt beide handen achter haar hoofd en tilt het haar op.
Dan draait ze haar hoofd iets naar rechts en omlaag; probeert een schuine blik omhoog. Tuitmondje erbij.
Jé, niet slecht, net een model, zal je die meiden moeten zien kijken.
Met één hand de haren vasthoudend probeert ze een selfie te maken van haar spiegelbeeld. Verdomd lastig, maar het resultaat is goed genoeg om op te slaan.
Nu de andere kant; haar rechterprofiel mag er ook zijn.
Ze oefent met haar wenkbrauwen. Vragend? Of toch maar verwonderd kijken, met grotere ogen? En de wangen ingezogen, gos wat een interessante kop is dit. Misschien uitproberen bij die lesbo van Duits? Lachen.
O ja, nog een strenge blik oefenen. Morgenmiddag komt die nieuwe voor biologie, een hunk maar wel serieus.
Ze fronst licht haar wenkbrauwen en trekt een strakke mond.
Ja, precies goed, hier móet hij voor vallen.
—
Ingesponnen door ijdelheid hoort ze niet de deur opengaan.
De moeder, een treurige puntenlijst in haar hand, kijkt naar de dochter die naar zichzelf kijkt.
Moedeloos haalt ze de schouders op.
Hier helpt geen gepreek.
©Bertjens/Bertie
Haast
Al zo laat? Vlugvlug. Tas, alles erin? Knip, pasjes, gsm, tabletje, sleutels, adres, kauwgum.
Ik ga. Deur op slot.
Het keukenraam weerspiegelt en ik schrik.
O god, bijna het belangrijkste vergeten. Terug.
Blindelings pak ik potloodje rood, een zwart en bruin voor ogen.
Borstel de haren, opduwen.
Pffff hoe laat ist? Nog op tijd.
Opgelucht check ik, nu in de grote spiegel. Het kan nog.
Hè?? Watsienik? Het spook van de opera…….
—
Het is me eerder overkomen, toen merkte ik pas bij de winkel dat ik rode oogleden en bruine lippen had.. Nog net voor ik binnenstapte kon ik het wegpoetsen met een zakdoek.
Daar hebben we vaak om gelachen, zo’n dom gedoe.
Over hardleers gesproken.
==
U bent…?
Vanmorgen maakte ik het weer mee, iemand lachte naar me en ik wist niet wie het was, hij kwam me hooguit bekend voor.
Ik keek hem vragend aan, hij haalde zijn schouders op en liep door. Ik erachteraan, het zal me niet weer gebeuren dat ik voor verwaand versleten wordt, dacht ik.
‘Sorry hoor, ik kan er niets aan doen, ik heb een slecht geheugen voor gezichten.’
Hij stopte, legde uit wie hij was en ik wist het weer. ‘O jaaaa….’
Het is een rare eigenschap, enkele gezichten onthoud ik wel maar de meeste pas nadat ik ze ettelijke malen gezien heb. Ik dacht dat het vaker voorkwam, toch word ik er soms op aangesproken.
Van de gezinsfoto’s zijn er verschillende waar ik ook opsta, daar herken ik me niet in. Ze hebben het me moeten aanwijzen..
Als kind keek in alle winkelruiten hetgeen voor ijdelheid werd aangezien maar louter nieuwsgierigheid was naar mezelf, dat was telkens een verrassing. Niet altijd een blije Bovendien zei ik het liever niet hardop, bang dat het gek was.
Over de schoolfoto’s zei ik ook nooit wat. Ik zag de kleren die ik aanhad en herkende broer. Het was duidelijk wie het meisje was. Blijkbaar had ik de meeste moeite met mezelf. (Nee, aan Freud doe ik niet).
Het is niet ernstig, niet zo erg als de echte Prosopagnosie
In de spiegel zie ik meestal wie ik ben, eigen man en kinderen herken ik uit duizenden en familie herken ik zodra ik ze zie, dus dat valt wel mee.
Dat het hoogstens een rare indruk maakt zag ik toen ik thuiskwam en bij de nieuwe buren -met wie ik vorige week had kennisgemaakt- een jonge man op het tuinpad zag staan.
‘Goedemiddag, hoort U ook bij de nieuwelingen… oh, je bent de buurman zèlf… ik zie het al. Sorry.’
Hij lachte maar wat.
—
Ongewenst bezoek
Op de markt liep ik een dame tegen het lijf aan wie ik een grote hekel heb. Beleefdheidshalve bleef ik staan bij het ‘Hallooo, hoe gáát het met je.’
Het praatje eindigde met ‘vandaag of morgen kom ik efkes an.’
‘Ik ben nooit thuis’ zei ik gauw.
Later, bij de koffie, bedacht ik dat het echt iets voor haar was om met etenstijd binnen te vallen en hongerig naar het brood te kijken. Ik deed er beter aan de poort op slot te houden.
–
Te goed herinner ik me de keer dat een irritant echtpaar op de stoep stond en ik niet opendeed. Na drie maal bellen hoorde ik ze weglopen, ze gingen achterom.
Ik vloog naar het keukenraam, trok de gordijnen dicht en draaide de deur op slot.
O god, de gordijnen sloten niet aan en ik hoorde de poort al.
In paniek dook ik naar de grond waar ik onder het raam ging liggen, strak tegen de muur.
Net op tijd. Ze rammelden aan de deur, scharrelden bij het raam, murmelden. Gesmiespel. Weer stilte. Een harde tik, voetstappen en de poort die met een knal werd dichtgegooid.
Ik bevroor.
De spiegel, ik had niet aan de spiegel gedacht. Die hing tegenover het raam en de plek waar ik lag. Als ze naar binnen keken moeten ze me hebben gezien. Een klassieke spotprent.
Toch beschaamd kroop ik overeind en was naderhand opgelucht te merken dat ze me niet zagen. Of het niet wilden zeggen. Dat kan ook.
Nu deze dame nog weg zien te houden.
Of zal ik een fort bouwen?
–