Een vlotte lach Uhhh…
van het gezag niet helemaal
we zijn tevreden, niet allemaal.
denkt men al snel. Hij wel.
=====
lachen
Peinzen over de doden
We lieten de gedachten gaan over gestorven familieleden. Best veel.
Jammer is dat het, behalve de ouders en alle anderen, ook de broer en zus zijn met wie ik het beste kon praten.
Snelle denkers als ze waren begrepen ze veel, zo niet alles wat je wilde zeggen en bedoelde. Ze konden je zinnen afmaken als je de draad kwijt was. Woorden vinden die je zelf niet wist of vergeten was en je kon nog met ze lachen ook.
Mocht er een hiernamaals bestaan waarin ze voorkomen hebben ze waarschijnlijk met alle zielen of geesten contact en ze platgeluld (excusez le mot) want praten konden ze ook, mijn vader werd er weleens kreessie van (zijn woord) en mijn moeder doodmoe, dan zei ze: ‘nou weten we het wel’ en begon over iets anders.
In dat genoemde hiernamaals zitten ze er dus nog steeds mee, komen ze weer zoon en dochter tegen om kreessie te worden en doodmoe. Het is te te hopen dat ze het niet meer voelen.
Beter is hier niet aan te geloven want dan zou je ècht crazy worden en alsnog vermoeid raken.
Snap je?
==
Nog even over lachen
Het is gezond, zegt men.
Je kunt je buikpijn lachen. Een kriek, een orgel, een bult, ziek, een ongeluk. krom, van alles.
Natuurlijk ook als een boer met kiespijn of zuur.
Hoe dan ook, het is te leren.
Er bestaan al jaren lachcursussen, dit is er één van.
Of een aartszuurpruim er iets van opsteekt is de vraag, sommige mensen lachen nog niet als de televisie naar ze knipoogt.
Meestal lachen mensen graag, gezien het succes van cabaretiers en comedians en een paar columnisten.
Jonge mensen lachen om niets. Ik herinner me de keer dat ik met een klasgenootje naar school fietste, gearmd, en we met de sturen ineen haakten. Stompzinnig hielden we elkaar in evenwicht en lachten ons slap. Toen stortten we neer.
Soms wekken politici je lachlust.
Dat kan gevaarlijk worden, voor je het weet heb je ruzie. Dan lach je niet meer en moet je je lach verdedigen waardoor je alleen nog grimlacht.
Het zijn voorbeelden die men zelf kan aanvullen.
Ik zou ze graag zien, lachlogjes zijn er nooit genoeg.
==
Strandfoto’s wekken herinneringen
Zussen wilden naar het strand. Moe gaf ze een beetje geld mee, broodjes, dunne ranja en als extraatje het jongste zussie.
Haar doel zal tweeledig zijn geweest, een paar zich vervelende tieners tevreden stellen en een kleintje dat ze in toom zou houden.
Ik was het extraatje, werd achterop de fiets gehesen, voelde me niet welkom maar was allang blij dat ik mee mocht. Bovendien waren de zussen best aardig, dat moet gezegd.
Ze bemoeiden zich niet veel met me, druk als ze het hadden met gewapper van handdoeken en wimpers. Ze deden interessant met boeken en de transistor. Troffen bekenden.
Ik zag het aan van een afstandje maar hield me stil, ervaren in die dingen.
Tot ik moest plassen. Zoiets deden we altijd in zee, toiletten waren te duur.
Maar ik wilde ook het zussenfeest niet missen.Dus groef ik een kuiltje en deed daar de plas in. Zand erover.
Oudste zus kreeg het in de gaten: Zeg, ga jij es gauw de zee in, vooruit. Beschaamd rende ik naar het water, handen voor de natte plek.
Nog hoor ik het lachen van de meiden en jongens achter me, niet beseffend dat ze me als een klein kind zagen.
Daar voelde ik me te groot voor.
==
.
Herinnering aan..
…die keer dat ik iemand aantrof, luisterend naar een lp van de Cats op verkeerd toerental (33) en zij bloedserieus zei: Jullie mogen ze dan wel niks vinden maar ze maken verrekt mooie muziek...
…moest ik zo ontzettend hard lachen dat ik ècht buikpijn kreeg.
-=
ps
Achteraf denk ik dat het een singletje is geweest, lp’s moesten sowieso op 33 toeren gedraaid worden, singles op 45.
—
Verhipkip
Er wandelde een kip door de winkelstraat.
Ouderwets kuierend in de zon, de kop van links naar rechts draaiend leek ze winkels en mensen aandachtig op te nemen.
Niet dat ze veel zag, de ogen deden haar naam eer aan. Ze staarde slechts, kippen doen dat. Ze kijken vrij onnozel.
Deze en gene merkten haar op en riepen dingen als ‘hé, leg eens een ei’ en ‘verhip, een kip’ en ook wel ‘loop me niet voor de voeten’ of ‘rot op naar je hok’.
Dan hipte ze opzij, onnozel, inderdaad.
In een schaduwplek ging ze even zitten om uit te rusten.
Plotseling hoorde ze iemand lachen. Toen nog meer mensen, tot een massale slappe lach opklonk.
Kippig staarde ze links en rechts, vanuit de ingang van een KFC
==
.
Meisje voor spiegel
Turend, haar blik op vol vermogen, speurt ze de huid van wangen, neus en kin af.
Alleen maar gladde huid. Geen puistje te zien, denkt ze tevreden.
Ze veegt een lok naar links, drapeert hem over het oor, schudt hem weer terug.
