Eenzaam stond het huis achteraan in de straat. Onbewoond.
Hoewel er meerdere woningen waren voelde het huis zich verloren en in de steek gelaten.
Het verlangde terug naar het geklip-klap van blote kindervoeten en gedreun van speakers. De klagerige stem van de oma en het brommen van opa.
Gegiechel, vermanende woorden, het wilde de gelukkige tijden her-beleven, en nog eens, en eeuwig.
Het was niet mogelijk, dat wist het huis, maar het hield zichzelf in stand voor nieuwe bewoners die, hoopte hij, leken op de vorige en die dáárvoor.
Het huis had sterke voorkeuren.
Een echtpaar, ouders van de moeder, een zoon, een dochter en als extra een kleine jongen. Deze samenstelling en niet anders. Zo was het zo, moest het.
Geen dieren, niet het kleinste beestje, hoe nietig ook. Ze raakten niet gewend, voelden instinctief dat het huis gedachten had en werden ziek.
–
Ongeduldig keek het huis uit naar de makelaar en gegadigden, bij elke bezichtiging hield het de adem in. Zozeer dat potentiele kopers een onaangename spanning bemerkten waardoor zij van de koop afzagen.
Het wachten duurde lang en af en toe verzonk het huis in nostalgisch gemijmer.
Dan dacht het weemoedig aan de oma van vier gezinnen geleden, de meest klagerige vrouw van allen die ooit als klagerige oma hier gewoond hadden.
En aan de allereerste bewoners, van wie de zoon een dwarse knul was die verdween op rooftocht.
De dochters die gegarandeerd voor problemen zorgden. De kleine nakomer, ondeugend en onweerstaanbaar.
De dieren die hij weg wist te werken.
De weemoed.
===
© BertjensB.
kind
struikelen en meer
Wie het zelf meemaakte weet hoe gênant het is:
boodschappen die over de grond rollen of
in een drukke ruimte struikelen over een drempel van 2 millimeter.
Als kind was ik er een ster in maar gaandeweg leerde ik beter op te letten.
Onlangs overkwam het me toch nog.
Wachtend bij de oogarts haalde ik telefoon, afsprakenbrief, bril en papiertje met vragen uit mijn tas voor een laatste check. Het kon, ik was te vroeg.
Ik lette niet op de klok en sprong verschrikt op toen ik aan de beurt was. Razendsnel propte ik alles weer terug, sorry roepend, vergat de telefoon, greep hem alsnog waardoor de tas scheef hing en bril eruit rolde enzovoorts. Kenners weten wat ik bedoel.
Hoe beschaamd je je voelt.
Dat je door de grond wil zakken.
Dat het nog erger is als iemand je gaat helpen maar je ze niet durft weg te jagen.
Enfin. De arts had geduld, riep ‘kalmaan’ en het kwam in orde.
Het is een paar weken geleden maar zit me nog steeds hoog en ik kan niemand de schuld geven om eens lekker flink de les te lezen.
Alleen mezelf.
Ook dat zit me hoog.
Stom mens.
==
Sportspanning
De EK-koorts stijgt.
Je kunt al hoopvol negativisme lezen en horen:
– dit was een makkie, de volgende ronde komen ze niet door
– ze krijgen natuurlijk de grote voetballanden
– zul je zien, misschien één wedstrijdje winst….
en meer.
Mijn man was er ook zo een, bij voorbaat nergens op rekenen dan viel het resultaat mee. Zei hij. Zich groot houden voor het geval het tegenviel. Zogenaamd realistisch inzicht vertonen.
Terwijl je de verwachting van zijn gezicht kon aflezen.
Zus en een paar andere vrouwen herkenden het, toch maakten we er zelden grappen over.
We accepteerden het kind in de man.
==
Over trots
Een controversieel onderwerp. Wat de een een nare eigenschap vindt, ziet de ander het als een stoere karaktertrek.
Men kan er veel kanten mee op.
Wie kent niet een kind dat trots de nieuwe speeltjes laat zien, het is vertederend.
Maar ook: de opschepper die showt met een dikke portefeuille. Dit wekt afgunst, vertaald in ergernis.
Trots waren de veldheren en ontdekkingsreiziger, leerde je op school. Zij wonnen land voor hun bazen die zo mogelijk nog trotser waren op het verworven bezit.
–
Het kan tot een moeilijk te begrijpen gedrag leiden.
Zoals dat van de man die, barstend van de armoe, geen steun wilde aannemen maar wel accepteerde dat zijn kind het kippenvoer opat.
Of dat van een vrouw die zo groot ging op haar spaarzaamheid dat ze de eenvoudigste eisen van haar gezin wegwuifde. Wees zuinig, was haar devies terwijl ze trots wees op haar banksaldo.
Misplaatste trots, in mijn ogen.
–
In de politiek kom je heel veel trots tegen, een baan hierin lijkt de ultieme vervulling te zijn. De fierheid op een gewonnen punt is te begrijpen maar ook hier zie je iets onbenoembaars, de trots van politici die zich afwenden van bepaalde partijen en daarbij een verheven houding aannemen: kijk mij eens goed zijn.
Wat maakt ze zo trots?
(Let wel: ik ben niet voor of tegen rechts of links, daar gaat het hier niet om).
–
Er zijn veel meer dingen over deze eigenschap te zeggen en ontelbare voorbeelden te vinden. Maar dan wordt deze log te lang.
