Iets vrolijks wilde ik.
Tja.
Hoe vind je dat, waar moet je zoeken of kom je het vanzelf tegen, helpt een boek, muziek, waar is die lollige buurkat nou…
Bij de (oeroude) foto’s vond ik iets wat niet direct vrolijk maakte maar wel blij, door -alweer- herinneringen.
We zagen deze jonge bul, drie stuks, pal voor het huis waar we toen woonden. Jaren ’60. Ze begraasden de dijk langs de Maas. De eigenaar was enorm trots op ze, ze waren bestemd voor Argentinië en hij kwam elke dag zijn kapitaal bekijken. Hij hield van ze, zo leek het en misschien deed hij dat echt.
De beesten waren ontzagwekkend, ik begreep niet dat ze zich lieten tegenhouden door een prikkeldraadje en was een beetje huiverig, ze zouden zomaar de weg kunnen oversteken en onze ramen rammen. Lach maar, groot als ze waren zou het ze lukken.
Je ziet ook dat we een mooi uitzicht op de Maas hadden.
Vrachtscheepvaart, pont, aan de overkant ligt Mook, daar achter en hoger was Groesbeek, wakker worden en uit het raam kijken voelde als vakantie. Afkomstig zijnde uit het platte NH, je snapt het verschil.
Niets vrolijk dus, wel leuk.
Als je van stieren houdt.
=
Maas
rode en gele schoen
Ze lagen vlak bij elkaar op de vuilnisbelt onder een halve tafel. Gezellig, zou je denken, zo saampjes.
Dat viel tegen, ze voelden zich verloren, twee helften die niet bij elkaar pasten.
Niettemin werden er gesprekken gevoerd, niet vaak maar af en toe werden de herinneringen hun te machtig.
De rode mijmerde over haar gloriejaren.
‘We dansten op alle tafels van de wereld,’ verzuchtte ze. ‘Maar ach, mijn linker raakte verloren in een toilet, vertrapt als een platvloerse slipper en dreef uiteindelijk met het rioolwater de zee in.’ Ze snufte.
De gele bleef niet achter.
‘Op personeelsfeesten waren dames van de directie jaloers omdat ik aan de voeten zat van een secretaresse. Maar ja, ze verloor mijn rechter en vond haar terug in een plas bier, toen gooide ze haar in de Maas,’ snotterde ze met weemoed.
Ze wisten niet van hun inmiddels verfomfaaide uiterlijk.
Ze wisten ook niet van het haringpaartje dat onderdak had gevonden in de rode schoen, in de Noordzee langs Camperduin.
Noch van de oester die nog geslotener was dan oesters toch al zijn en zich verschool in de gele schoen. In de Stille Oceaan.
Ze lazen geen kranten.
==
Fietsen is ook vakantie.
Van de week sprak ik met iemand over vakantie, ze klaagde dat je nu nergens heen kon. Ik raadde fietsen en wandelen aan, ‘nee dat is niks hier.’
Ons dorp stelt inderdaad niet veel voor maar je kunt verderop gaan, er zijn bossen en heide. Brabant heeft genoeg. Mooi Limburg dichtbij.
–
Toen man thuis kwam te zitten konden we eindelijk samen fietsen, de bossen in, langs de Maas die nooit verveelt. Tijd in overvleod.
Hij komt hier vandaan en wist de weg maar ook hij stond verbaasd over de vele mooie plekken, vaak vlakbij eigen dorp. Sloeg je aan de rand van het bos een zijweg in, stond je plotseling voor een weitje met twee dikke roodbonten, midden in het kreupelhout tussen bomen en struiken. Zon, blauwe lucht, je kunt het je voorstellen.
Of een spiegelend vennetje waaromheen kleurige bloemen en planten, vogels, ’s winters glad bevroren en des te lieflijker.
Windstille nevengeulen langs de Maas met eendennesten, onverwachte zitbanken langs het water. Boerentheehuizen waarvan de kleinste het fijnste waren.
De eerste maanden hadden we geen tijd om verderop te gaan, te druk met de eigen omgeving. Dat kwam later.
We fietsten tot in Zeeland, Drenthe, België, Zuid-Limburg en Duitsland.
–
Het was anders dan vliegen en buitenlanden maar het beviel ons net zo goed of beter.
==
plaatje is van pixabay.
==
Boven komen drijven
De besten komen altijd bovendrijven, stond ergens. Verzopen dieren ook, herinner ik me.
