Het is gezond, zegt men.
Je kunt je buikpijn lachen. Een kriek, een orgel, een bult, ziek, een ongeluk. krom, van alles.
Natuurlijk ook als een boer met kiespijn of zuur.
Hoe dan ook, het is te leren.
Er bestaan al jaren lachcursussen, dit is er één van.
Of een aartszuurpruim er iets van opsteekt is de vraag, sommige mensen lachen nog niet als de televisie naar ze knipoogt.
Meestal lachen mensen graag, gezien het succes van cabaretiers en comedians en een paar columnisten.
Jonge mensen lachen om niets. Ik herinner me de keer dat ik met een klasgenootje naar school fietste, gearmd, en we met de sturen ineen haakten. Stompzinnig hielden we elkaar in evenwicht en lachten ons slap. Toen stortten we neer.
Soms wekken politici je lachlust.
Dat kan gevaarlijk worden, voor je het weet heb je ruzie. Dan lach je niet meer en moet je je lach verdedigen waardoor je alleen nog grimlacht.
Het zijn voorbeelden die men zelf kan aanvullen.
Ik zou ze graag zien, lachlogjes zijn er nooit genoeg.
==
Tag: fietsen
Tienertijd
Om het onnozele, het niet beseffen dat je helemaal niet zo lelijk, raar, stom, en achterlijk was. Je was nodeloos ongelukkig, zo zonde van de tijd .
–

–
Hij zat vol puistjes (zei hij) en voelde zich altijd de mindere van rijkere boerenzonen die pronkten met betere fietsen. Hij compenseerde door het hardste te lopen met voetbaltrainingen en later topscorer te worden, al was het van het vijfde of zesde elftal..
–
=
Schapen scheren…
…het is er de tijd voor.
Als kinderen keken we elk jaar. Het was geen muzikaal evenement, het gebeurde gewoon bij een buurboer. Langs de straat was een weitje waarin de beesten ont-manteld werden.
Wat we er zo mooi aan vonden weet ik nog steeds niet, eigenlijk was het een beetje zielig maar, zei mijn vader, de scheerder stond bekend om zijn handigheid en de schapen waren blij van hun vacht af te zijn. Dat troostte.
Op de feestelijke scheersessis van nu gaat het ongeveer hetzelfde maar dan met muziek en publiek, braderietje en dergelijke.
Daar hielden we niet zo van.
–
Een jaar of 7 geleden fietsten echtgenoot en ik een stille route door het achterland tot we ineens een bekend geluid hoorden: gegier en gemekker, iemand was schapen aan het scheren.
Nieuwsgierig stapten we af, een praatje met een boer was altijd gezellig.
Daar kwamen we deze keer rap van terug, ziende hoe de man te keer ging met de stomme dieren. Lomp werden ze heen en weer gegooid, het scheerapparaat leek een wapen. Hij keek op, zei niets, gooide een nieuw slachtoffer onder zijn knie.
Nu zijn we wel wat gewend op het platteland, we waren echt geen kleinzerige en jammerende buitenstaanders. We weten dat schapen geen kleinemeisjespoppen zijn.
Maar dit. De geschorenen waren stuk voor stuk flink bezeerd.
‘Alles bloedt,’ riep echtgenoot. Hij wist dat het er, buiten het zicht, niet altijd zo zachtjes aan toe ging maar ergerde zich evengoed. ‘Dit is niet nodig.’
De man ging stug door.
Wij zijn opgestapt.
–
Vanaf die tijd juich ik het feestelijke scheren toe.
In het openbaar is tenminste toezicht, alle kijkers leven met de schapen mee.
–
Vakantiefoto’s die het bewaren waard zijn
Een van de zaligste vakanties, ongeveer 7 jaar geleden. Aan de kust. Strand vlakbij en duinen, het geluid van de zee in je oren.
Wandelingen naar het Zwin. Breskens en Middelburg bezoeken. Rammekensroute fietsen. Vlissingse kade.
Hoogtepunten waren luie stoel, emmer en warme sokken.
(Foto is onscherp, nog gemaakt met ouderwetse camera)
Weerpraatje
Er waren tijden dat we, voor zover dit mogelijk was, de boel de boel lieten of een snipperdag opnamen om naar buiten te gaan op mooie dagen.
Strand, zwembad, slootkant, teil, terras, whatever want het was:
mooi weer, daar gaan we van profiteren
eindelijk droog
de eerste zomerdag
een zalige zon
morgen regent het
enzovoorts.
Er kwamen wel zomers voor met langdurige droogtes en zon maar ze waren niet standaard.
Nu begint het daar op te lijken.
Elk voorjaar biedt nu meerdere zomerse dagen, je ziet vaker palmboompjes in tuinen, warme jassen hangen antiek te worden en wanneer kochten we nog winterlaarsjes?
Nu is het: koel vandaag dus
met de kinderen op pad
garage/kelder/vliering opruimen
fietsen
een dagje genieten
morgen is het weer warm enzovoorts.
Het is mogelijk dat ik me dit verbeeld, beïnvloed door de klimaatnieuwtjes. Ik denk het niet.
Misschien kan Trump het uitleggen.☻
–
Amfibie
Het lijkt me fantastisch, dat moment van ‘daar gaan we’.
Hoe voelt dat nou, zomaar het water in rijden?
