Ik ben het een beetje zat, dat we slecht zouden zijn.

Even kort.
De mens?
Vernietiger van de natuur.
Vechtlustig.
Inhalig.
Nietsontziende doder.
Zijn lusten onbeperkt najagend.
Het slechtste wezen op aarde.
De egoïst ten top.
En meer van dat.
mensevolution-296400__340

Laten we even nadenken.
Worden tot wat en hoe we nu zijn, dat deden we toch nooit met een vooropgezet plan?
We ontwikkelden ons op een manier die het brein ons ingaf, noem het de menselijke natuur, ten goede of ten kwade maar dat begrepen we niet. Nog steeds niet, gezien de opvattingen hier en daar.

Hadden we in holen en bomen moeten blijven? Natuurlijk fruit plukkend? Moes van wild gras kokend?
Jagers onmiddellijk straffend?  Dieren alleen etend na een natuurlijke (giftige) dood?
Toevallig ontdekt vuur meteen verdoemen?
Enzovoorts.
Zouden onze hersenen zich dan ontwikkeld hebben op dezelfde manier als nu?
Nogmaals in het kort:
zouden we dan nog bestaan?
==

Stukje autobio

Het leven dromen.
Dat deed ze als kind, als puber, als halfvolwassene.
Veel obstakels gleden langs haar heen, ze incasseerde zowel straffen als complimenten, haalde de schouders op en droomde verder.
Waarover?
Dat kon ze niet precies benoemen. De meeste gedachten gingen vanzelf over naar de volgende, ze vloeiden ineen als tweekleurenvla.
Tot zover een mini-impressie.
dromendream-4827288__340
Je begrijpt dat het niet zó erg met me was,  hoogstens droomde ik een ietsepietsie meer dan een gemiddelde puber.  Niets bijzonders.
Pas in de vierde klas van de MULO hoorde ik een opmerking waardoor ik besefte  bij de les te moeten blijven.
Een lerares vroeg naar onze plannen na het eindexamen, mij vroeg ze niets, ze zei alleen: ‘Jij laat gods water over gods akker lopen en ziet wel waar het terecht komt.
Dat hakte erin.
Uiteraard hield ik me groot en deed of het me niet interesseerde,  grijnsde wat.
Maar het hielp me bij het leren van de laatste loodjes.
Ik slaagde. Onverdiend, volgens een andere lerares maar dat jeukte me niet, het was een akelig mens.
Achteraf ga je pas nadenken.
Mijn vader en moeder deden hun best voor ons, als de meeste ouders.
Leerkrachten ook.
Het raakte me niet tot één goed geplaatste opmerking doel trof.
Dat snap je dan weer niet.
==

Tweede kerstverhaal

kerstkribcrib-4567246__340Het kriebelt in de kribbe. Ongedurig ligt de baby te draaien, het gezichtje vertrekkend van de jeuk.
De jonge moeder kijkt nerveus, strijkt nog wat prikstrootjes uit babies’ haar,  wat moet ze nou doen. Zachtjes neuriënd probeert ze hem rustig te krijgen.
Vader is licht geërgerd, nergens een onderkomen vinden en uiteindelijk in een stal terechtkomen, wat een sneue boel. Het is geen pretje met een os en ezel te huizen die hoorbaar staan te knauwen.
Wat is dat voor herrie daarbuiten?  Ach natuurlijk,  de herders zijn nieuwsgierig, er ligt niet iedere dag een baby in hun stal.  Hij laat ze binnen, een groepje schapen glipt mee. Nou ja, dat geeft warmte.
Het zijn best aardige mannen, ze knielen en bidden voor het kindje want dat moet, dat hadden ze gehoord van een engel.  Nou jaaa, laat ze maar.
Alweer gestommel? Wat nou nog?
Huh? Vreemde heren? En wat een deftigerds zeg, jeetje, die cadeaus zijn vast heel duur. Wat? Hebben zij ook al een ster gevolgd?  Sjonge, die kleine brengt nogal wat teweeg.
Daar sta je als stiefvader raar van te kijken,  je hebt geen idee en je moet maar afwachten wat het betekent.
Hm, zijn vrouw is er rustig van geworden en het kind slaapt, de aandacht lijkt hem goed te doen. Zit er al vroeg in.
Hij hoopt dat het bezoek niet te lang blijft na al die onverwachtse perikelen, ze moeten heel wat slaap inhalen.
En nadenken.
Het is niet niks verkering te krijgen met een zwangere en niet te weten wat er uit voortkomt.
Wat is de bedoeling eigenlijk?
Wat voor vreemd volk staat ze nog meer te wachten?
Kan hij over een paar jaar het timmervak aan?
Morgen zullen ze eens een goed gesprek voeren, er moet duidelijkheid komen.
Maar eerst lekker slapen, straks,  howaaahhh wat een gaap.
Zijn ogen kruisen die van zijn vrouw, zij knipoogt ondeugend en hij smelt.
Zijn liefste….  het zal best goedkomen.
===

