Niettemin bleef het zijn best doen zolang het leeg stond, het onderhield zichzelf.
De tuin verdorde niet, het toegangshek glansde onverstoorbaar, heel eigenaardig.
Gevoegd bij de eerder genoemde spanning was dit het punt waarop men van de koop afzag.
Beroepsverkopers toonden steeds minder interesse.
–
Ondertussen groeide het wantrouwen van de omwonenden die bevreemd de onnatuurlijk goede staat opmerkten.
Nu herinnerde men zich de vroegere huisdieren, ze werden ziek of kregen ongelukken maar sterven deden ze allemaal.
Het leek op spokerij, ware het niet dat men het tegenwoordig liever in een meer rationalistische benadering zocht.
Men fluisterde. Zou het huis hen bespioneren via een ingebouwd brein?
Zou het een verborgen vertrek hebben waarin een kwaadaardig genie kluisde?
Of -je kon niets uitsluiten- was het huis een superbot, aangestuurd door een verwarde Geheime Dienst? Een vernieuwde ChatGPT als woning vermomd? Complotters hadden het over buitenaardse of duivelse invloeden.
Het huis zweeg.
Het was een op zichzelf staand organisme.
Zijn brein was geprogrammeerd voor een groep mensen bestaande uit een vastomlijnde samenstelling, dat was essentieel.
Niemand wist dit, laat staan het waarom.
Wie of wat het huis bouwde en van een brein voorzag is nooit bekend geworden
Het geheim van het huis bleef geheim.
==
© BertjensB.
Brein
Wat bindt een paar?

Van ieder ander zou je sommige gedragingen nooit accepteren, menige vriendschap gaat ten onder aan onaangenaamheden.
Ook als er van houdenvan geen sprake meer is.
Ze verdragen elkaar en blijven dat doen.
Plichtsgevoel? Het hoort zo? Of toch liefde?
Dat is mooi maar het gaat mijn begrip te boven.
Hersengymnastiek
==
Kleren maken de man/vrouw
Moe had genoeg nachtponnen maar droeg het liefst pa’s pyjamajasjes.
Een van de zussen liep graag met de geitenwollen sokken van haar verloofde, lekker warm, zei ze.
Wie ’s winters naar de wc moest (ca 10 m achter het huis) schoot in pa’s klompen, die waren bestand tegen sneeuw en ijs.
—
Deze en meer dingen, waarvoor ik me als tiener ’n beetje geneerde, zag ik terugkomen toen ik zelf huisvrouw was.
Nachtpon? Echtgenoots shirt zat veel lekkerder.
Pantoffels? Mwah, toch liever zijn oude bellen.
Sokken? Alleen zijn gebreide sokken van schoonmoeder vond ik goed genoeg.
Naar de schuur? Man’s vest hangt nog steeds grijpklaar.
–
Natuurlijk was het te verklaren: herenkleding was ruimer en zat prettiger.
Maar intussen hebben vrouwen ook royale vesten, broeken, shirts, laarzen en dergelijke. Voldoen die niet? Of is het, zoals een kennis opmerkte, jaloezie van vrouwen die alles willen wat een man ook heeft, een soort fout feminisme?
Misschien.
Eerder denk ik aan gebruikersgemak.
Míjn vesten zijn opgeruimd in de kleerkast, op een hangertje.
Míjn sokken bleven damessokken, nauw aansluitend en lastig aan- en uit te trekken
Míjn nachtgoed is meer van dat cadeauspul.
Al die dingen trek je niet gauwgauw aan als je warmte behoeft, of een snelle run naar de garage maakt. Terwijl zíjn dingen her en der aan haken hangen of voor buitendeuren klaarstaan.
Ik zou geen andere verklaring weten. Trouwens, waarom zou het verklaard moeten worden.
Dat weet ik ook niet maar het is wel aardig hierover te denken.
Met eigen brein.
==
Theetijd
Er is een mankement
ik mis een stukje brein
nooit eerder was herkend
die afgezaagde lijn
het ongeweten euvel
dat in mijn naïeve hoofd
slechts leidde tot gekeuvel
van origine beroofd.
—
Het is pas laat ontdekt
toevallig net vandaag
‘tis heel vlug uitgelekt
en overgoot gestaag
mijn pedante zelf-idee
van artistieke zonden.
Mistroostig zit ik aan de thee.
Ik ben te licht bevonden.
