bed
Avondje luie stoel
In slaap vallen – verdwaasd wakker schrikken
hè? hoe…
boek op de grond
glas bijna leeg
tv op stom
de stilte, bijna hoorbaar,
de klok die…
…wat? al zo laat?
Suffig rechtstaan,
dan maar naar bed.
=========
Niets meer aan te doen (slot)
De rotzak, nu moest ik natuurlijk extra bang worden. Alsof ik dat niet doorhad. Hah! De borrel deed me goed, ik snapte hem helemaal.
Nu nam ik een kloek besluit. (zo mooi nietwaar: een kloek besluit, een van de betere termen).
De doos weer dichtmakend –met vaste hand!- overdacht ik een ferm antwoord, zocht een pen.
Es even denken. Eh..
En dan weer inpakken.
Hoe zat het ook alweer? O ja, plakband. Of touw?
Het lukte me de boel stevig dicht te maken.
Nu nog opsturen.
Met een kauwgumpie tegen de kegel fietste ik lijnrecht naar het postkantoor, en verzond de doos retour afzender. De vent achter de balie keek me raar aan toen ik het pakket neerkwakte, poeh, morgen zou er iemand nog veel raarder kijken.
Opgelucht reed ik terug, ziezo, daar was ik van af.
Had ik toch maar netjes opgelost.
Terug in de keuken zette ik me met een big smile weer aan de keukentafel, een goede afloop vierde je met een forse bel. (Wat is onze taal toch goed gevuld, nu dit weer: een forse bel, schitterend toch?)
Ik schonk mezelf in, grinnikend.
Spelend met een stukje papier dat — eh, papier? wat?
O my god, het antwoord, glad vergeten. Nu zou hij niet snappen wat ik bedoelde, wat bedoelde ik ook alweer, kurristus, wat moet ik nou.
Jankend nam ik een slok, spijtig al wist ik niet precies waarom.
Godverdesnotter.
Tranen stroomden het glas in, ook dat nog.
Ik ging naar bed, nam een nieuwe fles mee.
–
Hier was niets meer aan te doen.
==
©
Brt Bertjens.
Bijna nacht

Kwart over elf en nog steeds geen donkere lucht. Niet zozeer door zomertijd, lichte nachten zijn typerend voor de langste dagen.
Als ik niet zo’n bangerd was zou ik mijn matras buiten neerleggen en luisteren en rondkijken, wie weet wat ik dan zag. In slaap vallen tussen de bloemen, een kinderwens bijna.

—
==
Ruzie
Tis avond en koud
ik verlang naar bed
waar jij ligt, vertwijfeld,
of ik nog bij je kom.
Ik wacht tot
ik denk
dat je slaapt
kruip zachtjes
onder het dekbed.
Je houdt je stil
beweegt je niet
zo liggen we
roerloos
en wachten
op een teken van een van ons.
==
©BertieB
Tevreden
Nachtleven, laatste versie.
‘Bijna tien uur, zullen we….’
Ze knikt. ‘Wacht, de koffie nog.’ Kijkt dan op, ‘wat is er man, geen zin?
Hij legt geen spullen klaar, zijn schouders hangen.
‘Vrouw, ik ben moe, het reizen is me te zwaar al is het virtueel. Laat me rusten…’
Ze kijkt naar hem. Zijn bleekheid doet haar schrikken en ze laat de koffie staan.
Ze kleden zich uit, zij helpend met zijn nachtgoed, pakken elkaars hand.
In trage pas lopen ze de trap op. ‘Zo fijn dat we dit nog kunnen,’ fluistert hij.
Ze antwoordt met een kneepje en brengt hem, zijn vermoeidheid in acht nemend, voorzichtig naar zijn vaste plek in hun bed.
Zelf blijft ze op de rand zitten, ‘dokter bellen?’
‘Nee… alsjeblieft, weet je nog, de belofte…’
Ze weet het nog, zo spraken ze het af.
Na verloop van tijd rekt hij zich uit, hij kraakt een beetje.
’Ik moet gaan vrouw.’
Ze houdt hem stevig vast, het helpt niet.
–
Ze kust hem zachtjes.
Haar leven staat op zwart.
==
Bloedworst
Afwisselend lezend en toetsend zit/lig ik in bed, de slaap haast zich niet.