Hoe leer je nadenken

wiskundemathematics-1509559__340
Dat heb je in je, zeggen sommigen.
Misschien.
Bij familie zie je verschillen, de een is wat bedachtzamer dan de ander.
Het hangt misschien af van gewoonte maar niet helemaal, aangeboren eigenschappen bestaan ook.
Reageren bij geschillen, over kwesties, oordelen over allerlei, ieder doet het op zijn eigen manier.
Nog steeds geloof ik dat een paar exacte vakken op school hielpen, je mooest wel wilde je je huiswerk maken.
We hadden het er thuis wel eens over, een zus was goed in wiskunde maar vond dat je daarmee alleen leerde je schrift vol te krijgen.
Een broer leerde meer van moeilijke vertalingen maar ja, hij was  een echte alfa. Eigenlijk dacht hij altíjd na.
Een andere broer zei dat hij diep nadacht bij het uit elkaar halen van zijn motor, hij hield van het ding en kende elk onderdeel.
Mijn moeder tenslotte vertelde dat armoe de beste leerschool was om je verstand te gebruiken: met weinig geld  het hele gezin aan het eten en fatsoenlijk zien te houden.  Vooral dat laatste leek het zwaarst te wegen.
Natuurlijk kun je niet doorlopend nadenken als je spontaan wilt leven.
Maar toch blijf ik bij het idee van (toen nog) Algebra en  vlakke meetkunde .
Ik kreeg het alleen in de brugklas, daarna mondjesmaat op de MULO maar herinner me het gepieker bij zoeken naar bewijs bij driehoeksmetingen,  algebraïsche vergelijkingen en stellingen.  Soms vergat je de tijd tot je een oplossing had, goed of fout dat donderde niet.
Of ik er wijzer van werd?
Daar denk ik nooit over na.
==

Boek vs tvprogramma.

Donker Woud, van Nicole Krauss.
Een roman vol beschouwingen, intelligent geschreven, taai maar goed om te lezen, het boeit ongewild.
Een paar citaten:
citaat Krauss 001
citaat Krause 001

Bekend, niettemin het nadenken waard. Het doet denken aan wat de ouden zeggen. Ziet er interessant uit, leuk voor een babbel met deze of gene.

Vanavond zag ik weer het programma Welkom in Containerdorp op NPO 1.
Plekken die in het leven zijn geroepen voor mensen die niet passen tussen het gewone volk.
Begrijpelijk, neem ik aan.
Hier bij kreeg ik een gevoel van medelijden. Heel erg veel meelij.
Wat de bewoners verkeerd deden/doen leek meer dan lastig gedrag.
Iets onbenoembaars.
Behept te zijn met, ja, met wat eigenlijk? Stoornissen? Karakterfouten? Aangeboren beschadigingen?
Dat weet je niet maar dit ziende zeggen me de bovengenoemde citaten niet veel meer, integendeel, je denkt hoogstens:  interessant voor de beter bedeelden, beter in welke vorm dan ook.
=

Oog en vee

Binnenkort naar de staaroperatie.
Nog even de vragenlijsten doornemen, heel goed.
Er kwam een telefoontje met een extra vraag: Bent U de laatste weken in aanraking geweest met levend vee, bijvoorbeeld varkens en kippen?
 Nee, maar we zitten er hier in Brabant  midden in.
– O, eh ja. Haha. Ze hing op.
Natuurlijk was mijn opmerking niet leuk.
Er zat ook iets van sarcasme in mijn antwoord. De artsen wéten dat het hier vergeven is van dit soort vee. Doen ze daar iets mee?
Al maak ik me niet vreselijk druk om milieu en klimaat, (wat komt dat komt), ik denk wel eens na. Niet te diep, ik heb zelf nergens verstand van.
Dan kom je al gauw op politiek niveau en dat kunnen we beter aan deskundigen over laten. Deskundologen.
En dan vraag je je weer af wie de deskundige of -oloog is.
Nou ja.
Ik ga gewoon naar de staaroperatie.
=

