‘Bijna tien uur, zullen we?’
Ze knikt. ‘Bijna, de koffie nog.’ Ze heeft het nodig, koffie sterkt en houdt wakker.
Hij legt de spullen klaar. Infraroodkijker en heupfles met rum.
Na de laatste slok kleden ze zich om, elkaar helpend met laarzen en dichte jassen, wollen mutsen over de oren. Ze pakken elkaars hand.
In gelijke pas stappen ze. ‘Zo fijn dat we dit nog kunnen, fluistert hij.
Ze antwoordt met een kneepje.
Op een goede plek laten ze zich zakken.
Ze kijken het duister in, hopen op gevaarlijk wild.
En ja.
‘Zie je dat? Best een groot beest,’ huivert ze.
‘Nou! Mooi ook. En daar, kijk daar eens, is dat een …. jeeee… het is een panter. Die ogen… ‘
‘Ssssst…’
Ze kijken, vergeten de infrarood, talen niet naar de rum.
Na verloop van tijd rekt hij zich uit, hij kraakt een beetje.’We moeten gaan. ‘Je rug?’ ‘Ja…’
Ze gaapt. ‘We zullen weer lekker slapen’.
Voorzichtig staan ze, leggen kijker en rum weg voor morgen.
Reiken naar de knop.
Het scherm gaat op zwart.
=
Tag: ogen
Doe het zelf
Tot nog toe zijn mijn haren kort genoeg.
Ik hoef alleen de pony bij te punten.
Hoelang ze het volhouden weet ik niet, dat hangt van hun stemming af.
Af en toe hangen ze tobberig langs de oren, niets van wat ik ze aanbied helpt in dat geval.
Strikje? Nee… Speldje? Bah… Nieuw kleurtje? Getsie..
Ik ben volkomen afhankelijk van hun humeur en dat valt of staat met het weer. Regen, mist, beetje luchtvochtigheid is voldoende en ze krullen op van plezier.
De eigenzinnigen.
–
Met de voeten is het anders gesteld.
Gedwee laten ze zich in een badje zetten, bruisen, schuren, nagels bijwerken en tenslotte crempies aansmeren. Dan vinden ze allemaal best, ik merk hun opgewektheid bij het lopen. Het veert.
De lieverds.
–
Alleen de ogen, die wachten op nieuwe lenzen waaraan ik ze niet kan helpen.
Natuurlijk zijn een paar glaasjes vlug uit de verrekijker gehaald maar daar heb ik niets aan, ik kan mezelf niet opereren. Botte messen, te lage tafel, geen verdovend middel…
De zielepoten.
Eind mei wil de arts er aan beginnen, ik help het hem hopen.
==
Hallo, de ogen doen het weer
Schermkijken is weer draaglijk dankzij een paar liter druppels.
Mooi, dacht ik, puzzels printen, bloggen, googlen, legpuzzeltje maken, het internetleven heeft weer zin.
Blij stortte ik me vanavond vroeg op de laptop. Als eerste de sudoku printen. Goed begin: papier liep vast.
Handleiding gezocht, instructiefilmpje bekeken. Had ik niets aan, het papier liet zich niet pakken. Dus probeerde ik het broodmes, daarna de kaasschaaf, taartmes, pincet, bedoeld om het papier aan te duwen dan wel los te trekken maar niets hielp.
Mijn ogen traanden opnieuw, nu van drift. Als ik niet zo, eh, verstandig was had ik de printer uiteindelijk geslacht en voor de wolven gegooid.
Morgen zal ik hem uit elkaar halen, of het helpt weet ik niet.
Bloggen is leuker.
Veel te lezen, mooie dingen. Best veel, het thuiszitten haalt de schrijf- en fotolust boven.
De berichtenlijst is erg lang, te lang om overal te reageren/beantwoorden, ik hoop op begrip.
Morgen ga ik weer serieus meedoen, nu is het tijd voor een glas wijn en het verzetten van de klok.
Tot dan.
=
Druif en ik
Mooi druifje hè.
Zijn ogen stonden wat vreemd en het gezicht was ook niet alles maar och, dat jeukt een druif niet, meende ik.
Daar vergiste ik me in. Bij het afspoelen kwam hij telkens bovenop te liggen en keek rond.
Zelfs in de vergiet wist hij zich omhoog te werken.
Hij keek me aan.
Ik smolt.
Hij niet.
Toen zag ik dat hij iets miste en ik gaf hem een bekkie.
Hij fleurde er helemaal van op.
Ik ook, ik at hem niet op en bewaar hem tot zijn dood.
=
Blauwtje
Haar blik ontroerde hem.
Sprekend van sympathie, misschien ook gevoel?
Haar neusje en mond vochtig-roze en kusklaar.
Die ogen, peilloos in hun donkerte waar een glans doorschemerde van, ja, van wat? Wederzijds gevoel?
Hij hoopte het.
Overmand door liefde stak hij zijn armen uit.
Maar ze wou niet.
Hoofd. Een soort ballade
Plots was daar die onderkin
ik leek een kroppige duivin
allez, riep ik, het mes erin
–
mijn neus stak af bij’t resultaat
dus kocht ik me een duplicaat
een gok met wippend’ luchtinlaat
–
toen misstonden nog de wangen
ja, ook zij werden vervangen
en met zacht satijn behangen.
–
jamaar, zeiden dan de ogen
krijgen wij nu hemelbogen?
ik bood ze een verziend vermogen
–
voor de rest had ik geen geld
de bank had me reeds rood vermeld
lijf vervloekte me, ontsteld.
…
Wat denkt het wel? ik ben onteerd
geknakt en diepgevoeld bezeerd
en heb me rap gedistantieerd.
= = =
Als Hoofd blijf ik in leven
hier sta ik, hoogverheven.
Het lijf is doodgebleven
=====
© Bertie
–
De bel ging

