Bijna nacht

nachtbirds-4395443__340
Kwart over elf en nog steeds geen donkere lucht. Niet zozeer door zomertijd,  lichte nachten zijn  typerend voor de langste dagen.
Ik houd er wel van. Waar een zus klaagde van ‘het wil maar niet donker worden’ mogen van mij alle nachten  zo blijven.
In die bleke stilte is elk landschap spannend, zijn alle smalle straatjes en stegen enger dan in het echte donker. De tuin ziet er wonderlijk uit met vreemde planten, een schielijke kat verdwijnt, flauw geritsel klinkt op. Aan de straatkant is het stil, de kat kruipt nu onder een auto.
Als ik niet zo’n bangerd was zou ik mijn matras buiten neerleggen en luisteren en rondkijken, wie weet wat ik dan zag. In slaap vallen tussen de bloemen, een kinderwens bijna.
katschaduw 009 - kopie
Maar dan zou een beest met vleeshonger mij ontdekken en besluipen terwijl ik daar lig te dromen. In gedachte zie ik mezelf oprichten met nog anderhalf been en hem wegschieten met een voet waarvan de tenen uit zijn bek hangen.
Rillend stap ik het bed in.
Echt, prachtig, die lichte nachten.
Dat ze nog lang mogen blijven om ervan te genieten.
Slapen doe ik binnen.
==

Opschepper

De verveelde dikke kat
die ons zo hautain bezat
en een saaiig leven leidde
sloom en lui de tijd verbeidde
de rooie met die strepen
heeft zojuist een plan bedacht.

katcat-1056661__340— Straks verbrand ik al mijn schepen
ik ga op zwoele-vrouwenjacht
met mijn imposante moed
en bijna-Siamezenbloed
schaak ik, puur voor  dolle gein
een Perzerin
een Russisch blauwe
en een slanke Abessijn
man, wat zal ik van ze houe. —

Hij droomt alvast van voorplezier
bij’t wachten op de maan
want een rasecht kattendier
zal in het donker gaan.
==
© Bertie

Visite

Het was een gezellige visite.

We aten veel (zit in de familie) en lekker, kwebbelden over van alles (zit nog meer in de familie) en spotten met het een en ander (zit het meest in de familie).
Niet dat we zo’n geweldige familie hebben, maar wanneer je elkaar niet te vaak ontmoet blijf je levendig zoals iedereen weet. Bijna iedereen.
Alleen, het is zo vermoeiend.
Waar ik voorheen uren kon ouwehoeren (excusez le mot) en dan opgeruimd de rest van de dag doorkwam, is het nu een opluchting wanneer een middag is volgekletst en we ieder de eigen weg gaan. ‘Hartstikke leuk, doen we nog een keer, doegdoeg en wel thuis. We bellen nog. Kijk je uit onderweg?

Deur dicht, theewater opzetten, bijkomen met een koppie. Uitrekken in de luie stoel.
En zo ging het.
Tot ik wakker schrok.
Het was donker, de thee nog donkerder en ik gedesoriënteerd.
De lampen brachten licht en besef:  we worden oud.
==

Alleen de wolken veranderen

Over drie weken is de de kortste dag.
Daarna nog een weekje of twee, drie doorbijten en na die dagen, bij helder weer, kun je het nieuwe licht ’s morgens zien opkomen en ’s avonds langer aanhouden. Niet veel, nauwelijks merkbaar maar je ziet het.
IK zie het.
Dan gaat het hard.
Plotseling is het lente- zomer- herfst en is het medio november en kijk ik naar de kaarsen die niet echt helpen en wil ik niet te vroeg aan snert en zuurkool beginnen en heb alle boeken herlezen en zit ik aan het toetsenbord mezelf op te peppen: Over drie weken is de kortste dag…
==

 

