Positief of negatief, het is maar hoe je het bekijkt. Het is zelden 100% waarheid.
-Steevast als de gesprekken van grote zussen interessant werden was het bedtijd.
-Echtgenoot bezwoer dat zijn moeder lekkerder snert kookte dan ieder ander.
-Grote broer moest altijd mij hebben als hij in een pestbui was, ik zweer het.
-Ik zat in de interessantste brugklas, vergeleken bij andermans verhalen.
-Met koude voeten rond de kachel was altijd knus.
-In de winter rond de kachel was het altijd koud.
-Met kerstmis was er altijd ijs of sneeuw.
-Toen werd er elke avond gekaart en er werden spelletjes gedaan.
-Kat Moortje zat altijd op MIJN schoot.
-Elke winter bevroren de dekens.
-Elke zomer vielen de mussen dood van het dak.
-Toen was het pas écht heet of koud.
En toen, en toen….
Maar wat het meisje op de foto doet (pixabay) deden we echt altijd: met een stok langs hekken ratelen.
==
broer
Vermakelijke herinnering
Voor me liggen twee kranten.
Telegraaf (los nummer) en NRC (weekend abonnement).
Prompt denk ik aan een paar vroegere opmerkingen van broer, zus en manlief.
Ze leven niet meer maar ik hoor het ze weer zeggen.
Zus – wat moet jij met die Telegraaf?
Broer – je hebt zeker de geldpest.
Echtgenoot – toch mis ik De Gelderlander.
Dat laatste stak me.
Man was een liefhebber, een echte krantenlezer.
Dacht ik hem te verrassen met extra leesvoer…
==
Peinzen over de doden
We lieten de gedachten gaan over gestorven familieleden. Best veel.
Jammer is dat het, behalve de ouders en alle anderen, ook de broer en zus zijn met wie ik het beste kon praten.
Snelle denkers als ze waren begrepen ze veel, zo niet alles wat je wilde zeggen en bedoelde. Ze konden je zinnen afmaken als je de draad kwijt was. Woorden vinden die je zelf niet wist of vergeten was en je kon nog met ze lachen ook.
Mocht er een hiernamaals bestaan waarin ze voorkomen hebben ze waarschijnlijk met alle zielen of geesten contact en ze platgeluld (excusez le mot) want praten konden ze ook, mijn vader werd er weleens kreessie van (zijn woord) en mijn moeder doodmoe, dan zei ze: ‘nou weten we het wel’ en begon over iets anders.
In dat genoemde hiernamaals zitten ze er dus nog steeds mee, komen ze weer zoon en dochter tegen om kreessie te worden en doodmoe. Het is te te hopen dat ze het niet meer voelen.
Beter is hier niet aan te geloven want dan zou je ècht crazy worden en alsnog vermoeid raken.
Snap je?
==
Hoe leer je nadenken

Dat heb je in je, zeggen sommigen.
Misschien.
Bij familie zie je verschillen, de een is wat bedachtzamer dan de ander.
Het hangt misschien af van gewoonte maar niet helemaal, aangeboren eigenschappen bestaan ook.
Reageren bij geschillen, over kwesties, oordelen over allerlei, ieder doet het op zijn eigen manier.
Nog steeds geloof ik dat een paar exacte vakken op school hielpen, je mooest wel wilde je je huiswerk maken.
We hadden het er thuis wel eens over, een zus was goed in wiskunde maar vond dat je daarmee alleen leerde je schrift vol te krijgen.
Een broer leerde meer van moeilijke vertalingen maar ja, hij was een echte alfa. Eigenlijk dacht hij altíjd na.
Een andere broer zei dat hij diep nadacht bij het uit elkaar halen van zijn motor, hij hield van het ding en kende elk onderdeel.
Mijn moeder tenslotte vertelde dat armoe de beste leerschool was om je verstand te gebruiken: met weinig geld het hele gezin aan het eten en fatsoenlijk zien te houden. Vooral dat laatste leek het zwaarst te wegen.
Natuurlijk kun je niet doorlopend nadenken als je spontaan wilt leven.
Maar toch blijf ik bij het idee van (toen nog) Algebra en vlakke meetkunde .
Ik kreeg het alleen in de brugklas, daarna mondjesmaat op de MULO maar herinner me het gepieker bij zoeken naar bewijs bij driehoeksmetingen, algebraïsche vergelijkingen en stellingen. Soms vergat je de tijd tot je een oplossing had, goed of fout dat donderde niet.
Of ik er wijzer van werd?
Daar denk ik nooit over na.
==
Spieren kweken
Dat was ik vergeten.

Broer en zus die me ooit als Sterke Bertus plaagden zijn er niet meer maar ik dacht aan ze.
Alleen jammer dat niemand me zag, daarom vertel ik het zelf maar.
==
Pannenkoek XXXXXL

