Een groepje vreetzame dieren verzamelt zich.
Enkele konijnen. Een haas. Drie kippen en een koe.
En de hond op de uitkijk.
De kalkoen meldt zich.
Hij kijkt rond en ontdekt een kist met lammetjes en biggetjes.
‘Een tragedie, zo jong al geroosterd te worden….’ maar stopt als de kleintjes beginnen te huilen.’Sorry, sorry,’ stamelt hij.
De koe stapt naar voren.
‘Ik heb een gruwelijk plan. We gaan een kind vangen, slachten en bakken. Wat vind je ervan?’ ‘En van de vingers en tenen trekken we botjessoep’ gniffelt de hond.
Stilte.
‘Dit is te hard, vrouw koe, een kind is onschuldig.’
‘Wij ook,’ klinkt het vanuit de kisten.
De koe denkt diep na. Ze neurt nog dieper en roept ‘Eureka! Ze zullen er niets van voelen.’
—
Een week voor kerstavond zien inwoners uit de omgeving hoge vlammen achter het dorp oprijzen.Nieuwsgierig gaan ze kijken.
Maar dan…
Mensen vallen flauw. Politie wordt opgeroepen, een paar agenten worden groen tot brakens toe.
Met afgrijzen ziet men een eettafel waaraan de dieren zitten, de half afgekloven botten op het bord van een hond, hier en daar een vinger, oor, een dotje haar. Schalen met roze vlees in bloedrode saus.
De haas gooit een kinderhoofd in het open vuur, rode spetters sissen in de hitte, er gaat een gegil op.
Men roept om het leger met geweren, huilt. Enkelen slaan schuldbewust de ogen neer.
Het wordt de kalkoen teveel.
Hij stapt naar een stapel lijken en vist er een uit, houdt het hoog en dan wordt het begrepen. Een pop, een etalagepop in nieuwe kleren. Prijskaartjes hangen er nog aan.
Diepe stilte.
Politie vertrekt zwijgend.
Alle mensen gaan naar huis.
=
kippen
Land van Cuijk
We groeien. Land_van_Cuijk_(gemeente)
Binnenkort behoren we tot een van de grootste gemeenten van Brabant, zelfs van Nederland, qua oppervlakte tweemaal Amsterdam.
We stemden voor de nieuw te vormen gemeenteraad en wie denk je dat er won?
CDA. Met maar liefst 13 zetels.
Tja. Kon niet missen met zoveel omringend platteland.
Verder geen nieuws maar dat we bijna 13 miljoen kippen hebben (wie telt zoiets?) is geweldig, ook daar kan Amsterdam niet tegenop
Levert nog een boel eieren op.
==
Oog en vee
Er kwam een telefoontje met een extra vraag: Bent U de laatste weken in aanraking geweest met levend vee, bijvoorbeeld varkens en kippen?
Natuurlijk was mijn opmerking niet leuk.

=
Foto’s en klimroos.
Me verliezend in foto’s vergat ik opnieuw de tijd. Dat doen vroegere beelden, je ziet de situaties weer, denkt oude gedachten, (zo die er waren bij gedwongen schoolfoto’s), verzinkt in herinneringen.
Vorige week deed ik dit ook, nu had ik een goeie smoes. Iemand had een plaatje nodig.
Oké, dan moet je bij mij zijn, de albums van pa en moe liggen allemaal hier.
Ouwe tante Marie? Zoek ik op.
Opa van pa’s kant? Heb ik. En van opoe.
Die van oma met ome S. op het erf? Geen probleem, de kippen staan er ook op en overal lees ik de namen erbij.
Honden, weilanden, fruitbomen, bruiloften, strand, mensen hadden een dicht-bij-huis leven, Valkenburg was een van de hoogtepunten. Toen.
Als tegenwicht een vluggertje van deze ochtend, de kinderen van de gepassioneerde klimroos.
Ze jubelen ondanks de regen en de kille grijze lucht.
==
Nog een paar maanden
Dan bloeien alle bloemen, liggen we op een zonnebed of in het water, eten ijs en drinken koele drankjes, lachen om een slaperige kat en luie hond, luisteren naar vogels, gaan naar het bos, babbelen met koeien
en zwaaien naar loslopende kippen in de berm.