Hij blies naar haar; geschrokken gaf ze hem een een brokje. Ze kon hem maar beter tevreden houden en zette er een schaaltje melk bij.
Hij greep en at. Zette de melk aan zijn mond.
Voorzichtig probeerde ze een aaitje over zijn rug waarbij ze tersluiks in zijn nek keek, misschien was hij wel van zuiver ras.
‘Nee mens, ik ben geen kat,’ hij schudde zich los.
‘O, neem me niet kwalijk, ik dacht even….Uw ogen, en U blaast …’
‘Ja en krabben kan ik ook.’
Hij rekte zich uit.
‘Bedankt en ik ga weer. Vrouwen roepen me.’
Haastig deed ze de voordeur open. Hij rende de nacht in.
Ongelovig bleef ze nog even staan, hoorde ze nou echt een krolse poes janken?
–
Leg ik uit in volgend logje.
–
Spinnen. Slot

De spinnen schrokken wakker van deze bekende kreet. Wat, oorlog?
Naarstig overlegden ze. Hoe zich te weren tegen dit gevaarlijke offensief? Een lastig vraagstuk.
Ze vonden een oplossing in hun op-één-na machtigste wapen: de griezelarij.

Een aantal mensen deinsde prompt achteruit en viel flauw; anderen slikten en kwamen terug met lasers en spinaziemessen, ze lachten de spinnen manmoedig uit en hakten de webben door met strijdkreten en bijlen om ramen en deuren te bereiken. De spinnen wriemelden nog harder en kropen over armen en gezichten. Het werd een grote pan.
Tot er eindelijk ergens een luik open viel. Schreeuwend begaven de mensen zich naar buiten en richtten brandslangen op de indringers. Ze zongen ‘We are the champions’, ze hadden het hem gelapt! Veilig tot de volgende herfst en dan zouden we wel zien. Helden waren ze.

