Bendurweer.

hand-4843244__340Bijna.
Morgen ga ik weer bloggen.
De pols doet het heel aardig, het was geen zware kneuzing, en een paar vingertoppen schrijnen nog doordat ik mezelf opving. De straat is hard voor vrouwenhanden.
Alle ingekomen berichten ga ik niet meer afhandelen, dan zou ik een secretaresse moeten aannemen en zoveel geld heb ik niet.
Denk niet dat het desinteresse is, het is gewoon teveel.
Wat vanaf vanavond binnenrolt doet weer mee.
Tot morgenochtend, schattebouten.
==

Herfst

Genietend van de najaarszon zitten ze daar, niet meer zo piep, des te genoeglijker.
Ze neemt een voorzichtig slokje, ‘lekker, die verse thee. Lust jij nog wat?’
Hij is zachtjes ingedommeld en hoort haar niet.
grandparents-2807673__340Ze raapt de krant die van zijn schoot gleed en laat haar ogen over de koppen gaan.
Dan slaat ze om en ziet een bekende naam.
Ze stoot haar man aan, ‘kijk jij es, zie ik dat wel goed?’
Hij schrikt, ‘wat isser dan?’
Ze  schuift hem de krant toe en wijst.
Hij zet zijn bril recht  en leest hardop  Toch nog onverwachts is van ons heengegaan, onze geliefde Oom Gerrit….   Nounou, dat is toch wat. Heeft al zijn geld hem niet kunnen redden.’
Hij leest het nog een keer.
‘Geliefde’, spot hij, ‘ze konden hem wel doodkijken.  Het is ze aardig gelukt.’
Ze zwijgen.
‘Denk je dat we een kaart krijgen?’ vraagt ze.
‘Een kaart?  Die hebben het te druk met het tellen van de erfenis.’
Opnieuw vallen ze stil.
Ze staat  op.
‘Ik ga naar binnen, het wordt rillerig.”
=

Weg

Ik moet iets bekennen.
Soms wil ik weg. Zomaar. Gewoon opstaan en de deur uit.
Het waarheen is geen vraag. Het waarom nog minder.
Ik doe het nooit.

Als tiener deed ik het wel eens, meestal na een ruzie die als smoes kon gelden. Witheet trok ik naar boven en propte een tas vol met ondergoed, schriften en restjes zakgeld en vertrok op de fiets. Die zagen me nooit meer terug, gromde ik.
Pa, moe, broer en zus grijnsden me na.
Helaas woonden we in een tieneronvriendelijke omgeving, dooie dorpen met hier en daar een café waar ik niet aanklopte omdat ik te weinig geld had en in de bermen durfde ik niet te slapen. Voor enge beesten was ik altijd al bang.
Uiteraard kwam ik terug, de deur was nooit op slot..

Nu heb ik geen ruzies nodig om weg te willen.
Ook word ik niet witheet genoeg om tassen vol te proppen, als ik weg ging zou ik alleen geld meenemen.
Waarom wil ik dat dan?
Dat weet ik niet, eerlijk niet.
Maar ik wil het.
=

Zwerfdieren opvangen

In een naburige plaats wordt geld gevraagd door de Dierenopvang.
Ze vinden dat de omringende gemeenten horen mee te betalen aan de inmiddels ruim duizend katten en vijfhonderd honden jaarlijks opgevangen dieren, die moeten wachten op een geschikt tehuis. Het centrum hanteert namelijk een anti-inslaapbeleid, dit vergt meer personeel en betere opvangruimte .
Prachtig ideaal.
Krijgt het nu zo’n 34 eurocent per inwoner per jaar, voor een goede opvang moet dat naar 75 ec. Het is tenslotte een gemeentelijke taak, uitbesteed aan het opvangcentrum.
Het probleem is niet nieuw maar weer is de vraag:
moeten alle zwerfdieren opgevangen worden of mag men ze laten inslapen?
Meer geld zou ik geen bezwaar vinden, het liefst hield ik alle honden en katten in leven maar om ze nou weken, misschien wel langer, in gevangenschap te houden vind ik minder diervriendelijk.  Wat met probleemdieren? Ik weet van een hond die drie keer werd teruggebracht, het zit er dik in dat het geen huishond wordt. Hoe voelt dat voor een beestje dat er niets van snapt?
En oudere dieren? Die zijn vast niet zo populair als schattige puppies, kittens en knabbelkonijntjes. Hoelang wachten die?
Dan vraag ik me af of pijnloos laten inslapen niet een betere oplossing is.

