
Dat lijkt me rustgevend.
of de kerk wakker ligt van mij
die adviezen.
==
Straks heb ik alleen nog maar een zus.
Deze gedachte kwam telkens bovendrijven vanaf het moment dat de rituelen na vaders dood een aanvang namen.
Bij het schrijven van uitnodigingen, de keuze van een kist, bespreken van kerk en kerkhof.
Mijn zus. Het verdriet spitste zich toe op dat besef, meer dan op het overlijden van papa.
In de kerk probeerde ik haar te visualiseren.
Het lukte niet, corona hield ons zelfs in schijn gescheiden.
We deden het met de telefoon. Zij in Canada, ik hier.
Lopend achter de pastoor naar papa’s graf werd de gedachte bijna een obsessie: straks …
…godver, waarom moest het nou zo.
We waren er. Er werd gebeden en gepreveld, de kist zakte.
Een schep zand.
Een nieuwe gedachte. Nu heb ik alleen nog maar een zus.
==
ps
Stukje uit een lang verhaal. Niet autobio.
==
Niet iedereen houdt van Youp van ’t Hek. Hoeft ook niet, ik ben het ook niet altijd met hem eens.
Deze keer wel.
Weet U meteen waar ik sta wat geloof betreft.
Nog even over broers en zussen.
Grote gezinnen werden bewierookt door kerken, grote bedrijven en een paar politieke partijen maar in werkelijkheid was het niet altijd zo geweldig.
Afgezien van de feestdagen schuurden de onderlinge verhoudingen wel eens, dat duurde dan even voor de sfeer opklaarde. Begrijpelijk, al die verschillende persoonlijkheden in een (vaak) te kleine woning.
Desondanks hadden we het niet slecht, ik als jongste meisje zeker niet. Geen honger, redelijke rust, verse groenten en fruit, zwembaden dichtbij.
Toch droomde ik van een leven als enig kind, hoogstens met een of twee volwassen broers/zussen.
Het was prettig om over te fantaseren maar vooral de realiteit scheen me hemels toe.
Eigen bed in eigen kamer, eigen boeken en pennen, splinternieuwe fiets, extra-dik chocopasta op brood, zondags een groot ijsje ipv dat dubbeltjesgedoe, meer pa-en-moe, geen pesterig broertje.
Deze wens hield ik zorgvuldig geheim, ik durfde niet ondankbaar en egoïstisch te lijken.
Bovendien kon de zaak niet worden teruggedraaid, dat snapte zelfs een kind
Later begreep ik dat menig ouder hiervoor zou tekenen. Als het begrip gezinsregulatie bespreekbaar was geweest. Geboortebeperking? Het woord alleen al -mocht iemand dat kennen- deugde niet.
–
Maar ik had er al van genoten.
In een eigen sprookje, helemaal van mij alleen.
==
Twee citaten.
Horatius (62 v Chr).
Propertius(circa 47-15 v.Ch).
Tja, ik ben niet onder de indruk.
Ze worden aangehaald in een bundel van Montaigne wiens essays bol staan van citaten maar doen me eerder denken aan lessen van de pastoor.
Er zijn ontzaglijk veel uitspraken van geleerden, voetballers politici, schrijvers en anderen die zich filosoof wanen, wie wil kan zijn leven zoet brengen met het lezen ervan.
Er zijn mooie gedachten bij, wijze woorden om jaloers op te worden.
Maar ook knap bedachte zinnen. Bedacht, inderdaad, speciaal voor uitgevers? ‘Wantrouwen is geraden bij het lezen van sommige filosofen’. Ziedaar, eentje van mezelf.
In oude tijden werden ze vanzelfsprekend als wijs beschouwd omdat ze konden lezen, iets waar het gewone volk tegenop keek. Niet altijd, men zei niet voor niets: ‘Ga zo door en gij zult spinazie eten.’
En zijn ook aardige:
Smart laat kippen en dichters kakelen. Nietzsche
Zalig zijn de slaperigen: want zij zullen dra indommelen. Nietzsche
Hoe meer wetten er zijn, des te meer dieven. Lao-Tse.
–
Onbetaalbaar vond ik die van een geërgerde schoonmoeder toen de kat een paar keer binnen plaste: ‘De wereld hangt van kattenpis aaneen’.
Maar ja, zij was niet erkend laat staan dat iemand een essay over haar schreef. Ze is trouwens al jaren dood.
Als uitsmijter deze van Schopenhauer die dit vast niet had durven zeggen wanneer hij nu leefde:
Alleen al de aanblik van de vrouwelijke vorm leert dat de vrouw niet bestemd is voor groot spiritueel of fysiek werk.
Daar moeten we het mee doen.
==
Zo gaat het nog even door, 25 punten in totaal.
Het is een kindermisboekje uit 1954 en zwierf vroeger rond van keukenla via dressoir naar rommelschaal en weer terug tot ik het bij de nalatenschap van mijn ouders vond. Het ligt nog steeds in onze boekenkast. Moe wilde het waarschijnlijk niet weggooien of ze hoopte op good vibrations naar het gezin, vroeger geloofde ze nog.
