Vroege kerstlichtjes.

kattong-114782__340Onderweg zagen we een knipperende kerstboom bij iemand in de voortuin. Aan één stuk door aan-uit-aan-uit-aan…
Het was nog lang niet donker, toch stoorde het.
Je zou er maar naast huizen, daar word je tureluurs van.
Iemand vertelde dat hij tegenover een winkel woonde waar de etalage in kersttijd dag en nacht verlicht bleef met alles drop en dran, van kerstmannen tot sterren. Het straalde en knipperde tot in de slaapkamer, geen gordijn hield het tegen.  Geen pretje. Pas na veel gesoebat hing ’s nachts het licht uit. (niet van de winkelier).
De zoveelste keer dat ik -tegen wil en dank- de eigen stille straat waardeer.
Overigens is feestverlichting best gezellig in de straten, ook als het ’n beetje sobere is. Het haalt een klein winkelcentrum wat op, al beslaat het soms maar één straatje.

Hier staat nu ook de kerstboom, onwijs vroeg dit jaar maar de donkerte staat me zo tegen, het lijkt elk jaar erger te worden.
Terwijl ik de kerstspullen naar binnen rolde kwam de buurkat me achterna rennen, belust op een hapje.
Effe geduld, maande ik hem.
Hij verstond me niet. Zogenaamd. Stiefelde mee naar de keuken en zette zich breeduit naast de koelkast.
Ik gaf hem gauw een kleintje worst en duwde hem naar buiten. Er hing een stukje kerstslinger op zijn rug, daar voelde hij niets van. De veelvraat.
Enfin.
Kat was gevoed, de boom staat te gloren.  Met alleen lampjes, het is een pracht, in mijn ogen tenminste en daar gaat het om.
Stofzuigen komt morgen wel.
==

Regen? Daar word je hard van.

regen blan kaug18 2 - kopie
Het regende vanmorgen.  Heel hard, wat heet, het stroomde de wolken uit.
De potplanten die ik ingegraven had waren duidelijk ongewend na hun binnenverblijf. De een keek me aan met een smartelijke blik: wat doe je me aan, de ander was toch al zo goed als dood.
Ik knikte naar ze, ze moeten er aan wennen.
Tja, in vroeger jaren opgevoed, daar word je keihard van.
In het voortuintje zat de buurkat te rillen onder de spirea. Hij wees naar de te dunne takkenbos en van daar naar de druppels aan zijn oren.
Nou ja zeg, denkt hij dat ik een afdakje voor hem construeer?? Kom op, regen is goed voor de huid en anders ga je maar naar huis, aan de overkant.
In de serre zoemde een bij tot vervelens toe rondom mijn hoofd. Wat wil je nou, vroeg ik. Weet ik niet, zei hij, ik ben alles kwijt met die nattigheid. De weg, de waarheid…
Pfff, de klager, hij leefde nog. Ik stuurde hem de regen in.
Watje.

Het werd etenstijd en er was niets in huis. Ik moest boodschappen doen.
Terwijl het bleef regenen, hard, harder, iets zachter dan weer als een waterval.  Wat nu. Honger dreef me naar de supermarkt.
Stappend door de wolkbreuken herinnerde ik me de keiharde boodschap:
regen is gezond, daar krijg je krullen van.
En trok de gevoerde regenjas strak om me heen, het warme kapje over de oren.
krulspeldencurlers-1299103__340
==

