Wat me nog steeds verbaast is het feit dat we een paar keer verdwaalden in eigen omgeving, althans die van echtgenoot die claimde de halve provincie te kennen.
Eenmaal zelfs dichtbij eigen dorp, we schatten hoogstens 10-15 km verderop.
–
De keer dat we in dichte struiken en tussen donker geboomte terecht kwamen
En dat er hoogwater was en we tussen een paar maïsvelden fietsen die volledig blank stonden.
Dat we in een gebiedje kwamen waar de koeien verbaasd opkeken: wat is dat?
De keer dat we een ven ontdekten dat blijkbaar nooit bezocht werd gezien de griezelige manshoge plantengroei eromheen.
En toen we tussen eindeloze akkers fietsten waarin een doolhof van paadjes lag.
Gelukkig hoorde je altijd ergens een autoweg zodat we op het geluid konden afgaan.
Wonderlijk is dat we een paar van deze plekken nooit meer terug vonden. Temeer daar het een klein gebied bestrijkt, de bossen rondom onze woonplaats beslaan hoogstens enkele kilometers.
Wel is het op verschillende plekken zeer dichtbegroeid, we zagen vee in miniweidjes tussen bomen en struiken en bijna verborgen akkers.
In de bekende Brabantse Staatsbossen e.d. staan informatie- en naambordjes bij de meeste kruisingen, daar verdwaal je niet. Vlak bij huis in een paar bosjes lukte het ons wel.
Dan dacht ik wel eens aan de lange polderwegen in het platte Noord-Holland waar het ALTIJD hard waaide en we ALTIJD tegenwind hadden en dat ALTIJD vervloekten.
Maar we verdwaalden er nooit.
=
koeien
Weg
Kwaad was ik, witheet en beledigd tot op het bot.
Ik mocht niets meer zeggen maar dat hoefde ook niet. Razend sjeesde ik naar boven en pakte een tas in met kleren en spulletjes, griste mijn laatste guldens bij elkaar en stampte de trap af.
De fiets op.
Weg. Definitief.
Her en der sloeg ik een paar zijwegen in. De verkeerde, ik zou naar de pont moeten richting stad of naar het station voor de trein. Maar beiden kostten geld en dat had ik niet genoeg. Misschien het politiebureau? Zij wisten vast wel gratis slaapplaatsen. Toch maar niet, ze zouden me naar huis brengen. Ze kunnen barsten.
Weer een andere weg, het werd vervelend, koeien, koeien, maïs, als ik nou es daarin ging liggen voor het donker werd? Niemand die me ziet in dit gat.
Daar was het volgende dorp waar een paar klasgenoten woonden, ik keerde om. Terug naar een ander landweggetje.
Uiteindelijk stapte ik af en liep de berm in, sprong over een greppel met fiets en al en wurmde me tussen hoge maïsstengels.
Wat nu. Ik wist het niet, huiverig voor ongedierte durfde ik niet te zitten of liggen.
Hongerig, kwaad, moe en bang. Straks zou het donker worden of een boer zou zijn veld controleren en me wegjagen of aanranden en o god, afschuwelijke taferelen schoten door mijn hoofd. En het licht op de fiets was kapot.
In arren moede en schemer ging ik terug.
Buiten zag ik door het achterraam dat er een voetbalwedstrijd op tv was, de spelers zagen er aangeslagen uit.
Net goed.
Stilletjes sloop ik de trap op.
==
De voetbalwedstrijd is verzonnen. ☻
Jeuk op je rug en geen krabber of pollepel bij de hand.
Het handigste is in dat geval te schuren langs een scherpe deurpost of een andere krabhulp.
We noemden dat ‘schurken’.
Het werd niet op prijs gesteld door mijn moeder, ze vond het een raar gezicht en onfatsoenlijk. Niet zo gek natuurlijk, koeien doen het ook en daar zou je dan op lijken.
Bijna.
Koeien doen het meestal met hun zijkanten, bovendien heet dat scheuken.
—
Heel veel later, ik was al enige jaren getrouwd en het hele schurk/scheuk-gedoe vergeten, kriebelde er iets op mijn rug. In paniek drukte ik me loeihard tegen de muur en schurkte om een vermeend steekinsect te vermoorden.
Echtgenoot keek verbaasd, daarna licht geërgerd. ‘Dat doe je toch niet, je bent geen koe.’
Ik herinnerde het me weer, dit was niet netjes en hoorde niet.
—
Vanavond, met het tekenblok op schoot, kriebelde het weer, midden op mijn rug.
We konden er nèt bij, potlood en ik.
===
Nog een paar maanden
Dan bloeien alle bloemen, liggen we op een zonnebed of in het water, eten ijs en drinken koele drankjes, lachen om een slaperige kat en luie hond, luisteren naar vogels, gaan naar het bos, babbelen met koeien
en zwaaien naar loslopende kippen in de berm.
Voordelen van landelijk wonen, de nadelen zetten we even aan de kant.
Iets om naar uit te kijken
Daar hoop ik op.
Stiekem reken ik er op.
Een heel klein beetje
in ieder geval.
=
Landbouwdag
Zondagmiddag waren we ook even op een groot dorpsevenement in de omgeving, voornamelijk gericht op boeren.