Als ze die ene krul achterover kamt, zou dat niet beter staan? Mmmm, nee….
Eigenlijk heel stom zelfs.
Ze brengt beide handen achter haar hoofd en tilt het haar op.
Dan draait ze haar hoofd iets naar rechts en omlaag; probeert een schuine blik omhoog. Tuitmondje erbij.
Jé, niet slecht, net een model, zal je die meiden moeten zien kijken.
Met één hand de haren vasthoudend probeert ze een selfie te maken van haar spiegelbeeld. Verdomd lastig, maar het resultaat is goed genoeg om op te slaan.
Nu de andere kant; haar rechterprofiel mag er ook zijn.
Ze oefent met haar wenkbrauwen. Vragend? Of toch maar verwonderd kijken, met grotere ogen? En de wangen ingezogen, gos wat een interessante kop is dit. Misschien uitproberen bij die lesbo van Duits? Lachen.
O ja, nog een strenge blik oefenen. Morgenmiddag komt die nieuwe voor biologie, een hunk maar wel serieus.
Ze fronst licht haar wenkbrauwen en trekt een strakke mond.
Ja, precies goed, hier móet hij voor vallen.
—
Ingesponnen door ijdelheid hoort ze niet de deur opengaan.
De moeder, een treurige puntenlijst in haar hand, kijkt naar de dochter die naar zichzelf kijkt.
Moedeloos haalt ze de schouders op.
Hier helpt geen gepreek.
©Bertjens/Bertie
Over de kopfoto
Het was bloedheet, zelfs op de dijk waar we fietsten.
We zochten een weggetje naar de Maas, een zandpad, karrenspoor, desnoods een voetbreedte plat gras. Niets te vinden.
Plots zagen we deze geiten.
We keken elkaar aan: wie het eerste is?
De fietsen gooiden we neer en we renden naar het bad. Man won maar kwam het water niet in.
De dieren hieven verstoord hun kop met een duidelijk NEE. Jammer.
Met afgunst zag ik het spul aan, zij lekker kledderend en spattend en wij zweterig aan de kant. Als we ook maar één cm opschoven dreigden hun blikken ons te doden.
‘Kom op,’ zei ik, ‘laat ze verrekken met hun dwarse ogen. We hebben thuis beter water.’
Man gaf het niet op. ‘Als je ons erin laat pluk ik een bos gras als betaling.’ Hij was dan ook zo goed als uitgedroogd.
In een aangrenzend weitje begon er een te mekkeren van pret, ik zweer het je, hij lachte ons uit. Dom geitenvolk.
Toen zochten we een terras en dronken wat fris maar dat was niet hetzelfde.
-=
Een van mijn geheimen. Tot nu.
Lachen om kindermoppen.
Doorgaans ben ik niet zo mopachtig al kan ik een goede verteller wel waarderen.
Een heel, héél af en toe zit er een mooie bak tussen.
Maar geef me een kindermoppenboek in handen en ik lach me tranen. Er staan er nog steeds een paar in de boekenkast, ik kan er niet van scheiden. Ze staan stof te vangen want niemand kijkt er in behalve ikzelf met afdoen.
Ook op een paar humorstrips val ik.
Flippie Flink – Familie Doorzon – Dirkjan – Guust Flater – Freud, ze kunnen me er voor wakker maken.
Met de Doorzon maakte ik ooit een blunder. Als surprise gekocht en ingepakt voor een van de jongsten (hooguit 12) had ik per ongeluk een Goorzon gekocht. De hilariteit was groot, vooral bij de ouderen, deze pakjesavond was buitengewoon geslaagd.
=
Nog even twee mopjes uit een van de kinderbundels.
Sla ze gerust over, ik lach voor tien.
–
Dom blondje loopt langs een koe. ‘BOE,’ zegt het beest.
Zij: ‘Doe niet zo gek, ik had je allang gezien.’
–
De patient is zeer ziek, dokter durft niet te vertellen dat het bijna afloopt.
Hij raadt tenslotte modderbaden aan.
‘Helpt dat?’ vraagt de zieke.
‘Nou, dan kunt U vast aan de grond wennen.’
===
Kerk op zondag
De mis of andere kerkdiensten op zondag. Zitten, hangen, rondkijken tot je moeder je zachtjes porde en fluisterde: ‘Zit es stil!’
Zelfs een vroegmis van drie kwartier leek al eindeloos, laat staan de hoogmis met dat zeurende orgel en dan het meezingen van al die vrouwen, mijn moeder het laagst want zij was een ‘goeie alt’. Je schaamde je dood.
Toen ik kon lezen kreeg ik vaak haar missaal en had de dienst al uit voor hij halverwege was, ongeduldig wachtend op het Ite Missa est.
—
Aan deze dingen dacht ik bij het horen van een stukje Gregoriaanse muziek op de radio. Prachtige muziek overigens.
Toch leverde de kerkgang me iets nuttigs op.
Omdat alle gebeden en liederen -naast elkaar- in Nederlands en Latijns waren geschreven pikte je veel woorden op. Die herkende je dan weer bij Frans, misschien in een andere werkwoordvorm maar makkelijk bij vertalen van thema’s.
Zo bezien was het geloof toch nog ergens goed voor, zij het anders dan bedoeld werd want vroom-, gehoorzaam- en braafheid lag me niet zo.
Liever ’n beetje spot.
Als ik nu een priester tegenkwam zou ik hem graag groeten met
Dominus Vobiscum – et cum spiritu tuo. (De heer zij met U – en met Uw geest)
Hopend dat hij zou antwoorden met Amen. (Zo zij het)
En dan samen lachen.
—