Kat en ik

De buurkat is er weer, liggend/hangend tegen de voordeur, zich koesterend in de zon, lui ogenknippend wanneer ik hem aanspreek.  Als kattenliefhebber versta ik  zijn ogentaal.
Lig je lekker?
– Zeker.
Niet te heet? Het is hier minstens dertig graden.
– Och…
Heb jij geen last van warmte?
– Soms,  maar het is zoveel werk me om te draaien.
Ik val stil, weet niets te antwoorden.
Even later zie ik hem omrollen, heen, terug, nu met zijn rug naar de zon.
En net als ik denk dat hij geniet van het gekroel en gedraai staat hij ineens op, rekt zich en loopt weg, nijdig loerend naar een wolk voor de zon.
‘Houdoe’ riep ik hem na maar hij kijkt niet naar me om.
Geeft niet, ik weet dat hij straks terugkomt, als ik naar binnen ga.
Dan gaat hij bij de koelkast zitten.
Daarin weet hij ham, kaas, en als het kon zou hij me gebieden:
‘Komt er nog wat van?’

voordeur1
=

Over bang

Dat ben ik, van aard. Overgeërfd misschien.
Of waren een paar dingen toch van invloed? Ik weet het niet, in grote gezinnen had je altijd wel iemand die je aan het schrikken maakte.
Er was een zus die graag enge dingen deed als plotseling voor en donker raam staan. Ik was haar meest gewilde slachtoffer.
Grote zesdeklassers met griezelpraatjes over rare mannen in de bosjes, gluipers die in het donker rondslopen.
Natuurlijk hadden we ook een lollige oom die ons de stuipen op het lijf joeg met aanschouwelijke beelden van de bullebak en tientonen, wonend in ons  modderslootje.
Dan had je nog iemand die grappig dacht te zijn.
Wachtend op de trein stond hij op het randje van het perron en zei dan: je zou toch met je hoofd op de rails vallen.
Of op de pont deed alsof hij het IJ in zou rijden.
Echt overal deed hij zoiets, de lammeling.
Hij zal zelf wel bang zijn geweest.

Moe verbood bangmakerij ten strengste maar ja, achter haar rug gingen de dingen hun eigen gang.
Nu zit ik er mee opgescheept.
In elke hoek zie ik een griezel van draculaformaat en schrik me dood van mijn spiegelbeeld. Schuifelend verplaats ik me door de straten, vraag me af wat er in deze laptop huist en wie zegt dat de buurkat niet een verkapt monster is?
Nou? Nou??
==

Vakantiehondjes

Een kennisje heeft een logeerhond, het valt haar niet mee. Vandaar de herinnering aan dit verslag.
Ongeveer 8 jaar geleden schreef ik het. Er is geen woord van gelogen.


Nooit eerder hadden we een klein soort hondje in huis gehad, nu twee tegelijk.
Enfin, we gingen er voor.
De start was indrukwekkend.
Tien minuten na aankomst  gluurde de buurkat door het achterraam toen Jack, de grootste, net naar buiten keek.
Ongelooflijk, de snelheid waarmee hij zich een gat door de deur beet en als een gevlekte bliksem achter de kat aan schoot die zich door een kier in de schutting redde. Jack sprong erachteraan en bleef met zijn nagels aan het hout hangen.
Het was heel decoratief, zo’n zwart-wit ornament, temeer daar het zich bewoog en geluid gaf.
Russel, de kleinste, stond voor een raam en keek ernaar. Hij was veel makkelijker en liet hoogstens een piepende BLAF horen.
Nieuwsgierig ging hij naar buiten om Jack te bekijken.
De kat verscheen weer, loerend door de kier; hij had een collega meegebracht.
Ze keken met hun snorrenkoppen door de opening, grinnikten hufterig en hieven een middelteen op naar de gehangene.
Razend van drift blafte Jack zich los. Hij was te dik voor de kier, lijdzaam moest hij toezien hoe kat en kompaan hem uitlachten.
Russel kreeg meelij met grote Jack, samen keften ze  zich zowat in een coma. Met vier poten tegelijk sprongen ze op en neer om over de schutting te komen. Het lukte niet.
De katten grijnsden slechts.
Russel stopte met springen en stak zijn neus door de kier;  waarschuwend deed hij zijn hoge BLAF, en nog een keer.
Verbaasd keken de katten op, sloegen zich dan op de knieën van het lachen.
Beledigd zocht hij grote broer Jack, ze keften nog wat en dronken de waterbak leeg.
We zagen het aan.
Doodop van de herrie haalden we de honden naar binnen en zetten de televisie voor ze aan.
Ze maakten ruzie over het programma maar we waren onverbiddellijk.
Tien minuten kijken en dan naar je mand.
Rust.
En dit was nog maar dag één.

