Hemels bezoekje

Het zat me niet lekker.
Pijntje hier, pijntje daar, rillerig, er was iets onaangenaams in mijn lijf al vond de huisarts niets.
Ik besloot hemelwaarts te gaan, God wist alles en was de beroerdste niet.
hemelhead-2748333__340 - kopie - kopieNatuurlijk keek Petrus achterdochtig –daar heb je haar ook weer– maar toetste me toch naar Gods spreekkamer.
‘Bertjens, goedemiddag,’ klonk het hartelijk, ‘hoe is het met jou?’  Altijd even aardig, terwijl hij alles al weet.
‘Waardeloos meneer God, wilt U me alstublieft een beetje gezond leven aanleveren,  een klein beetje maar?’
Hij bekeek me, las mijn leeftijd, brein, emoties, alle vorige jaren.
Kuchte.
En sprak voorzichtig:
‘Je wordt ouder Bertjens, dat weet je, nietwaar?’
‘Jawel…’
‘Accepteer het dan ook.’  Mismoedig keek ik hem aan, bedankte en vertrok.
Maar deed mijn best.
Nog steeds, alle beetjes helpen tenslotte.
Ooit.
Hoop ik.
===

Nog eenmaal naar de hemel

godjesus-4929681__340
Geërgerd las ik de krant.
De waanzin, in het groot maar ook bij onszelf. Die klotewereld ook.
Ik nam een besluit en ging nogmaals naar god.
Ditmaal niet voor een nieuw lontje, zodra de poort een stukje opende zei ik het alvast opdat Petrus me niet zou afpoeieren.
‘Goedemorgen, ik hoef niets te hebben hoor, alleen maar wat vragen.’
Hij verbreedde de kier waardoor ik één oog zag.
‘Weet je het zeker? God heeft meer te doen,’  was het antwoord. Knorrig als gewoonlijk.
Daar zei ik niets op.
Het bekende toetsgeluidje klonk (ze gaan hier serieus met de tijd mee, heel wat beter dan sommigen van de volgelingen).
Hij bekeek me van onder tot boven en ik zou zweren dat hij me keurde voor de grote kookpot.
‘hm#mmpglgrrr..  je weet de weg.’
Ik kon er niet meer om lachen.
God wachtte me al op.
‘Bijna Kerstmis Bertjens, je komt zeker om vrede verzoeken?’
‘Inderdaad meneer God, al was het maar een beginnetje. Het is niet om aan te zien, overal, ook in eigen land….’
Hij viel me in de rede. ‘Je weet toch dat ik de mensen verstand gaf?’
Daar gaan we weer, dacht ik mismoedig.
Ik probeerde het nog eens.
‘U kunt immers alles, waarom niet af en toe dat beetje extra aan ons brein  toegevoegd waardoor we soepeler worden. Denkt U zich eens in, dictators krijgen spijt, soldaten weigeren de wapens, en het gekweel over vrede op aarde krijgt betekenis, U houdt toch van ons en weet U… ‘
Hij hief zijn hand op.
‘Voor de laatste keer: ik grijp NIET in, die taak gaf ik de natuur. Dat weten jullie nu toch?’
We zwegen.
Ik dronk de koffie op en nam afscheid.  Voorgoed deze keer.
‘Het ga je goed Bertjens.’
‘Dank U, van hetzelfde.’
Voor ik de deur dicht deed schoot me nog iets te binnen. ‘We zijn inderdaad naar uw beeld geschapen, U bent net een mens.’
Petrus stond me op te wachten bij een wijdopen deur, een beetje verlegen knikte hij me toe en wees naar buiten.
Ook hij zweeg.
==

Twijfelaarster

Ze aarzelde al toen ze in de wieg lag, rammelaar of popje?
Als peuter ging het door, driewieler of stepje, laarsje aan of laarsje uit.
De kordate juf wachtte er niet op, ze zette het kind resoluut aan een spelletje.
Op de basisschool viel niets te kiezen maar de leerstof bood hulp: met -dt of alleen een -t, moet die som zus of hoort het zo. Vriendin met Anna of toch maar met Jenny.
Als puber werd de twijfel heviger.
Elke morgen dacht ze: naar school of spijbelen, leraar Engels knapper dan de Franse,
is zoenen lekker of juist niet, broodje eten of Bossche bol.
Eindeloos redeneerde ze zonder passende besluiten te kunnen nemen, geen therapie, psycholoog, neuroloog, psychiater kon haar genezen, ook niet de aanpak van een strenge tante om over coaches maar te zwijgen.
Zo aarzelde ze voort tot ze oud was en ongehuwd op haar sterfbed lag waar de pastoor haar bijstond. Hij vroeg niets want kende haar, ze was in staat te twijfelen of ze naar de hel of de hemel zou reizen.
God was genadig en liet haar geen keus: rechtstreeks naar de hemel.
Maar hij ergerde zich wel een beetje toen hij zag dat ze zich doorlopend afvroeg: op welk wolkje zal ik gaan zitten.
engeltjeangels-3163022__340
==

