Ballonvaren, dat was een van de dingen die ik had willen doen.
En parachutespringen. Surfen op oceaanrollers en windhozen najagen, autoracen en kastelen bewonen.
Eéns komt het er van, beloofde ik mezelf, samen met echtgenoot. Daar waren we van overtuigd.
Later.
Als de kinderen op zichzelf zijn.
Als we genoeg gespaard hebben of een grote prijs winnen
En na meer alsen, dan vullen we onze toekomstdromen in.
– Toen we eindelijk volwassen waren was er weliswaar een eigen huisje maar mèt een hypotheek en een schoolgaand gezin.
–
Aan één gedachte hielden we vast:
Later, als het goudschip binnenkomt.
Maar dat kwam ook niet,
=
Tagarchief: kinderen
U bent…?
Vanmorgen maakte ik het weer mee, iemand lachte naar me en ik wist niet wie het was, hij kwam me hooguit bekend voor.
Ik keek hem vragend aan, hij haalde zijn schouders op en liep door. Ik erachteraan, het zal me niet weer gebeuren dat ik voor verwaand versleten wordt, dacht ik.
‘Sorry hoor, ik kan er niets aan doen, ik heb een slecht geheugen voor gezichten.’
Hij stopte, legde uit wie hij was en ik wist het weer. ‘O jaaaa….’
Het is een rare eigenschap, enkele gezichten onthoud ik wel maar de meeste pas nadat ik ze ettelijke malen gezien heb. Ik dacht dat het vaker voorkwam, toch word ik er soms op aangesproken.
Van de gezinsfoto’s zijn er verschillende waar ik ook opsta, daar herken ik me niet in. Ze hebben het me moeten aanwijzen..
Als kind keek in alle winkelruiten hetgeen voor ijdelheid werd aangezien maar louter nieuwsgierigheid was naar mezelf, dat was telkens een verrassing. Niet altijd een blije Bovendien zei ik het liever niet hardop, bang dat het gek was.
Over de schoolfoto’s zei ik ook nooit wat. Ik zag de kleren die ik aanhad en herkende broer. Het was duidelijk wie het meisje was. Blijkbaar had ik de meeste moeite met mezelf. (Nee, aan Freud doe ik niet).
Het is niet ernstig, niet zo erg als de echte Prosopagnosie
In de spiegel zie ik meestal wie ik ben, eigen man en kinderen herken ik uit duizenden en familie herken ik zodra ik ze zie, dus dat valt wel mee.
Dat het hoogstens een rare indruk maakt zag ik toen ik thuiskwam en bij de nieuwe buren -met wie ik vorige week had kennisgemaakt- een jonge man op het tuinpad zag staan.
‘Goedemiddag, hoort U ook bij de nieuwelingen… oh, je bent de buurman zèlf… ik zie het al. Sorry.’
Hij lachte maar wat.
—
Wilhelmus?
We waren ontroerd. Later begrijp je dat pas.
Dat zou Wilhelmus nooit voor elkaar gekregen hebben, zijn dietse bloed ten spijt.
–
Over vader- en moederdag
Echtgenoot en ik hebben veel moeite gedaan om de kinderen te laten afzien van het vieren van deze dagen. We vonden (en ik vind nog) het dagen waarbij een bloemetje of een ander kleinigheidje voldoende was.
Het ging moeizaam.
Er waren de tekeningen en ingefluisterde ideetjes van kleuter- en andere juffrouwen. Dat waren vertederende cadeautjes waar je niet omheen kon.
Later probeerden we het uit te leggen, dat het opgedrongen feesten waren, te commercieel, niet nodig.
Helemaal zonder franje kwamen we er niet langs.
Dat maakten we af met ‘Kopen jullie samen een bos bloemen, dan zorgen wij voor taart en wat lekkers.’
Niet alle kinderen hadden er vrede mee maar op de een of andere manier kwamen we er uit.
Gelukkig maar, deze dagen zijn geen onenigheid waard.
–
Prinsjesdag, ach…
Strak plan, vindt U niet?
Wat me ook een aardig gebaar lijkt is, achteraan de optocht, een paar clowns mee te laten fietsen. Kartonnen kroontjes op het hoofd en zo, je ziet immers veel kinderen tussen het publiek.
–
Vroeger, toen alles beter was?
Dat schijnt te hebben bestaan volgens sommige mensen, je leest het hier en daar.
Er moet een overzichtelijke wereld zijn geweest, vroeger. In hùn vroeger.
Een eigen land dat iedereen bbb bood, waarin ideale zorgtoestanden heersten, doorlopend naasten- en dierenliefde beoefend werd en de natuur nog ‘natuur’ was. Kinderen waren gehoorzaam en alle ouders kenden feilloos het opvoedersvak. Eventuele problemen waren voer voor politici.