Koffietijd theetijd slaaptijd

regen120180829_182444
Tijd voor thee.
In de serre zittend probeer ik er een boek bij te lezen. Het is lekker buiten. Blauwe lucht, een lieflijk wolkje, warme zon. Loom word ik, lomer, tot ik slaap.
Dan word ik wakker door een regelmatig geroffel. Een welkom geluid, iedereen weet hoe goed regen klinkt wanneer je zelf droog blijft.
Tijd voor koffie.
Ik ga verder met het boek.
Knus. Druppels op de ruiten, sussend geplens op het dak. Tevredenstemmend. Je zou zomaar weer gaan slapen.
En ja, een hazenslaapje overvalt me.
Na het avondeten een nieuwe leespoging.
Stil zijn de straatgeluiden, een buurkat kroelt naast me, het schemert licht.
Ik slaap in

En dan moet de nacht nog beginnen.


Muis, gisteravond

Roetss en hij was voorbij maar ik had het gezien, een ding dat te groot was voor een spin en te klein voor inbreker.
Onder de radiator door naar de tv-kast en daar bleef hij/zij/LGBT.
Ik vloog op, zette de buitendeuren open en haalde de bezem, stampte ermee op de grond, bonkte tegen kast. Het hielp niet. Hij liet zich niet verjagen, bovendien werd het koud.
Wat nu. Doorgaan met lezen?
Tja, je zit niet rustig wanneer je huis wordt ingenomen.Wat heet, je complete privacy is naar de maan. Echt waar, ik voelde me gegeneerd toen ik mijn vest uittrok.
Toen ging ik maar naar bed.
Lekker liggen deed ik niet, bangelijke gedachten teisterden me. Het dekbed bewoog, het waren mijn eigen tenen. Knagende dromen stoorden mijn slaap. Uiteindelijk bleef ik rechtop in bed zitten tot ik vanzelf omviel.

Vanmorgen gegoogled: hoe raak je een muis kwijt?
Ik had niet de juiste spullen in huis om de muis (of meerderen, wie weet?) weg te krijgen; gif wil ik niet, een kleefplankje en klem ook niet, de buurkat is op vakantie. Bleef over een middeltje met eucalyptus, iets als Dampo of Vicks. Daar schijnen muizen misselijk van te worden.
In alle hoeken staan nu schaaltjes met dampo, het huis geurt alsof het verkouden is.
Het wachten is op een muis die naar de wc rent.
Dan spoel ik hem door.

 

 

Dierengelach?

Een overbuurvrouw liet haar hond uit, een jolig beest met veel ras. Ik aaide hem en tilde een voorpoot op om eronder te krabbelen. Hij hapte naar me. ‘Huh?’ Buurtvrouw snapte er niets van.
‘Even kijken of hij tegen kietelen kan,’ legde ik uit. Ze kon er niet om lachen.
Buurkat liep langs.
‘Kom hier dat ik je kietel,’ riep ik Hij keek me aan, van boven naar beneden en terug  en verdween onder de struiken. Misprijzend.
Er blaften en keften een paar dwerghondjes, verderop in de buurt, die zou ik vast wel stil krijgen. Ik nam ze op schoot en kietelde ze onder de voeten, onder de voorpoten en kneep ze in de buik. Ze worstelden zich los en huilden nog veel harder.
Het viel me tegen.
Na het lezen van /kietelen-voor-de-wetenschap/   dacht ik de dierenvriend uit te hangen,  de meeste honden zijn immers aanhalig en sommige katten ook.
In plaats daarvan  steken ze de straat over als ze me zien.