Plakkerige gedachten

Vandaag was ik in de hemel.
Heel kort en het zal niet waar zijn geweest. Maar toch.
Ik zat buiten. Lezend, cryppend, berichtjes uitwisselend.
Langzamerhand werd het warmer of benauwender, het verschil was niet duidelijk.
Tussen zes en zeven uur steeg de plakkerigheid ten top, in de lucht zat onweer die niet opschoot. Het voelde raar, ik dacht dat ik ter plekke zou verwateren -met de warmte drink ik fles na fles-  en besloot naar binnen te gaan, in elkaar zakken op de bank is veiliger. Met  bibberbenen stond ik recht, meende te vallen, en –
– werd gered door een zijdezacht zuchtje wind, zo aangenaam dat ik niet wist dat zoiets bestond.

Natuurlijk overdrijf ik
Ik werd gewoon even niet goed van de warmte en verbeeldde me dood te gaan. Had waarschijnlijk net een verkeerde boek gelezen, je hebt je gedachten niet altijd in de hand.
Stel je voor,  Bertjens Hemelvaart.
==

Telefoon

De huistelefoon deed niets meer.
Iemand  had geklaagd dat ik onbereikbaar was. Dat was niet waar maar ze weigert mobiel te bellen.
Enfin.
Ik bekeek het ding (niet die van het plaatje), haalde  de batterij eruit en stopte hem er weer in, nam de instructies door, las het klachtenhoofdstuk maar kon niets vinden, klusjesman ook niet. Hij deed overal stekkers uit en in. Zinloos.
Achteraf bleek het een Ziggo-storing
‘Gooi toch weg,’ zei iemand.
Maar dat wil ik niet. Er zijn nog mensen die liever het ‘gewone’ nummer willen draaien, die gebruiken  alleen het ‘gewone’ toestel. En eigenlijk vind ik de hoorn ook prettiger in gebruik dan de platte smart.
Dus houd ik hem. En denk aan de kinderachtige en brave grappen van toen.
PTT-contrôle. Wilt U even in de hoorn blazen?
Met de PTT, heeft U alle cijfers in de juiste volgorde? Wilt U ze hardop noemen? Geloof het of niet: sommige mensen deden het.
Ik neem aan dat elke nieuwigheid zijn eigen grappen meebrengt.
De autoradio bijvoorbeeld was een bron van spot, Facebook en Twitter eveneens.
De minirok ook maar was van een andere orde.
Toch hebben we het allemaal omarmd en zullen dat waarschijnlijk blijven doen.
Ik voorzie een teleportatie naar hemel of hel, automatisch, met korting bij twee personen tegelijk.
Maar de oude huistelefoon kan blijven tot niemand hem meer gebruikt
Dan mag hij naar de tele-hemel.
==

Verloren land


Zo mooi, dat land.
Slechts eenmaal waren we er doordat TomTom verdwaalde in de coördinaten.
Wat er zo mooi aan was?
Hoe moet ik beginnen?
Was het de bijzondere sfeer waardoor we niet wisten of we ons in lucht of water bevonden?
Het dak, was het hemellover? Of de onderkant van een wateroppervlak? We wisten het niet. Een groen/blauwsoort die we niet kenden spande zich boven en rondom ons, murmelend of, ja wat, neuriënd?
Vissen of vogels schoten door turkooizen lagen.
We bestonden slechts.
Tussen vage vormen die stil langs ons blikveld zweefden en langzaam oplosten.
We voelden geen honger, dorst, moeheid of andere ongemakken.
We zuchtten en rekten, verzaligd.
Hoelang we er waren wisten we niet maar hoorden met spijt weer de bekende woorden
‘bij de volgende rotonde linksaf, neem de derde afslag’
==

‘Het leven is een eeuwigdurend proces.’

 

 

 

 

Een gegeven om over door te pruttelen.
De betekenis begrijp ik, de eeuwigheid niet.
– Wie wil meeleven met dat proces?
Bedenk dat je dan met je familie en achterfamilie vergaat waarna aldoor nieuwe generaties opkomen die ook vergaan. Vervelend op de duur tenzij je iedere jeugd en lentebloem weer als nieuw ervaart. Daar staan dan ook alle narigheden tegenover.
Ik pas.
Voor suffers en zwartkijkers zou het niets uitmaken, ze gaan gewoon door met suffen en zwartkijken.
Ach ja, zoveel hoofden zoveel zinnen, er is vast wel iemand voor te porren.