Voordelen van landelijk wonen, de nadelen zetten we even aan de kant.
Iets om naar uit te kijken
Daar hoop ik op.
Stiekem reken ik er op.
Een heel klein beetje
in ieder geval.
=
Geen aanleg voor boerin
Voortbordurend op het boerenevenement besef ik dat ik weinig wist van het dierenleven ondanks de aanwezigheid van kat, hond, kippen en konijnen in mijn jeugd.
Ook zag ik dagelijks koeien in de wei achter ons erf, schapen, paarden.
Hoe kwam ik dan zo dom?
Desinteresse, neem ik aan.
Koeien aten gras en veekoeken (die we zelf ook stiekem proefden).
Paarden en schapen aten gras.
Konijnen waren gek op, inderdaad, gras.
Kippen lustten alles wat moe uitstrooide, meestal etensresten vermengd met maïskorrels of iets dergelijks, daar bemoeide ik me niet mee sinds ik wurmen aan een snavel zag hangen.
—
Ik zou niets terecht brengen van een gezonde veestapel.
Dat bleek toen iemand ons een konijn cadeau deed. Ik wilde het beestje een speklap voeren maar echtgenoot greep in.
Niet dat het wat uitmaakte, het dier eindigde uiteindelijk bij iemand die van konijnen hield. In de pan.
Met hond en kat was het handiger, de supermarkten stonden bol van gericht voer, je zou er zelf trek in krijgen.
Cavia’s en hamsters werden door de kinderen bevoorraad wat ook maar beter was. De parkiet daarentegen ontsnapte, nooit meer teruggezien.
–
Voor boerin was ik duidelijk niet geschikt.
Voor mensen wel, ik maakte fijne patat en zalige appeltaarten en wat denk je van knapperige verse sugarsnaps. Bloemkool in tweekazige saus. Citroenrisotto. Verse tjap tjoy. Enzovoorts.
Maar daar hebben koeien en zo natuurlijk niets aan.
Ze zouden me uitlachen.
Weten zij veel.
==
Die hond.
Toen puppy-lief een valsaard werd
bekeek hij kat en kippen
anders dan de tijd daarvóór.
Hij likte steeds zijn lippen
bij’t zien van de onnozelen
die door zijn glurend blikveld stapten
en van zijn hongerige smoel
geen ene mallemoere snapten.
—
De kat werd maarts-verleidelijk
en streek met krolse krullen
langs die van het kwaaie dier
die ’t liefst met haar zijn bak zou vullen.
Grommend en gemeen-chagrijnig
zat de rothond daar te wachten
tot zijn baas niet slechts de kat
maar alle kippen zou gaan slachten.
—
Maar de baas nam zijn geweer
en schoot de slechte hond terneer.
=
Vlooiendag
’t Is nacht, ’t is nacht,
’t is midden in de nacht;
het was vandaag een kleddernatte dag
een dag van wind en regen
en daar kan ik niet tegen
de kranten boden
ook al niet veel goeds
de kippen waren
onverwachts weer broeds
wat moet
ik
hier
mee aan?
Ik heb
voor
hen
geen haan.
© Bertie
Een rare dag
–
Kerstverhaaltje no1
Papa kijkt op de kalender.
‘Heb je dat gezien, het is bijna kerstmis.’ Zorgelijk.
‘Nog twee weken,’ sust mam.
‘Komt er weer een feestdiner?’ Nu openlijk vijandig. ‘Dan ga je maar naar de poelier.’
Mam kijkt hem aan. ‘Ja, maar we eten rollade deze keer. En groentesoep.’
Opgelucht zakt hij in zijn stoel.
Dan, energiek nu, staat hij weer op. ‘Ik ga de beesten voeren.’
Mam knikt.
Ze ziet hem langs de ruiven lopen; met aandacht geeft hij de konijnen hun portie, strooit wat voor de kippen. Strijkt koerend langs de duiventil.
Hij hoeft niets te slachten dit jaar. Noch ervan te eten.
Papa zal een vredige kerst hebben.
—