Er was eens een darter uit Herpen
die stond op het punt te gaan werpen
hij was’t niet gewend
als rasechte vent
maar wilde zijn score verscherpen.
===
© B. Bertjens
Er was eens een darter uit Herpen
die stond op het punt te gaan werpen
hij was’t niet gewend
als rasechte vent
maar wilde zijn score verscherpen.
===
© B. Bertjens
Het valt niet mee om dat volgens de voorschriften te doen, van sonnet tot olleke zijn er regels.
Rijmschema’s (aabba voor limericks), lettergrepen (5-7-5 voor haiku’s), bovendien moet het ritme kloppen op een acceptabele manier.
Enzovoorts.
Voor mij te moeilijk, dus maak ik alleen rijmpjes en versjes.
Of een zogenaamd vrije vormgedicht.
Heel handig, je schrijft maar wat en gooit er hier en daar een paar rijmende worden tussen, de betekenis maakt niets uit.
Soms twee keer achter elkaar
te hooi en te gras komt het van pas
van zessen klaar.
Snap je?
Makkelijk zat.
Vroeger had je tenminste nog een hemd om op te lichten
nu heeft een poeet niets om zich op te richten.
Arme dichter.
==
Het was een kortdurende winter
slecht even, niet meer dan een flinter
van wind sneeuw en ijs
maar groots was de prijs
te schaatsen zo snel als een sprinter
–
Toen was het weer tijd om te dooien
de tintel van kou te verklooien
na zand zout en water
kwam weldra de kater.
Die winters, het zijn enkel fooien.
==
–
Een weergod uit hemelse sferen
was’t winterseizoen aan het leren
“tkan vriezen en dooien
en sneeuwvlokken strooien
en het kan ook nog verkeren.”
–