–
En waarnaar ik nooit liefhebbers terug zie gaan. Voldoende reden om aan het bestaan ervan te twijfelen.
–
Verliefde buurman 6
‘Frànk? Ga weg…’
‘Ja. En Len, een vreemd mens, leg ik straks uit. Tot zo.’
‘Hoi mam, dag mamma, weet je wel mam, kijk eens mam….’ Het gebabbel leidde me af; knuffelend en luisterend loodste ik de meisjes achterin en reed naar huis.
Toch keek ik in de spiegel. Niemand die me volgde, we kwamen veilig thuis; ik zuchtte van opluchting. Meteen stoorde ik me aan mijn overdreven gedachten.
Volgde? Op de achteruitkijkspiegel letten? Eén irritante buurman en een raar wijf, het maakte me bezorgd maar moest ik om die reden politiegedrag vertonen? In het gesprek met Willem zou ik er een grap over maken, rechercheur Martje in de bocht.
–
We hadden het een paar uur gezellig. We aten samen, ze kletsten zonder pauzes en ik hoorde het laatste schoolnieuws, hun lieve en onhebbelijke eigenschapjes. Je zou niet geloven dat er narigheden waren. In feite raakte Frank en Len zover op de achtergrond van mijn denken dat ik opgewekt Willem belde en vroeg of hij tijd had voor een gesprek en misschien wilde Olga erbij zijn? Wie weet had ze als buitenstaander een andere kijk op de dingen.
‘We willen natuurlijk komen maar wat is er aan de hand? Iets met de kinerern?’
‘Frank.’
‘Frànk? Ga weg…’
‘Ja. En Len, een vreemd mens, leg ik straks uit. Tot zo.’
Terwijl ik koffie klaar zette vervaagde het probleem nog meer; waarom me kwaad maken om Frank, hij snapte nu dat ik hem de baas was; waarschijnlijk zouden we er om lachen.
Prrrr, whatsapp. Ik opende en las: –Heb je mannetje al gebeld? ☻-
Neeee, idioot mens, ze was toch klaar met me? -Enfin, ik heb mijn best gedaan- En dan die zwarte smiley. Wat een kreng. Ik brieste.
We zouden niet lachen, vreesde ik, opspringend bij het horen van Willems auto.
© Bertie
Wordt vervolgd
Verliefde buurman 5
‘Dacht ik een verstandige moderne vrouw te spreken, is het wéér een afhankelijk slaafje. Enfin, ik heb mijn best gedaan.’
‘Nou…’ Ik voelde me onbehaaglijk, enigszins geïntimideerd ook en wist niets te zeggen.
‘Kom op Martje, als alleenstaande vrouw moet je je problemen zelf oplossen, daar heb je toch geen man voor nodig?’ Hoog trok ze haar wenkbrauwen op.
‘Nou ja,’ hernam ik me, ‘het is vrij normaal om met een vertrouwd iemand te praten. Gescheiden of niet, we kennen elkaar door en door.’
‘O ja?’ Ze schamperde. ‘Je vraagt me om advies en dan wil je alsnog je mannetje inschakelen?’
Meteen schoot ik in de verdediging. ‘Len! Willem is geen “mannetje”.
‘Nee?’ Temend.
Het was genoeg en ik stond op. ‘De kinderen komen zo van school.’ Legde een paar euro op tafel, nam jas en tas. ‘Bedankt voor het gesprek.’ Stroef
Toegevend keek ze me aan. ‘Ik pakte het niet goed aan, zie ik.’
Ze hief haar handen op. ‘Dacht ik een verstandige moderne vrouw te spreken, is het wéér een afhankelijk slaafje. Enfin, ik heb mijn best gedaan.’
Dat stak me.
‘Zo eenvoudig is het niet, hoe kun je dat zomaar zeggen? Je weet er niets van.’
Driftig beende ik naar de uitgang.
Een blik op mijn horloge maande me tot een haast die achteraf niet nodig was. Te vroeg stond ik bij de school; tijdens het wachten probeerde ik grip te kijgen op de vrouw. Een vreemd mens. Wat bezielde haar? Me van Willem losweken? Waarom? Was ze oerfeministe of, nog erger, mannenhaatster? Of gewoon maf? Ik geloofde het niet, ze scheen me te helder toe en te intelligent.
De kinderen dromden uit de poort. Drie stuks van mij, mijn trots en superliefde, blij opende ik het portier.
Plotseling zag ik Len staan, een paar meter verderop, starend naar ons.
Ik zwaaide met een lauw gebaar; wat wilde ze van ons?
©Bertie
Wordt vervolgd