Die eeuwigheid geeft ook een nare smaak aan het hemelverhaal. Voor altijd op een wolk te moeten zitten, zingend en een ijdele god aanbiddend en niemand die je vertelt hoelang dat nog duurt, gottegot. Liever nam ik een foto mee van echtgenoot, dan zong ik voor hèm.
Hoe je het ook bekijkt, eeuwigheid is overal naatje.

Je zou het eeuwige leven ook kunnen vergelijken met een Perpetuum_mobile
een voorwerp waar menig uitvinder zich op stukbeet maar het nooit voor elkaar kreeg er een uit te vinden. Onbegrijpelijk dat ze zich zoveel moeite getroostten, ze zouden het na hun dood niet eens kunnen controleren.
Intussen is er de atoomklok.
Of die eeuwig loopt weet ik niet maar in ieder geval heel erg lang.
Wie weet haalt hij ooit het leven in maar dat duurt nog wel even, een eeuwigheid minstens.
==

Verveeld verhaaltje

Het meisje verveelde zich altijd.
Er was niets dat ze graag deed. Baantjes, clubs, stappen, ze meed het.
Soms ging ze de straat op, maar ook daar was niets wat haar kon bekoren. Meestal ging ze vroeg naar bed, gapend van verveling.
Ze probeerde de sleur te doorbreken door samen te wonen met een man,  toen met een vrouw,  daarna met alletwee tegelijk om uiteindelijk weer alleen te blijven want het was een suffe beweging.
Ze besloot te gaan reizen. Het hielp niet. Gedoe met folders, boeken, bagage, inchecken, hotels en meer hing haar direct al de keel uit en ze kocht zich een eigen raket.
Daarmee vertrok naar bijna eindeloze verten in het heelal en ontdekte onderweg een paar spannende nieuwe planeten. Mooi, maar het spelletje van exploreren en exploiteren werd al gauw een gewoonte en ze richtte haar aandacht op de hemel.
Helaas, die was afgesloten.
Ze kwam er niet in, de portier was duidelijk geïnstrueerd:
GEEN TOEGANG VOOR LEVENDEN. Heel vervelend.
Ze haalde de schouders op en zette koers naar beneden, aarzelde halfweg even bij het vagevuur maar toen ze de saaie bedoening zag van geen-vlees-en-geen vis racete ze regelrecht naar de hel, bekeek de baas van het spul en de bewoners.
Ze vond er niets aan; is dat alles, dacht ze, een doorlopend brandje? Nou, dan kon ze net zo goed naar huis gaan en een pak lucifers aansteken.
Intussen voelde ze de jaren. Ze nam haar intrek in een bejaardenhuis.
Al niksende werd ze erg oud.
Op haar éénhonderdenzevende verjaardag las ze geërgerd het zoveelste duffe telegram van de koning en verzuchtte, ‘Gatverdarrie, ik verveel me dóód.’
En ze stierf.
De begrafenis was een dooie boel.
©

Papa wandelde.

Hij werd gevonden in de rivier,  bij een van de pijlers van de spoorbrug. De huisarts zei niet veel meer dan ‘Waarschijnlijk sprong hij zelf.’
Mama was sprakeloos.
Na de begrafenis verbrak ze de stilte
– Waarom deed hij dat nou? Hj had niets te mopperen. Zijn kleren altijd verzorgd, eten op tijd klaar, huis gepoetst…. –

Zo vraagde en klaagde ze, overtuigd van haar schuldeloosheid.
Dochter zweeg, dacht aan papa’s protesten en mama’s antwoorden.
Hij wilde graag een strandvakantie (als jij zo nodig naar zee wilt ga je maar alleen), hekelde de gescheiden slaapkamers (ieder een eigen kamer is hygienischer), zou in een restaurant willen eten, (nergens voor nodig, ik kook zelf), af en toe een borreltje drinken (met verjaardagen krijg je toch een biertje?).
Mama nam alle besluiten op de enige manier die ze kende, die van haar. Met stellige uitspraken waar haar man op de duur niet meer op reageerde.
Hij eiste alleen nog een paar uur in de weekeinden. Om te wandelen. Het liefst alleen.
Ondanks haar geschamper (zonderlingen doen dat ook) liep hij, zaterdags of zondags, bij mooi en minder mooi weer, tot hij voorgoed wegbleef.

Waaraan dacht hij in die eenzame uren, vroeg dochter zich hardop af. Aan de zee?
Mama keek haar verstoord aan. Ongeweten geestig was haar antwoord.
– Hij zal met de stroom mee hebben gewild.-