We woonden nog niet zo lang aan de Maas toen er, half in het water, een dood dier lag.
Een mossig, opgeblazen karkas, tonnetje-rond, onbestemd van kleur. Niet te herkennen voor een paar van ons, het kon elk dier zijn.
We hoorden het naderhand. ‘Een big, nog een jonge. Zal wel ziek zijn geweest of onder moeder terecht zijn gekomen.’ Waarom in de Maas gekieperd? Leefde het toen nog?’ Dat wist niemand.
Broer en ik verzonnen van alles. Eigenwijs weggelopen beestje, verdwaald, kon niet zwemmen en verdronk, pestende jongelui, enzovoorts.
We vroegen ons af, er zijn meerdere varkensboeren in de omgeving, die zouden toch wel een andere weg weten met zieke of dode dieren? de destructor kwam ze ophalen als het nodig was.
Ik heb het nooit begrepen, er werd hier en daar gemompeld ‘kwam vaker voor’ ‘maak je niet druk’ ‘het was maar een big’.
Met andere woorden: daar snappen jullie toch niks van.
Dat klopte heel aardig, er werd immers niets uitgelegd.
==
Verdord versje
De droogte duurde voort
er was geen frisser oord
geen regen aan de poort
slechts dorre wind uit noord.
–
We zagen door de ruit
een spreeuw. Wat dorstelijk gefluit
meer was er niet als buit.
Toen gingen we maar uit
–
en reden langs de Maas
er liep wat vee te graas
in gras met bruinig waas
de ogen stonden daas.
–
Het pontje vaarde scheef.
De stroming die het dreef
en langs de boorden wreef
had weinig lust te geef.
–
We reden terug naar huis
in droge lucht-met-ruis
piepend door het gruis
als een verkouden muis
–
Het weerbericht was pet:
opnieuw een zonballet.
Romantiek
Paradise by the dashboardlife
Bij het uitkomen van dit nummer waren we allang getrouwd en hadden een gezin. Deze plaat echter vonden we allebei zo mooi, zowel tekst als muziek, dat ik er romantische ideeën van kreeg.
‘Zullen we,’ vroeg ik man ‘naar het water rijden, vanavond als het rustig is en daar parkeren?’
‘Er is hier geen meer,’ was zijn droge antwoord.
‘We hebben de Maas. Stel je voor,’ bewerkte ik hem listig,’ achteraan op de kade, het geluid van de stroom als achtergrond….’
Geen ander antwoord dan een blik.
‘Maanlicht op de golven,’ probeerde ik nog, ‘die nieuwe jurk met schouderbandjes, and we’re glowing like the metal on the edge of a knife…’
Opnieuw een blik.
Toen kregen we de slappe lach.
===
Sidderaal
Denkend aan het klimaat neig ik tot fatalisme. Maatregelen vind ik prima, probeer zelf ook het een en ander en that’s it. Ik lig er niet wakker van.
Maar toen van de week een zenuwachtige vis zich liet zien en vroeg of hij hier veilig was raakte het me toch.
Ik zat aan de Maas en keek op toen zijn kop uit het water stak. Hij bleef me trillend aankijken, ik liep dichter naar de kant en vroeg wat er was.
– Waar ben ik? was zijn wedervraag.
‘In Nederland. Ben je ziek? Heb je koorts?’
– Nee mevrouw, ik ben een sidderaal. Wacht…- hij maakte een salto zodat ik hem even in zijn geheel zag.
‘Aha, dan ben je ver van huis. Hoe komt dat zo?’
– Ik logeer bij een Europese stroommaatschappij en ging een golfje om. Al piekerend was ik plotseling hier.
‘Piekeren? Toch niet over het water? Je bent een vis!’
– Mevrouw, wanneer de zee teveel stijgt loopt onze huisrivier over en vermengt zich met het zeewater. En ik ben een zoetwatervis. Denk-het-je-eens-in.
‘Ach gos, daar had ik helemaal niet aan gedacht. Heb je de viskundigen al ingelicht?’
– Jazeker. Maar ik hoor niets van ze. En wat moet ik straks, ik heb vrouwen en kinderen….boeblubhoe.. we willen niet dood.
Ik kreeg meelij met de zielepoot, de angst deed hem nog harder sidderen.