Ons leven overziend kan ik niet zeggen dat al die oproepen tot braafheid geholpen hebben.
We waren geen cent beter dan de Christelijken, Gereformeerden, Hervormden, Joodsen, Protestanten en meer andersdenkenden. (die term…)
In Brabant, waar begin 1960 nog steeds het katholicisme heerste, waren de gelovigen ook niet volgzamer dan wij. Wel makkelijker, ze hoefden zich niet aan anderen te spiegelen: er was maar één kerk.
Maar goed, ik ken nog steeds het weesgegroetje en zelfs in het Frans, dit door overmatig strafwerk van de leraar. Het gebrek aan onze braafheid deed hem af en toe de gal overlopen, vandaar. Zal hij echt gedacht hebben dat ons dit tot inkeer zou brengen?
Je vous salue… 😀
==
De mis of andere kerkdiensten op zondag. Zitten, hangen, rondkijken tot je moeder je zachtjes porde en fluisterde: ‘Zit es stil!’
Zelfs een vroegmis van drie kwartier leek al eindeloos, laat staan de hoogmis met dat zeurende orgel en dan het meezingen van al die vrouwen, mijn moeder het laagst want zij was een ‘goeie alt’. Je schaamde je dood.
Toen ik kon lezen kreeg ik vaak haar missaal en had de dienst al uit voor hij halverwege was, ongeduldig wachtend op het Ite Missa est.
—
Aan deze dingen dacht ik bij het horen van een stukje Gregoriaanse muziek op de radio. Prachtige muziek overigens.
Toch leverde de kerkgang me iets nuttigs op.
Omdat alle gebeden en liederen -naast elkaar- in Nederlands en Latijns waren geschreven pikte je veel woorden op. Die herkende je dan weer bij Frans, misschien in een andere werkwoordvorm maar makkelijk bij vertalen van thema’s.
Zo bezien was het geloof toch nog ergens goed voor, zij het anders dan bedoeld werd want vroom-, gehoorzaam- en braafheid lag me niet zo.
Liever ’n beetje spot.
Als ik nu een priester tegenkwam zou ik hem graag groeten met
Dominus Vobiscum – et cum spiritu tuo. (De heer zij met U – en met Uw geest)
Hopend dat hij zou antwoorden met Amen. (Zo zij het)
En dan samen lachen.
—
Teruggrijpend op het vorige logje denk ik aan de strengheid van de jaren vijftig.
We waren een arbeidersgezin, niets deftigs aan.
Katholiek, met protestantse en christelijke buren en meer soorten kerkelijken.
Allemaal dezelfde mensen, een viswinkel, bloemist en postkantoor, bushalte. Gewoner kon niet.
Toch was er een zekere stand. Een triestig soort waar we nu de schouders over ophalen maar toen heette het: als het er maar netjes uitziet..
Achter veel voordeuren speelden zich onverkwikkelijke zaken af maar naar de buitenwereld wilde iedereen zich keurig voordoen.
We vloekten niet, scholden niet in het openbaar, voortuintje was altijd geharkt, we droegen handschoenen naar de kerk en meer van dat.
Wat fatsoen betreft waren het barre tijden, we verslikten ons er zowat in. Deze opvattingen bestaan nog steeds
Geen wonder dat als tegenspel de hippietijd omarmd werd.
Zonder dat we het over neukwater hadden.
.
–
Allemaal rooms maar ondertussen
Uit oost:
Die opscheppers uit Holland? Niks is het.
Waardeloos, ze deugen van geen kanten.
–
Het waren maar enkelen die zo spraken. Bovenstaande is nog redelijk, men riep wel erger dingen.
In die jaren (’60) leefde dat soort ideeën volop, naar wat ik hier en daar opvang bestaan ze nog steeds.
Voor heel wat mensen leken de Moerdijk en IJsselmeer natuurlijke grenzen, al het land dat ten zuiden en oosten lag liep volgens hen achter bij het oververheerlijkte Holland waar ze de achtergbleven nesten in eigen platteland gemakshalve vergaten.
Het waren resten van oude tijden.
In het kort:
De Peel, delen van Brabant, Limburg en Oost-Nederland waren inderdaad veel later met de ontwikkeling van handel en industrie en alles wat daarmee samenhangt, denk aan verkeer, integratie, mode enzovoorts. Een logisch gevolg van gebrekkige ontsluiting van een gebied of land, een verschijnsel dat overal ter wereld voorkomt.
Voeg daarbij een dwingende kerk en voilà, de stilstand/schterstand is een feit.
–
De vooroordelen blijven hangen evenals plattelandsgewoontes waaraan men hecht en die mensen nu graag cultuur noemen.
Maar we kregen ook aardige opmerkingen.
Toen een man in Schoorl hoorde dat we uit Brabant kwamen reageerde hij verbaasd:
‘Uit zo’n mooie provincie en dan kom je hiér op vakantie??’
–