Ieder kan dit lijstje zelf aanvullen.
-==
Een zomerdag
Luierend op het gazon. Muziekje, reader, spelletje, ik nam het ervan.
Ergens jengelde een kind, een vrouw riep. ‘Neenee, niet naar de vijver, op het gras blijven.’
Ik soesde verder.
Het kind jengelde weer, luider deze keer. De vrouw riep opnieuw. ‘Op het gras, zei ik. Moet ik je vastbinden?’
Ik zat rechtop van ergernis, waarom dat kind niet een bootje gegeven of een opblaasbandje. Warm als het was.
Enfin.
Bijna weggedommeld hoorde ik het kind opnieuw, kort, me toch weer uit mijn ritme halend.
Het werd stil.
Beetje vreemd zonder gejengel. Ondanks de irritatie vond ik het zo, ja, zo gewoon, het hoorde bij een kind en de mamma.
Een nieuw geluid.
Geschrokken sprong ik op, een vrouw schreeuwde hard.
Mensen riepen, snelle voetstappen, de sirene van een ambulance.
Het kind dat niet meer jengelde.
De geluiden ebden weg, die van de ambulance ook.
Ik ging naar binnen.
==
Weer even weg geweest/weggeweest.
Waarheen en waarom, is de -dubbele- vraag.
Nou gewoon, weg. Daarom.
Het ‘gewoon’ was zeer geslaagd.
Het ‘daarom’ een fijne aanleiding.
Ik kan het iedereen aanbevelen, neem het er eens van en ga gewoon. Zomaar.
–
‘Daarom is geen reden’ heette het vroeger.
Dat toenmalige onbegrip, niet te geloven.
Men zei maar wat, vooral opvoeders lulden een end weg.
Ouders, onderwijzers, buurvrouwen, (niet-)kerkelijken, tantes en zussen, veel van hen wisten een kind uitgekookt te manipuleren met dit regeltje.
Onder een dwingende blik, acuut schuldgevoel en gehoorzaamheid opwekkend, verraadde je doel en reden van wat dan ook.
Soms was de nieuwsgierigheid bevredigd, niet altijd.
Afhankelijk van opvoeder’s karakter hengelde men naar details. Die je niet naar behoren kon uitleggen want een kind kent zichzelf niet altijd, ook vroeger niet. Je wist nog niet wat ze wilden horen.
Gelukkig waren er smoesjes.
Als katholiek had je die altijd in voorraad, dit in verband met de biecht die al vroeg werd behandeld zodat je er tijdig het nut van inzag.
‘Waarom stal je die koekjes?‘ Luid gefluister.
‘Ik had zo’n honger…’ Quasi zielig.
–
Ik dwaal weer af.
Maar ik ben weer en blog.
==
Later als ik groot ben…

—
Met de krullen kwam het ook goed.
==
Moederdag
Als kind vond ik het een feest om iets voor mijn moeder te kopen. Geld had ik amper maar ik vond altijd wel iets moois. Dat wil zeggen: wat ik zelf mooi vond.
Meestal had ze er niets aan. Wat moest ze ook met een glazen siersuikerpotje+deksel, een plastic boterkuipje, een dejeunertje met bloemetjes, en meer prullaria. We hadden een groot gezin.
Dat waren de dingen die ik prachtig vond, ademloos wachtte ik tot ze ze uitpakte. Dan keek ik de hele dag naar dat moois al lachten de groten me uit.
Gaandeweg besefte ik dat de cadeautjes meer voor mezelf waren dan voor Moe.
Een van de broers was praktischer. Hij lachte me uit om mijn ‘rotzooi’ en kocht tenminste iets nuttigs. Zei hij. Hij kreeg dan ook meer zakgeld.
En waar kwam hij mee aan?
Met een heuse frituurpan, nu kon ze betere patat bakken. Een klein formaat, dat wel, er ging precies voor 1 persoon in. Handig!
Toen werd er pas echt gelachen.
–
‘Mister Sandman’ en Moe’s geduld.

Veel later begreep ik dat ik me hiermee had laten kennen als ’n beetje kleinzielig maar, troostte ik mezelf, ik wàs toen immers een klein zieltje?
–
Dat probeerde ik uit te leggen maar werd niet serieus genomen, alleen mijn moeder had voldoende geduld. Die arme moe, ze heeft heel wat gekwebbel moeten aanhoren en ze deed het ook nog. Sokken stoppend en breiend knikte ze en gaf antwoord. Ik neem aan dat het zo in de meeste grote gezinnen ging, de vaders hadden andere plichten.
Daar sta je als kind niet bij stil omdat je het gewoon vindt.
Achteraf vroegen we: werd U niet knettergek van ons? (we zeiden toen U tegen de ouders).
Ze lachte maar wat.
En luisterde nog maar eens.
–
Het is in het Engels, de Nederlandse versie kon ik niet vinden.
–
Bezoek aan Petrus 1
Aandachtig rondkijkend dwaal ik door de hemel. Het is er doodsaai.
Petrus tikt me op de schouder.
– Je bent te vroeg, mens.
O, zeg ik, ik wilde even checken of braaf zijn de moeite loont.
– En?
Nee. Er is hier niets te beleven, al die goedheid maakt me nerveus.
Beledigd pakt hij me op en gooit me eruit.
Opgelucht land ik op mijn bed.
Dit had ik als kind moeten weten, nooit meer braaf zijn, wat een feest.
–