Het leven dromen.
Dat deed ze als kind, als puber, als halfvolwassene.
Veel obstakels gleden langs haar heen, ze incasseerde zowel straffen als complimenten, haalde de schouders op en droomde verder.
Waarover?
Dat kon ze niet precies benoemen. De meeste gedachten gingen vanzelf over naar de volgende, ze vloeiden ineen als tweekleurenvla.
–
Tot zover een mini-impressie.
Je begrijpt dat het niet zó erg met me was, hoogstens droomde ik een ietsepietsie meer dan een gemiddelde puber. Niets bijzonders.
Pas in de vierde klas van de MULO hoorde ik een opmerking waardoor ik besefte bij de les te moeten blijven.
Een lerares vroeg naar onze plannen na het eindexamen, mij vroeg ze niets, ze zei alleen: ‘Jij laat gods water over gods akker lopen en ziet wel waar het terecht komt.‘
Dat hakte erin.
Uiteraard hield ik me groot en deed of het me niet interesseerde, grijnsde wat.
Maar het hielp me bij het leren van de laatste loodjes.
Ik slaagde. Onverdiend, volgens een andere lerares maar dat jeukte me niet, het was een akelig mens.
–
Achteraf ga je pas nadenken.
Mijn vader en moeder deden hun best voor ons, als de meeste ouders.
Leerkrachten ook.
Het raakte me niet tot één goed geplaatste opmerking doel trof.
Dat snap je dan weer niet.
==