Weemoed

regenserreIk zit voor een raam, luister naar de regen en lees.
Af en toe is er beweging, een kauw die langs scheert in een korte droogte, een musje. Takken waaien verwoed en sproeien.
Dan is er weer het geruis . Soms in een afwijkende maat door het lek in de dakgoot.
Ik maak een kop nescafé en neem het boek weer op.
Plotseling overvalt me een droefgeestig gevoel. Ik kijk rond, zie dat er niets verandert en probeer het weg te lezen. Maar nee…
Waarvandaan komt die melancholie, dat heimwee naar nooit gedane dingen?
Want je weet niet hoe het begint.
Het duurt en duurt.
Ik kijk naar het boek. Het gaat over dementie, van Nicci Gerrard.
Naar de ramen die zicht bieden op overdadig groen maar zelf een voorbije zomer tonen.
De lucht die te vroeg donker wordt, iets waar ik een gloeiende pesthekel aan heb.
Dan bel ik iemand. Niet thuis.
Daarna een zus. Ze heeft geen tijd.
Alleen de laptop neemt geduldig op wat ik schrijf.
Nu zie ik weer het vaasje bloemen van de topinamboer. Best lief.

Valavond

Schemer in de zomer.
Bijna de meest vredige uren.  Bladeren ritselen niet, roerloos hangen ze daar. Slaapklaar. Zie je het, op de foto? Ze bewegen niet.
Bij het vijvertje is het eender, let maar op. Hoe je ook tuurt, nog niet het kleinste rinpeltje verstoort het beeld.
Het is wel zo dat na een kwartier kijkwerk mijn ogen niet goed meer focusten, toen ben ik naar binnen gegaan.
Het werd ook donker.

Avondlezen

_
De tijd vergeten met een genadeloos spannend boek, het overkwam me vanavond.

Het schemerde, de letters schemerden mee; al dieper boog ik over de pagina’s.
Intussen brak een regenbui los, ik merkte het amper  hoewel de serreruiten besloegen en het licht afnam.
Tenslotte kwam het einde;  ik rechtte mijn rug en zag hoe onzinnig ik daar zat.  Binnen was het donker. Buiten was het nat.
_

Zomerpraatje


Dat heb je in de zomer, lange avonden die heel kort zijn.

Buiten zitten, soms nog wat vegen of plukken, voor een boek is het niet altijd licht genoeg of de sfeer past niet bij het verhaal. Wanneer je uiteindelijk naar binnen verhuist is het laat en de avond opeens om.
Ik houd er wel van, het duurt maar een paar maanden en die buit ik uit; bij regenweer is er het afdak, tuindeuren kunnen openblijven. Heerlijk.
Niet iedereen is gecharmeerd van deze avonden. Een van de zussen vervloekte ze al na één week, ze werd ongedurig en sloot het liefst om 9 uur ramen en gordijnen, warmte en zweet negerend. ‘Het wìl maar niet donker worden’, foeterde ze.
Ook de warmte is niet altijd welkom en vliegen nog minder.
Er zijn mensen die zon, vliegen en hitte ontwijken door binnen te blijven in een koele ruimte.
Eens logeerden we bij een stel dat de hele zomer in zo’n koele kamer bivakkeerde. Geen zon, geen vliegen, geen hitte, jubelend zaten ze de hete zomer te trotseren met een kopje koffie. ’s Avonds verkasten ze naar de televisiekamer waar eveneens alles zorgvuldig gesloten was maar wel een fles wijn geopend werd waardoor we het nog benauwder  kregen.
Na twee dagen ontploften we zowat. Naar buitenlucht snakten we, op de fiets een lauwe wind voelen, langs de Maas rijden, koude biertjes drinken op een terras, desnoods met een zweetlaagje.
Hoe anderen het ervaren weet ik niet maar in een afgesloten halfdonkere ruimte voelden we ons opgesloten. Onprettig.
Ongezellig. Opgedreven. You name it.
Mocht ik werkelijk last hebben van de zomer zet ik wel een luie stoel en leeslamp  in douchecel of badkamer. Eventueel maak ik plaats in de ijskist.
Gegarandeerd koel.