Er waren grote en oude machines. tractor-pulling, een passend springkussen, rockmuziek en andere bands, heel veel gezinnen en senioren maar ook jongeren in overwegend spijkergoed, bier en friet, bier en friet, enzovoorts.
In een open stal zaten koeien aan hun hooimaal, net zo nieuwsgierig naar ons als wij naar hen. Een rijk gezicht.
De stemming was ondanks de drukte gemoedelijk.
Gezellig.
En toch.
Hoe aanstekelijk het ook was, vooral de rockband, het is niet mijn wereld.
Ik kan me niet voorstellen dat we er als tieners naar toe zouden zijn gegaan.
We dachten er over na hoe het zou zijn.
Wie weet was ik dan getrouwd met een boerenknecht; zette ik koeien aan de melkmachine of hielp Bertha 3 met haar kalf.
Natuurlijk nooit met een echte boer, dat was een paar klassen te hoog gegrepen voor arbeidsdochters.
Maar dat is speculatie.
Je wist sowieso niet op wie je verliefd zou worden, er waren aardig wat jongens in de aanbieding en de kans dat ze iets met het boerenleven te maken hadden – al was het zijdelings- was groot.
Varkens, kippen, maïs, voederbieten, dat ie het eerste wat in me opkomt bij herinneringen.
En Homburg of de pluimveeverwerkende bedrijven.
Hoe dan ook, ik ben er doorgekomen zonder lijntjes naar vee en landbouw.
Maar bezoek aan een dag als dit is best leuk, alleen al door de stevige muziek.
=
Dierenprivacy
‘In België krijgen de dieren recht op privacy’ aldus de telegraaf
Niet iedereen is gecharmeerd van het idee, zie de dagelijksestandaard
Het zal er voor de bezoekers van dierentuinen misschien anders gaan uitzien, verwacht men.
Ik weet het niet, zomin als ik weet hoe het zit met die behoefte van het dierage.
Van je eigen beestjes merk je het wel. Een hond zou nog in zijn diepste dromen geaaid willen worden, veel katten daarentegen zoeken wel degelijk een afgezonderde plek op.
Muizen en spinnen zijn zeer op hun privacy gesteld.
Alleen als ze dringend de kamer moeten oversteken vertonen ze zich en rennen met een noodgang naar de overkant.
Ik heb ze wel eens nageroepen: ‘Waar is de brand?’ maar ze gaven geen antwoord.
Zou ik ook niet doen als iemand met een opgerolde krant en hamer klaar stond.
Paarden en koeien worden juist graag betrokken bij de mens.
Toen we nog fietsten mochten we graag een gesprek met ze aangaan, meestal kwamen er zoveel bij staan om mee te kwebbelen dat het hek bezweek en we de boer opriepen alle dieren weer te vangen. Het was spannend, zwaaiend met lasso’s en zo.
De beesten praten er nu nog over.
–
Overigens is het idee niet nieuw, getuige dit stukje uit 2010 in scientias
Ook werd er in 2016 gepleit voor het weghalen van vogelwebcams
Waarschijnlijk is er vaker melding van gemaakt.
Tot mij dringt het nu pas door.
Alsnog mijn excuses aan alle introverte dieren.
===
Zalig zijn de vreetzamen
Er was geen gans, er was geen kip
noch fazant of watersnip
varkens, reeën en kalkoenen
net zo min als negerzoenen
geen van hen vermocht ons boeien
enkel en alleen de koeien
daarvan lustten we een stuk
jamm, het was vur-ruk-kul-luk
zachte boter, groen, patat
of je in de hemel at.
Het was een culinair orkest
dat nog naklinkt in de rest
die we warmen in bouillon.
Daarvoor is de magnetron
–
Melancholie
Neem het er van.
Straks stormt het.
Pawi plaatste er een mooi beeld bij.
Bedankt!

Onze bakermat
Nu blijkt dat we op speciale plekken ontstonden, we startten in heetwaterbronnen in de diepste diepten van de oceanen.
Gewichtloos en zonder verstand door het leven zweven, dat moet voor deze plompe dieren een hemels verlangen zijn. Zouden ze daarom iemand zo nieuwsgierig aanstaren met die blik van je-ne-sais-quoi?

–
Vee
Bij het weggooien van overtollige foto’s trof me de herinnering aan mijn angst voor vee.
Weliswaar afkomstig van de Zaanstreek (de oude naam) weet ik nog alles van koeien, paarden, kippen en ander gespuis.
Die enorme koeienkoppen waar altijd kwijldraden aan hun bek hingen. Witte geiten, pisgoor tussen de achterpoten; een constant steigerende bok; het onbetrouwbare paard van de groenteboer; konijnen die altijd kleintjes hadden. Schapen die jonkies kregen en waar de boer ze uit moeders achterste moest trekken. Die dingen deden me iets. Iets ondeugdelijks, voor mijn gevoel.
Ik neem aan dat het geheugen de boel vertekent. Eén dwarsliggend lammetje was waarschijnlijk niet vanzelfsprekend voor de schapenteelt en de koeienkoppen waren natuurlijk te groot voor een kleuteroog.
Toch raakte ik de hekel nooit helemaal kwijt. Ondanks het mooie beeld van koeien (superfotogenieke dieren) blijf ik uit hun buurt, maak ik voor paarden een omweg. Kippen ontloop ik.
Nu, wonend op het platteland, houd ik van al deze dieren.
Van een afstandje.
–