‘Weet je wat? Geef me je logeeradres, ik bel ze dat ze je moeten ophalen en vertel meteen van je zorgen. Zij maken er werk van. Hoe vind je dat?’
– O mevrouw, als U dat wil doen, hartelijk dank, dankuwel, reuze!
Van opluchting liep er een extra rilling over zijn lijf.
=
Nu denk ik niet alleen aan Sidders probleem, ook aan de krokodillen die we bij overstromingen in Californië en Australië al zagen.
En aan jungledieren, wild en waarschijnlijk gevaarlijk. Ze vluchten met de mensen mee omhoog. Ik neem aan, hoop het tenminste, dat daar over nagedacht is.
Een noodplan voor dieren lijkt me nog harder nodig dan voor mensen.
Zij kunnen zich niet voorbereiden.
=
Afval dumpen
Een brutaal verschijnsel, zeg maar gerust onbeschoft.
Het bestaat al zolang ik me kan herinneren. Vroeger was er weliswaar minder afval maar het beetje dàt er was vond je overal. Op zwembadvelden en stranden, in berm en bos, de eerste plastic tasjes.
Zouden wij nooit doen. Dachten we.
En toch deden we het, op een zondagnamiddag.
Bijna.
–
We waren bij een kennis die ons overviel met een paar kilo aardappelen. ‘Kijk,’ zei-t-ie, ‘hartstikke lekkere piepers maar ik heb er te veel an, nemen jullie de rest maar mee. Zonde om weg te gooien. Gezond want onbespoten,’ prees hij aan.
Dat kon je wel zien, overbluft pakten we de jute zak waar paarswitte stelen door de stof staken. Ik protesteerde. ‘Ze lopen al al uit, hoe oud zijn ze wel niet?’
Hij wuifde mijn woorden weg. ‘Gaat nog best.‘
Enfin.
Op de terug weg zat ik met die troep aan mijn voeten.
‘Het stinkt nogal, kun je ergens stoppen om het weg te gooien? Tenslotte is het natuurlijk afval, het rot vanzelf weg.’ (Er waren nog geen kliko’s)
‘Uhm, ja, ik rij wel door het bos.’
Dat deden we. Maar het was een mooiweerdag: overal wandelaars en fietsers die op je vingers zouden kijken. Daar had echtgenoot een hekel aan.
Daarna langs stille weilandweggetjes. Over binnenwegen langs de Maas. Uiteindelijk kwamen we in een natuurgebiedje met grote afvalbakken. Helaas, ook daar waren teveel pottenkijkers. We durfden het niet, bangebroeken als we waren.
–
Thuisgekomen verdeelden we ze over een stapel kranten zodat ze in de vuilnisemmer konden, telkens één lading per ophaalbeurt.
Maar met wat meer lef zou ik het zonder gewetensbezwaar in de berm hebben gegooid.
Leek me minder erg dan de lollystokjes, kogelfkesjes, snoepzakken en andere narigheid.
=
.
Hoog water, herinnering.
Na de eerste zomer in Brabant dachten we de Maas te kennen.
Stijgend water hadden we nog niet meegemaakt, wel hoorden we verhalen over Beerse Overlaat
Die bestond niet meer maar we begrepen dat de uiterwaarden nog regelmatig volliepen.
We geloofden het een beetje, zonder beelden was het lastig dit voor je te zien.
Toen werd het winter en voor ons huis zagen we plasjes Maaswater op de weilanden. Het deed ons denken aan drassige weilanden, die kenden we.
–
Tot we op een ochtend wakker werden en op een enorme Maas uitkeken die aan beide zijden uitgedijd was tot bijna aan de voet van de dijken.
Echt, we wisten niet wat we zagen.
Dit hadden we niet verwacht, een water zo indrukwekkend, mede door de stroming. Paaltjes en bovenstukken van bakenbomen, hier en daar een randje prikkeldraad met flarden van plastic (ook toen al!), de pont die opgetrokken lag op een veilige plek. Vele meters hoger.
We werden er stil van, het was niet te vergelijken met het ijsbrekertje in een bevroren Zaan.
Nu geloofden we het.
–
Foto’s zijn van Pixabay maar geven een redelijk beeld. filmpje is van voor mijn tijd, begint op 30 seconden.
—
‘…en dan denk ik aan Brabant…’
–
Alweer een vluchteling. Ze worden hier warm onthaald.
koe-zwemt-van-gelderland-naar-brabant
bericht 30 mei 20216
–