Eng, zegt de een. Weet niet, zeggen de meeste anderen. Het spreekt niet iedereen aan, zo weinig als je er over hoort praten.
Terwijl het mij juist zo mooi lijkt.
Als ze nu ook nog opvouwvleugels inbouwen had je een vakantie voor elk wat wils: busritje, boottochtje, vliegreisje ineen. Zelfs uitklapbare pedalen sluit ik niet uit, zoiets als een bierfiets. Maar dat zijn natuurlijk zinloze spinsels, niemand gaat voor zijn plezier fietsen in een bus en waar zou je de bel moeten plaatsen?
Intussen zijn in een paar plaatsen dergelijke vaarbussen, Rotterdam, Amsterdam en Wamel en misschien in meer gemeentes.
Misschien, ooit, komt er ook een in ons dorp, de visvijver is groot genoeg en de karpers duiken wel naar de diepte.
–
Twijfel
Het was lekker in de zon.
Daarom stond ze in dubio: buiten koffie drinken? Of toch maar binnen?
Hij zag haar aarzeling, ‘doe het niet, raadde hij, ‘ga liever mee, een stukje fietsen’.
Goed.
Voor de kledingkast twijfelde ze: shirt of een bloesje?
‘Niet doen’, hij weer, ‘trek een trui aan’.
Oké.
In de gang talmde ze bij de kapstok: spijkerjack of dunne fleece?
‘Je kan beter je gevoerde anorak aandoen’.
Denk je?
Ze keek naar de schoenenplank: slippers of sandalen?
‘Neem je laarzen, schat…’
Zucht.
‘Luister’, zei ze, ‘het is warm en ..’ ‘Jawel, maar het kan ook omslaan…’
Ze zei niets en trok een la open.
‘Wat zoek je?’ vroeg hij
Keurend keek ze naar zijn mond.
Hechtpleisters? Of duckttape?
–
–
Zomerpraatje
Dat heb je in de zomer, lange avonden die heel kort zijn.
Buiten zitten, soms nog wat vegen of plukken, voor een boek is het niet altijd licht genoeg of de sfeer past niet bij het verhaal. Wanneer je uiteindelijk naar binnen verhuist is het laat en de avond opeens om.
Ik houd er wel van, het duurt maar een paar maanden en die buit ik uit; bij regenweer is er het afdak, tuindeuren kunnen openblijven. Heerlijk.
Niet iedereen is gecharmeerd van deze avonden. Een van de zussen vervloekte ze al na één week, ze werd ongedurig en sloot het liefst om 9 uur ramen en gordijnen, warmte en zweet negerend. ‘Het wìl maar niet donker worden’, foeterde ze.
Ook de warmte is niet altijd welkom en vliegen nog minder.
Er zijn mensen die zon, vliegen en hitte ontwijken door binnen te blijven in een koele ruimte.
Eens logeerden we bij een stel dat de hele zomer in zo’n koele kamer bivakkeerde. Geen zon, geen vliegen, geen hitte, jubelend zaten ze de hete zomer te trotseren met een kopje koffie. ’s Avonds verkasten ze naar de televisiekamer waar eveneens alles zorgvuldig gesloten was maar wel een fles wijn geopend werd waardoor we het nog benauwder kregen.
Na twee dagen ontploften we zowat. Naar buitenlucht snakten we, op de fiets een lauwe wind voelen, langs de Maas rijden, koude biertjes drinken op een terras, desnoods met een zweetlaagje.
Hoe anderen het ervaren weet ik niet maar in een afgesloten halfdonkere ruimte voelden we ons opgesloten. Onprettig.
Ongezellig. Opgedreven. You name it.
Mocht ik werkelijk last hebben van de zomer zet ik wel een luie stoel en leeslamp in douchecel of badkamer. Eventueel maak ik plaats in de ijskist.
Gegarandeerd koel.
–
Zondag werd vrije dag
De zondag was nog min of meer heilig in de jaren vijftig; niet alleen werken, ook zwemmen en fietsen was verboden.
Alle gelovigen gingen die dag naar de kerk, lopend, meer een soort wandelmars zonder stopwatch. Katholieken en christelijken vormden de hoofdmoot, ieder naar hun eigen dienst.
Wij kinderen verveelden ons suf. Eerst moest je mee naar de mis die lang duurde. Daarna gingen we buitenspelen; omdat de kleren netjes moesten blijven bleef het bij gedwongen rondhangen want zondagse jurken en broeken waren van alle gezindten. We waren blij als pa en moe ons meenamen voor een wandeling naar het park.
En toen, op een dag, mocht er gefietst worden op zondag. Later ook gezwommen. Het werd een heuse vrije dag waarvan je mocht profiteren. Een zaligheid, temeer daar we als roomsen de eerste waren.
Raar dat zoiets je bij blijft, het triomfantelijke leedvermaak tegenover andersdenkende buurkinderen: wij mogen fietsen en zwemmen en jullie lekker niet.
De zege was van korte duur, na luttele maanden (of weken) gaven dominees hun gemeentes dezelfde vrijheden. Kerkelijke gezaghebbers ontkwamen er niet aan, zeker niet in de geïndustrialiseerde Zaanstreek.
Geloof het of niet, ondanks mijn scepsis betr. de bijbel komt deze stap nog af en toe bij me op
Hoe blij we hiermee waren.
–