Het is stil buiten, geen mens waagt zich op de gladde weg, vermoedelijk ligzitten de meeste buren ook in hun bed.
Dan hoor ik een zacht geklop, zo laat nog? het licht is al uit en… wacht, ik herken het ritme. Weerwolf, voor de zoveelste keer.
Ik zucht.
Hij houdt aan. Ik sta op en maak de voordeur open. .
‘En?’ vraag ik chagrijnig. De wolf bibbert wat sneeuw uit zijn vacht, hij trekt zich niets van mijn humeur aan
en doet zielig. ‘Weet je wel hoe erg dit is, niemand om te bijten laat staan op te vreten, terwijl de drang me naar buiten jaagt. Dit overleef ik vast niet, ik barst van de honger. Als beloning zal ik…’
‘…jou niet aanvallen,’ vul ik aan, ‘ik ken je smoesjes. Je krijgt één kop thee en een broodje bloedworst en dan moet je weg. Ik wil slapen.’
Opgelucht gaat hij zitten.
Hij warmt zich aan de theepot en vreet de bloedworst. Ik geef hem de rest van het pakje, na het zien van de rode stukjes aan zijn puntige tanden lust ik het niet meer.
Staande wacht ik tot hij klaar is en wijs hem onverbiddelijk de deur.
‘Bedankt en tot de volgende keer.’ De schoft.
‘Dan bel ik de jagers, onthoud dat. Eruit!’
Hiervan schrikt hij en verdwijnt schielijk tussen de sneeuwduinen.
–
Weer terug in bed overdenk ik mijn slappe houding.
Goed zijn voor dieren, tja, prima, maar moet dat nou echt voor een weerwolf? Telkens als het slecht weer is profiteert hij van mijn sukkeligheid, ik ben wel kwaad maar kan geen nee zeggen.
Van de andere kant spaar ik er een mens mee, redeneer ik. Toch klopt er iets niet of wel? En zo zaag ik door in mezelf maar word er niet wijzer van.
Zoals gewoonlijk.
=
Zuur
Een vrouw die we kenden was op bezoek in een woning langs het spoor.
Halverwege de koffie met gebak denderde een trein langs. Ze schrok vreselijk, haar voeten wipten op onder de salontafel die mee wipte en ja, alles lag op de grond. Inclusief haar koffie.
Paniek en gelach volgde.
–
Op een feestje lag de hond (groot formaat) half onder een bijzettafeltje. Ook hij schrok ergens van. ging zitten met het tafeltje op zijn kop, glazen en hapjes donderden op de grond, enfin, paniek en gelach.
–
Tijdens een logeerpartij kregen we een slaapplaats met het hoofdeinde vlak onder een schuin dak.
Wat te verwachten was gebeurde.
Man schrok ergens van, kwam overeind, stootte zijn hoofd, ik deed met hem mee en…
Er werd niet gelachen.
===
Alleen thuis
Het is avond en stil.
Ik lees met halve aandacht.
Ik let op vreemde geluiden, zet de televisie zachter.
Sssssh. Wat was dat? Nog een keer, wegstervend, pfff, een film.
De volumeknop gaat dicht.
Verder lezen, waar was ik nou weer? Ik vind de pagina niet meteen, schrik op door voetstappen. Trillend sta ik recht, luister, hoor ze voorbij gaan.
Diep zuchtend drentel ik door de kamer, zie een spook in de spiegel en schrik. Lijkwit, de ogen groot van angst.
Beter om naar bed te gaan? In slaap vallen door vermoeide leesogen?
Het is pas elf uur, ben ik straks te vroeg wakker.
Hoor ik de buren? Ik hoop het, een veilig gevoel. Hoewel, die zijn toch op vakantie? Maar…
Wat is dat geruis dan? Ik kijk rond, herken opgelucht het suizen van leidingen. Ik merk dat ik beef van angstige spanning.
Gekras bij het raam doet me nogmaals verstijven. Voorzichtig kierend staar ik een kat in zijn ogen die luguber gloeien of is het de maan? Beweegt daar een gordijn?
Resoluut zet ik de tv uit en ga naar boven. Kijk onder bed, in kasten, achter gordijnen, durf dan pas naar de wc en wastafel.
Moe van de spanning slaap ik snel in.
–
Bang zijn is niet te harden.
==