=
©Bertie Bertjens
‘Hoe krijg je het voor elkaar…’
Een mens moet alles leren voor hij iets kent/weet/beheerst.
Dat weten we.
Er is verschil in tempo waarmee geleerd wordt. Ik ken mensen die in snelreinvaart bepaalde dingen onder de knie krijgen, van wiskunde tot gymnastieken.
En het laatste, dat bewonder ik ten zeerste, hardleers als ik was ondanks de gymlessen die ik jarenlang volgde.
Ze hebben een lichaamsbeheersing waar ik jaloers op ben. Ze sporten, rennen over smalle bruggetjes, dansen, fietsen over de hobbeligste aller bospaden, het kost hen geen moeite. Altijd soepel en in evenwicht, nooit een onzekere beweging, vallen of stoten is er niet bij.
–
Dit overdacht ik gistermiddag toen ik eerst een vette schram opliep en naderhand een tas vol water.
Ik behoor niet tot de lenigen, integendeel, mijn vader noemde me een onbesuisd kind hoewel ik me van geen kwaad bewust was. Ik zàg de obstakels gewoon niet al ben ik na de val waarbij ik een arm brak voorzichtiger in mijn bewegingen.
Toch lukte het me om met kracht langs een scherpe deurpost te schuren. Bloed, deppen en pleisterwerk en kojes thee om bij te komen.
Later, in de toilethal bij de bibliotheek, zette ik – gedachteloos, brein sliep – mijn tas even in een van de fonteintjes. Daarmee activeerde ik de automatische kraan maar merkte het niet.
Pas toen ik klaar was, vertrok, een dripdripgeluid hoorde en omkeek zag ik een waterspoor achter me. Het slierde uit mijn tas.
Nou, eh, tja, ik zette de tas op de grond en depte het meeste water op met toiletpapier, biddend dat er niemand binnenkwam. Men zou denken dat ik niet zindelijk was.
Het ging goed.
Echtgenoot, ouders, onderwijzers, ze zouden stuk voor stuk geroepen hebben: ‘hoe….’
Met als variant: ‘Daar heb je haar ook weer.’
–
Koud, bang en koffie
Lekker weer vandaag.
Toch werd het vamiddag kil in huis. Vreemd, cv brandde, ramen waren gesloten.
Zou de val van een paar weken terug me opbreken? Daar had mijn temperatuur toch niets mee geleden?
Nog maar eens de ronde doen en een kop hete koffie zetten. Alles was dicht, thermostaat op 22°.
Ik bleef koud. Mijn brein begon te werken, zou ik iets mankeren? Een of andere enge griep? Op het platteland kun je van alles tegenkomen met die beesten overal. Huisartsenpost bellen? En wat moest ik dan zeggen? ‘Stuur alstublieft een spoedambulance want Ik heb het zo koud’?
Dat durfde ik niet.
Toch liet het me niet met rust. Rillerig haalde ik een deken en kroop op de bank om de mogelijkheden te overdenken.
Het moest welhaast kouwe koorts zijn en godweetwat er ging gebeuren als er niet snel een oplossing kwam. Was er onlangs niet iemand overleden aan onderkoeling? Hoorde ik daar een plofje? Sloeg het al op de hersens? Laat het de brievenbus zijn, bad ik wanhopig en strompelde naar de voordeur.
En die… stond half open, waaide wat en sloeg zachtjes dicht. Terwijl ik keek kierde het weer, opende verder en weer terug. Een windvlaag. De stiekemerd, telkens achter mijn rug openwaaien.
Opgelucht, inwendig beschaamd, draaide ik hem in het slot.
Ik nam nog maar eens koffie. En vroeg me af hoelang die deur van het slot was geweest. De hele ochtend? Had iemand het gemerkt? Zat er niet een of andere killer onder bed? En dan? Buks mee naar boven of de broodzaag?
Het zweet brak me nogmaals uit.
Pfffff…..
Zo lastig om een bangebroek te wezen.
–
Leeg
–
Zomaar een versje
een versje van niks
met woorden die rijmen,
een simpele mix.
–
’t Voelt wel eens lekker
om niksig te zijn
jezelf voor te houden:
zo leeg is jouw brein
–
Vlooienlied zonder vlooien
Tis nacht, tis nacht, tis midden in de nacht
ik heb al uren over slaap gedacht
maar ben nog steeds te wak-ker
het brein wordt maar niet zwak-ker
vanwaar die koppigheid?
Tis ongehoorzaamheid.
–