Wat konden de spinnen anders doen dan ook naar buiten gaan? Ze groepten bij elkaar en vertrokken naar bos en hei, warme plekken in woningen wegzettend in hun dromen. Ook zij waren zielig.
Ze sjokten langs berm en gewas. En toen, onverwachts, riep de voorste: ‘Heeee, recht vooruit een onbemand mensenhuis!’
Hè? Echt waar?
Dat was de oplossing. Weliswaar zonder warme plekken maar beschut. En, wie weet, heel misschien, per ongeluk, toch, een ietsepietsie zwarte stroom? Voor ‘n ietsepietsie behaaglijkheid? Je weet maar nooit…. Ze dromden rond de voorste.
====
Gluurogen


Bij deze lucht is het beeld weer streeploos. Als ramen die pas gezeemd zijn (niet dat dat vaak gebeurt maar ik herken het direct).
Wat meer opvalt zijn de glurende ogen in het gebladerte. Waar kijken ze naar, wat zien ze, wat wìllen ze zien, blote bloemen? Op de vergroting zie je ook nog een soort hoorntjes, gecamoufleerd maar duidelijk.
Waarvandaan komt zoiets of -iemand, uit duistere poelen van de oude Peel? Daar huisde van alles, vast en zeker ook bladhoornige griezels, wat weten wij daarvan.
Als hij er morgenochtend nog zit roep ik de vreemdelingenpoltie en tegelijk de ME, van engerds verwacht ik rarigheden.
Natuurlijk kan ik er ook zelf op af gaan. Ik heb een deegroller en een paar scherpe messen, buks, strijkbout, slagkoekepan en een grote mond. Die laatste houdt me juist tegen, stel dat ik hem beledig en hij me aanklaagt en ik moet zitten?
Wie bezorgt me in dat geval een vijl of ontsnappingstouwladder? Van WordPress en Microsoft verwacht ik niets.
Geef mij de ME maar, als ze hun paarden tenminste thuislaten.
Daar ben ik nog banger van.
–
(Oud verhaaltje teruggevonden) Een arme narciste
‘Het is zo lastig,’ vertelde zij de huisarts, ‘almaar je nek te moeten verdraaien, in etalageruiten, spiegeldeuren, grote zonnebrillenglazen, schermen van televisie en laptop en tablet, overal moet ik mezelf bewonderen; links en rechts heb ik een zere nek en mijn ogen gaan soms uit eigen beweging heen en weer, weet U wel hoeveel afbreuk dat doet aan mijn schoonheid…. ‘
De huisarts bekeek haar nek en zag dat haar ogen inderdaad vreemde bewegingen maakten, haastig schoten ze naar de ooghoeken en terug.
‘Hm, tja, een psychiater kan U misschien helpen.’
‘Oh god nee,’ riep de narciste, ‘die neemt me mijn grootste genot af. Help me liever met mijn nek en ogen.’
Nadenkend bladerde de huisarts wat in zijn papieren. ‘Heeft U,’ vroeg hij, ‘wel eens gedacht aan een carrière bij de televisie?’
‘Ja hoor, maar ik kan niet acteren, niet presenteren, zingen of zelfs maar meedoen met spelletjes. Het enige wat ik kan is mezelf bewonderen.’ Intussen keek ze aandachtig naar zijn ogen waarin ze haar gezicht zag, piepklein maar zo mooi dat ze ervan zuchtte.
‘Dat is ook niet nodig, U hoeft alleen maar te zijn en af en toe een woordje na te zeggen.’ Hij schreef iets op een blaadje. ‘Mevrouw, belt U dit nummer. Deze man kan U opleiden tot tv-babe. Veel succes!’
Zij ging en belde. Ze mocht komen voor een auditie. Ze deed enorm haar best en bekeek zich met grote aandacht op alle monitoren, de ernst spatte uit haar blikken waardoor ze imponeerde en mocht blijven.
Ze werd een groot succes. Nu hoefde ze niet meer haar nek te verdraaien, haar beeltenis verscheen op alle plekken waar ze keek, ook haar ogen pasten zich aan.
Ze werd een rijke narciste met nog maar één klacht. ‘Wat als ik oud word?’
—
© Bertie