
‘Wakker te worden in een omgeving van stilte, van witheid die fonkelt in de eerste zonnestralen…’
Weliswaar in Limburg maar wie weet,
Brabant ligt er naast.
–

Zo ontwaakte ik.
=
Ik sliep weer in droomde verder.
=
‘Daar gaat ze, daar gaat ze, kijk nou toch.’
‘Praten we almaar over emigreren, over de betere planeten, superklimaten, verderdenkende presidenten, sociale ruimtes, manen met mooiere mannetjes, luxere raketten en weet ik veel…
geeft zij er zelf de brui aan.’
‘Eigenlijk wel logisch, ze kon geen goed meer doen. Van mens tot lucht en alles ertussenin, het is vervuild, te koud of te warm, alsof het haar schuld is.’
‘Nou je het zegt, best zielig.’
‘Ja.’
‘Maar..
…wacht eens, wat moeten wij nou? We staan op een loos platform in de lucht, in het niets, o god, help nou toch, waar kunnen we naar toe? waar zijn de tenten? we gaan er aan, mammie, denk aan je kinderen, is dit je wraak?’
–
MA hoort het gejeremieer.
‘Bekijk het maar,’ mompelt ze en versnelt.
===
…kijk je misschien even naar buiten.
Naar de lucht, het weer en de maan, de stilte – afhankelijk van het tijdstip.
Ik doe dat ook en hoop dat ik de echte nachtbrakers zie. Ze verschijnen niet vaak, toch let ik er op.
Ze zijn zo vriendelijk dat ik ze graag een goedenachtzwaaitje geef.
De meeste mensen moeten niets hebben van ze, houden zorgvuldig de gordijnen dicht.
Dat hoef ik niet, ik heb ze leren kennen.
Ze doen me geen kwaad, wetende dat ik ze in dat geval voor gek zal zetten in vreemde verhalen.
Dus steek ik een hand op wanneer ze passeren en knik terug als ze me toelachen.
Soms nemen ze een minuutje om te vertellen hoe mooi het sterrenlicht is en de maan.
Heel knus.
Ik mag ze allemaal maar Eucalipje en Weerwolf zijn mijn favorieten.
=====
Vannacht kunnen we ze bekijken, de Perseïden
Ik denk niet dat ik daar wakker voor wil worden. Op de filmpjes zie je ze voorbij flitsen als minibliksempjes, je kijkt en ze zijn al weer weg.
Daarom houd ik het bij een oud fotootje. Zonder meteorenzwermen maar wel zo apart, je ziet er een veer in of een visgraat en zeg nou zelf, wanneer kom je een albino makreel tegen als je naar boven kijkt? Zelden toch?
Dat bedoel ik maar, daarvoor wil je wel naar de camera grijpen.
Laat die meteoren maar de blitz maken.
Ik houd het bij een wolk met artistieke neigingen.
==
Op een koude winteravond
klonk een ijselijk en ziek gerucht
door heel China heen gedragen:
Virus Covid in de lucht.
Angstig sloten de ministers
alle poorten van het land
recruteerden vele wijzen
’t liep volledig uit de hand.
En Coviedje emigreerde
van de een naar d’andere staat
besmette alle continenten
trok zich niets aan van de haat
Werelds onmacht doet ons piek’ren
maar we gaan hem tegemoet
met een pleerol en emotie
tot zijn kwaad is uitgewoed.
En we wachten, en we wachten
en we wachten…
© Bertie Bertjens
Nog eens over de natuurelementen. Over vuur.
Daar dacht ik aan toen ik een gesmolten waxinelichtje in leven wilde houden. Er bleef een laagje vloeibare was over waarin een brandend lontje dreef, ik liet het staan en de volgende morgen brandde het nog. Pas in de loop van de ochtend doofde het uit.
Vuur kun je niet opslaan als lucht, water en aarde. Deze drie kun je in een potje doen en bewaren, ze gaan dood maar de substantie blijft. Vuur niet, het heeft altijd brandstof nodig voor zover ik weet.
Het lijkt me ontzettend handig een potje vuur in voorraad te hebben. Alleen al het idee dat je het hebt weten te temmen lijkt me spannend maar dat zal waarschijnlijk nooit gebeuren.
Dat zagen we in Australië waar men alleen maar kon wachten tot het brandhout op was of mocht hopen op de tegenhanger water om de branden te blussen
–
Nu lees ik in een artikel in Trouw dat er in China -in de provincie Ningxia- een kolenlaag bestaat die eeuwig brandt.
Maar het is niet wat ik bedoel. Weliswaar is er doorlopend vuur, maar enkel door de aanwezigheid van brandstof.
Google op ‘eeuwig vuur’ en je vindt verschillende indrukwekkende voorbeelden.
Stuk voor stuk gevoed.
Maar ik blijf vurig hopen.
==
Update
Er was een plaatje van vuur in een potje, dat is verdwenen.
Het zal opgebrand zijn.
Men hoort een vreselijk gerucht
er zwerft een bende in de lucht.
Nimbussen met kwaaie koppen
zullen oceanen droppen
gekners der tanden zal weerklinken
tot ze in het diep verdrinken
lage landen vallen dood
ondanks ervaren watersnood
en….
Cirrocu luistert en hij lacht,
‘dit is heel verkeerd gedacht
tis dom geklets, tis glad niet waar
het duurt nog minstens
dertien jaar.’
(Dat hij slecht in rekenen is
heeft hier geen betekenis).
==
© Bertie/Bertjens
Plaatjes van een vroegere zomer.
Er was er ook een van een donkere vijver, oplichtende bloemen en meer. Een stille zomeravond.
Ieder jaar verleiden deze avonden me tot het nemen van dergelijke foto’s.
Sfeer beïnvloedt me, zelfs een droefhangend blad valt me op.
Bij deze serie herinner ik me echtgenoot’s commentaar. Hij zat voor het scherm en staarde.
‘Waarom heb je de lucht gefotografeerd?’
‘Bijzondere wolken, dat zie je toch?’
Hm.
‘En die zwarte vijver, vind je dat ook mooi?’
‘Ja. En?’ Ik proefde zijn spot. Heel licht maar duidelijk.
‘Het is de stilte die me trof,’ probeerde ik, ‘echt zomeravond.’
Hij gaf geen antwoord maar ik zag zijn mond vertrekken.
Dan: ‘de maan zegt ook al niks… ‘
Ik zuchtte.
‘Sorry Bertie, ik zie niets anders dan andere zomers.’
Hij had natuurlijk gelijk.
Jammer voor hem.
==