De droogte duurde voort
er was geen frisser oord
geen regen aan de poort
slechts dorre wind uit noord.
–
We zagen door de ruit
een spreeuw. Wat dorstelijk gefluit
meer was er niet als buit.
Toen gingen we maar uit
–
en reden langs de Maas
er liep wat vee te graas
in gras met bruinig waas
de ogen stonden daas.
–
Het pontje vaarde scheef.
De stroming die het dreef
en langs de boorden wreef
had weinig lust te geef.
–
We reden terug naar huis
in droge lucht-met-ruis
piepend door het gruis
als een verkouden muis
–
Het weerbericht was pet:
opnieuw een zonballet.