Een extra actie via advertenties en tv-reclame zou misschien de diereneigenaren tot nadenken stemmen voor ze hun huisdier ophokken of, erger, loslaten.
Een actie waarin de nadruk gelegd wordt op de waardeloosheid van zo’n daad,
In de trant van:
‘Bent U ook zo’n dierenbeul?? Nee toch…’

Hoofd. Een soort ballade

Plots was daar die onderkin
ik leek een kroppige duivin
allez, riep ik, het mes erin

mijn neus stak af bij’t resultaat
dus kocht ik me een duplicaat
een gok met wippend’ luchtinlaat

toen misstonden nog de wangen
ja, ook zij werden vervangen
en met zacht satijn behangen.

jamaar, zeiden dan de ogen
krijgen wij nu hemelbogen?
ik bood ze een verziend vermogen

voor de rest had ik geen geld
de bank had me reeds rood vermeld
lijf vervloekte me, ontsteld.

Wat denkt het wel? ik ben onteerd
geknakt en diepgevoeld bezeerd
en heb me rap gedistantieerd.
= = =
Als Hoofd blijf ik in leven
hier sta ik, hoogverheven.
Het lijf is doodgebleven
=====
© Bertie

Wat doen we met de spullen?

 Dit  spreekt me aan.
Iedereen die ooit een overvolle nalatenschap heeft moeten uitzoeken en opruimen weet het, de helft (of meer) van de spullen kunnen weg maar je voelt je niettemin schuldig en leurt bij familie tot in de tiende graad:  kun jij die ouwe speldjes gebruiken?
We maakten het een paar keer mee. En waren blij met de hulp van een nuchter-denkende zoon/dochter die adviseerde; kleding naar de container,  wandversiering en andere prullaria naar de belt, leeswerk uitstallen voor de liefhebbers en wat overschiet naar een rommelmarkt. Geld, sieraden en waardevolle stukken daargelaten maar degenen die zoiets bezitten hebben waarschijnlijk een beschrijving of testament.
Door onze meemaaksels op dit gebied waren wij al eerder begonnen met het bekijken van huis en inhoud.
Bij een paar kasten hebben we ons afgevraagd: wie zou dit vest nog willen al was het een duur ding? Dat kistje met medailles? Mijn map met oude verhaaltjes? Die sexy jurk? En de meeste dingen weggegooid.
Ik leerde van, bijvoorbeeld, een paar ingebonden uitgaven van een oud tijdschrift uit de jaren 1949 tot medio ’50. Dacht iets interessants in huis te hebben maar was de enige die ze las, man noch kinderen keken er naar om. Exit tijdschriften.
Zo kom je dingen tegen die je echt beter weg kunt gooien.
En dan de vliering, kelder en garage nog. Kapotte apparatuur en gereedschappen, pannen met één oor, wrakke bureaus, zakken vol carnavalskleren.You name it.
Het enige wat ik bewaar is mezelf.
Daar heb ik nu nog geen bestemming voor.

 

Rijke ouderen?

Je kunt twisten over de termen.
Mijn ouders’ spaartegoed stelde pas op hun vijfentachtigste wat voor. Dat hadden ze goed bekeken gezien de kosten van hun naderend levenseinde. Koffietafels en zo.

Mijn eigen saldo gaat niemand iets aan naar u mag gerust weten: ik ben niet  rijk en zal het waarschijnlijk ook op latere leeftijd niet worden. Ook hier zit het meeste ‘kapitaal’ in een hoop stenen. Wijlen echtgenoot had indertijd een bord boven de voordeur willen spijkeren, met sierletters HUIZE RABO erop, dat zegt genoeg.
Enfin, das war einmal.
Maar stel je voor dat Rutte c.s. me als rijk aanmerkt? Overheidswegen zijn minstens zo ondoorgrondelijk als die van god.
Om die reden opende ik een geheime rekening op de Kaaimaneilanden. Elk overtollig eurootje stort ik daar, het nummer zit verborgen in de diepste krochten van mijn geheugen en mocht de overheid me op een zgn vermogen betrappen, kan ik altijd zeggen dat de krokodillen het hebben opgevreten.
Ergo, ik zit veilig arm te wezen.