Zodra het woord viel riepen een paar jongens steevast ‘dan moet je onze broer hebben, hij kan er makkelijk vijf op. En meer.’
Niks bijzonders, vond ik, dat aten wij ook.
Tot ik zag hoe hun moeder ze maakte.
Voor elke koek maakte ze een kom nieuw beslag, brak er een ei in en roerde er boter door. Ze deed er nog iets in maar ik kwam niet aan de weet welk ingrediënt, haar eigenste koksgeheim. Het ging in een enorme koekenpan met nog meer boter en werd deskundig gegaard en gebruind, met de deksel omgedraaid en nog even gebakken.
Soms gingen er rozijnen in, of schijfjes appel.
Het resultaat was een centimeter-dikke koek die royaal over het bord hing, daarover werd nog iets zoets gestrooid of gesmeerd.
Met mijn zuinige Hollandse afkomst bekeek ik het met ontzag, mijn moeder had het ding waarschijnlijk in een dozijn punten gesneden en er nog het Angelus voor gebeden ook.
En inderdaad, de broer zou er zeker vijf opeten als zijn moeder het had toegelaten.
Later hoorde ik dat het typisch plattelandskost was van vroeger.
Of dat waar is weet ik niet, ik bleef het liever op mijn eigen manier doen.
=
Over de plaats in een gezin.
Eens, lang geleden, las ik dat middelste kinderen van een gezin ondergesneeuwd raakten door de belangstelling voor de oudste en jongste.
Het sprak me zeer aan.
Na mij was kwam nog een broertje, een lief, een aanvallig ventje, opgewekt, pienter, vol humor, kortom, daar kon ik niet aan tippen.
De broer boven mij, twee jaar ouder, hielp ook al niet mee, hij was sterker en kon veel beter zwemmen en harder schaatsen en als hij een lekke band had pakte hij ongevraagd mijn fiets.
Je begrijpt: het artikel was me op het lijf geschreven
Eerlijk gezegd waren we met negen kinderen waarvan ik het achtste was maar door de samenstelling lag het anders, vond ik.
Na de zesde kwamen de drie jongsten wat later: broer, ik, broertje. We hoorden nooit bij de groten zodat we een gezinnetje in een gezin vormden. Logische gedachte toch?
Enfin.
Het artikel sloot precies aan bij mijn dagelijkse problemen: grotere broer was de baas, kleine broertje de lieveling en ik bungelde er maar wat bij.
En nu dit, door een heuse deskundige bedacht. Eindelijk gerechtigheid.
Toen ik een zus het artikel liet lezen lachte ze me uit. De anderen ook en de bazige broer het hardst.
Mijn moeder gooide het in de kachel, mopperend dat ik van grote-mensen-spullen moest afblijven.
Weg erkenning en dat op mijn tiende. Gottegot.
Beide broers leven niet meer maar wat hebben we er hard om gelachen. Later. Toen ik niet meer jaloers hoefde te zijn.
==
Het kwam uit de Margriet waarin dr. Sis Heyster dit soort artikelen schreef. De naam kwam ik opnieuw tegen bij google.
==
De citroenbatterij…
… las ik ergens.
Een grappig kinderproefje om met citroenen, spijkers, draad en klemmetjes een ledlampje te laten branden.
Meteen dacht ik aan een jeugdblad (Taptoe?) of een andere kinderblad waarin ook dergelijk voorbeelden stonden, speciaal voor kinderen van de Lagere School(Basisschool).
Eenvoudige dingetjes die ons spannend leken en die we graag zouden uitproberen maar waar nooit iets van terecht kwam.
–
Het werd vergeten.
Niet alle benodigdheden waren aanwezig, of er was niet genoeg van.
Broer had een andere kijk op de beschrijving dan ik.
Vader verbood het gebruik van kostbare spijkers.
Moeder was zuinig op de elastieken en controleerde beschrijving op het gebruik ervan.
We kregen ruzie.
–
Kennelijk waren we niet het enige gezin waar proeven de mist in gingen, van klasgenootjes hoorden we ook nooit iets spectaculairs.
De huidige voorbeelden zouden toen niet mogelijk zijn geweest, ik kende geen ouders die speciale spijkers zouden kopen, ballonnen of een extra tube kostbare tandpasta. Hoogstens werd een enkele keer zoiets toegestaan als extraatje in de vakantie.
Willen de kinderen van nu dit nog? Dat lijkt me niet want het knalt niet, bovendien is alles kant en klaar te koop.
Voor wie het zelf nog eens aandurft staan hier grappige probeersels
Succes en imponeer.
==
Lange woorden

Vermakelijk was een serieuze broer die prompt protesteerde: ‘er bestaat geen tafelpotenzaagmachineassistente. In de werkplaats van N hebben ze dat ook niet….’
Echt een spel dat je moet doen met iemand die het te ernstig neemt.
=
Boven komen drijven
De besten komen altijd bovendrijven, stond ergens. Verzopen dieren ook, herinner ik me.
We woonden nog niet zo lang aan de Maas toen er, half in het water, een dood dier lag.
Een mossig, opgeblazen karkas, tonnetje-rond, onbestemd van kleur. Niet te herkennen voor een paar van ons, het kon elk dier zijn.
We hoorden het naderhand. ‘Een big, nog een jonge. Zal wel ziek zijn geweest of onder moeder terecht zijn gekomen.’ Waarom in de Maas gekieperd? Leefde het toen nog?’ Dat wist niemand.
Broer en ik verzonnen van alles. Eigenwijs weggelopen beestje, verdwaald, kon niet zwemmen en verdronk, pestende jongelui, enzovoorts.
We vroegen ons af, er zijn meerdere varkensboeren in de omgeving, die zouden toch wel een andere weg weten met zieke of dode dieren? de destructor kwam ze ophalen als het nodig was.
Ik heb het nooit begrepen, er werd hier en daar gemompeld ‘kwam vaker voor’ ‘maak je niet druk’ ‘het was maar een big’.
Met andere woorden: daar snappen jullie toch niks van.
Dat klopte heel aardig, er werd immers niets uitgelegd.
==