Kijken, kijken, niet kopen

Er moet een betere printer komen en een omslag voor het tabletje.
Daar ga ik eens goed voor zitten. Fijn werkje, me verlekkeren aan de artikelen, precies uitzoeken wat ik wil hebben, prijzen en service vergelijken, nog even nadenken en dan niet meteen bestellen.
Daar kan ik weken over doen.
Soms kom ik in een gewone winkel terecht, dan kijk ik daar of ik kan slagen, langzaam denkend.
Op deze manier heb je veel voorpret van een nieuw artikel.
Het schiet niet op maar dat geeft niet.
Het is net zoiets al op  datingsite van een paar maanden terug.
Een ruim aanbod maar ik kon niet kiezen. Mannen zijn soms wel inwisselbaar, echter niet in prijzen en service.  En de voorpret stelt ook niets voor.
Enfin. Geen man overboord.
Ik heb nu een printertje uitgezocht, misschien bestel ik hem morgen. Of volgende week.
Over de iPad-hoes moet ik nog een poos denken.
Hopelijk beslis ik vóór de winter, het ding is versleten op de hoeken en de koude lucht is zielig.
Stel dat hij bevriest.
Als het nu chocola was…
=

Overdenken. Over denken.

Heb jij niets te doen?
Jawel, dat zie je toch.
Wat dan?
Ik denk na.

Het was een typische ouderwetse moedervraag. Die ik -onnadenkend- zelf ook wel eens stelde.
Meestal werd het antwoord niet serieus genomen, niet erkend en vaak ook niet herkend.
Het werd niet overal aangemoedigd.
‘Denken laat je maar aan mij over.‘ Of aan een paard , de kat, vul maar in.
Op school kreeg je te horen dat je zat te dromen, terwijl je in werkelijkheid in diepe gedachten verzonken was.
Op je werk mocht je alleen denken als het goed was voor de baas, efficiency en zo, of hoe de lopende band sneller kon.
Voorstanders bestonden natuurlijk ook, er waren ouders, onderwijzers, chefs, professoren, handige verkopers en anderen die het denken wel degelijk bevorderden. Tenminste, dat hoopte ik.
Nu denk ik dat er niets veranderd is. Dat nadenken nog steeds een dubieuze aangelegenheid is.
Het word niet altijd begrepen.
Een nadeel van denken is dat het zo onzichtbaar is.  We hoeven er niet bij te gaan zitten als Rodin’s beeld maar een kleurtje of een ander duidelijk kenmerk lijkt me handig.
Diepbeige, interessant roze, licht purper. Daarmee geef je tevens het sóórt denken te kennen. Aan de kermis bijvoorbeeld, blauw met sterretjes.
Een diepe denkrimpel in de vorm van een vraagteken lijkt me ook wel wat. Doet intelligent aan, net of je echt denkt.
Je ziet meteen: hier werkt een brein.
Een ernstige gezicht is niet genoeg. De meeste politici kunnen dat opzetten maar het is geen garantie voor een denkvermogen.
==

Sweet memories

Gisteren was doomsday, zo noem ik de sterfdag van echtgenoot.  Een dag van ’n beetje nadenken, terugkijken, eenzijdige gesprekken voeren.
Halverwegde de dag braken de chocoladepaaseieren me op. Ook de hoofdpijn keerde terug, misschien krijg je dat van een overdaad aan chocola.
Met buikpijn stond ik voor P’s foto.
‘Ik mis je nog steeds,’ vertelde ik hem, ‘je zou me hebben geholpen door de helft van de paaseitjes op te eten. Weet je nog dat we afspraken: we kopen ze niet meer, we snoepen ons een hartvervetting en dat we het zogenaamd vergaten? Dat was lachen.
Samen ziek worden voelde minder erg.
Zal ik You sexy thing draaien van Hot Chcolate? Moet je dat ‘sexy’ wegdenken.  Daar ben ik te misselijk voor.’
Hij keek me alleen maar aan. Ik zou zweren dat hij lachte.