In de kinderwagen sliep een bijzonder gaaf meisje, je verwachtte dat het wakker zou worden en de armpjes naar je uitstrekte. Vergeleken met de kleintjes die ik bij broer en zussen zag was het een peuter.

Het gaat vriezen.
Niet hard maar toch: wie weet een schaatsdagje.
Kans op sneeuw.
Niet veel maar toch: misschien een witte kerst.
Het is bijna 5 december.
Ik geloof niet maar toch: ik koop me een letter.
–
Maar dan.
Over 3 weken wordt Jezusje weer geboren.
Schattig baby’tje maar nu wil ik eerst wel eens weten
onder welke letter hij valt: LHBTI QA+
Zijn vader weet ook alles van ons, dat heeft de pastoor zelf gezegd.
==
Bij het openmaken van de doos trilden mijn handen. Verdorie, alwéér een kater.
Geërgerd rukte ik het plakband aan flarden.
Een opgevouwen krant verscheen. Zonder argwaan nam ik hem op, keek en…
…legde hem meteen terug.
En keek opnieuw, me vasthoudend aan de tafel.
Dit, dit bestond niet.
Dit kon niet.
Geschokt, stom, zag ik de voorste helft van onze jonge kat. Op z’n zij, bek half open, kopje gedraaid met een kierend oogje. Een kreukelige vuilniszak stak er half onderuit.
Ik viel bijna flauw en zakte op een stoel.
Hulpzoekend dwaalden mijn ogen de keuken rond, zagen niets dan de spiegel met mijn eigen witte gezicht.
Geen moment twijfelde ik aan de afzender, mijn ex van wie ik dacht dat hij eindelijk onze scheiding accepteerde.
En nu dit, mijn god. Dit was te erg, hier moest ik wat aan doen.
Dat zou ik hem inpeperen en tikte zijn nummer in.
Hij nam niet op, de lafaard, zijn gram was gehaald.
Wat nu.
Een vuile mail? Politie waarschuwen? In een tweet rondsturen?
Langzamerhand veranderde mijn schrik in woede, dit was geen kleinzielig getreiter meer.
Nog een geluk dat we geen kinderen hadden. Deze gedachte benam me bijna de adem —een kind, alles voor een kind, waarom denk je dat ik drink? Toe, Josh, maak me een baby.… –
Ik huiverde.
Een baby, met mijn drankzucht en zijn lafheid, ik huiverde nogmaals.
=
© Brt. bertjens
Een kleine jongen trommelt op zusjes hoofd.
‘Mamma, ze heeft mooie muziek.’
Mamma kijkt en schrikt. ‘Hoho, niet meer doen hoor.’
Ze pakt het kindje op en streelt het kleine bolletje met de bezeerde ogen.
Beteuterd kijk de jongen naar de baby.
Haar hoofd klonk zo goed, veel beter dan zijn trommel. Hij gooit de stokken weg.
‘Jammer,’ denkt mamma, hij deed het zo graag.
Ze zagen al een nieuwe Keith Moon opstaan.
Maar nee…
==
Langzaam, snel, in dialect, Nederlands, hakkelend, hoog, laag, met ontzag, vriendelijk, belerend. Er zijn legio manieren.
Veelal pas je je automatisch aan, zonder nadenken herken je de meeste situaties.
En toch kan het lastig zijn.
Iemand kan een autoritaire manier van doen hebben, de spreekwijze zal in dat geval intimiderend zijn en niet sympathiek.
Iemand kan zo weinig ‘hooghollands’ hoeven spreken dat men het verleerd is, meer dan eens kwam ik het tegen en verstond ze niet.
Een bofferd heeft van nature een prettige stem en/of een sympathieke manier van doen, daarnaar zal met instemming geluisterd worden.
Een pechvogel die stottert of blijft haken heeft geduld nodig, dat is moeilijk op te brengen voor een paar mensen. Blijven proberen, dunkt me.
Sommige mensen hebben het er moeilijk mee.
Ik heb allerlei praatmaniertjes uitgeprobeerd maar zelden de juiste toon gevonden behalve in verliefde buien en zelfs dáárin wist ik het te verknoeien door een hijgerige vrijer niet te verstaan, ‘pardon?’ vroeg ik.
Merkbaar is ook het karakter en zijn het de emoties die bepalen hoe je iets te berde brengt. Een baby, spinnende kat of geliefde auto wordt anders aangesproken dan onwillige pubers, hoeveel je ook van ze houdt. We weten het allemaal.
Niettemin gaat het moeizaam, af en toe.
De mensen die vanzelf goed overkomen, vriendelijk en aardig, met precies de juiste toonhoogte, die bewonder ik.
Mijn eigen bazige manier van doen probeer ik met man en macht in te tomen maar het blijft een eigenschap die ik niet zomaar kan afleggen.
Ik wilde dat ik dat onder de knie kreeg.
==
Het kriebelt in de kribbe. Ongedurig ligt de baby te draaien, het gezichtje vertrekkend van de jeuk.
De jonge moeder kijkt nerveus, strijkt nog wat prikstrootjes uit babies’ haar, wat moet ze nou doen. Zachtjes neuriënd probeert ze hem rustig te krijgen.
Vader is licht geërgerd, nergens een onderkomen vinden en uiteindelijk in een stal terechtkomen, wat een sneue boel. Het is geen pretje met een os en ezel te huizen die hoorbaar staan te knauwen.
Wat is dat voor herrie daarbuiten? Ach natuurlijk, de herders zijn nieuwsgierig, er ligt niet iedere dag een baby in hun stal. Hij laat ze binnen, een groepje schapen glipt mee. Nou ja, dat geeft warmte.
Het zijn best aardige mannen, ze knielen en bidden voor het kindje want dat moet, dat hadden ze gehoord van een engel. Nou jaaa, laat ze maar.
Alweer gestommel? Wat nou nog?
Huh? Vreemde heren? En wat een deftigerds zeg, jeetje, die cadeaus zijn vast heel duur. Wat? Hebben zij ook al een ster gevolgd? Sjonge, die kleine brengt nogal wat teweeg.
Daar sta je als stiefvader raar van te kijken, je hebt geen idee en je moet maar afwachten wat het betekent.
Hm, zijn vrouw is er rustig van geworden en het kind slaapt, de aandacht lijkt hem goed te doen. Zit er al vroeg in.
Hij hoopt dat het bezoek niet te lang blijft na al die onverwachtse perikelen, ze moeten heel wat slaap inhalen.
En nadenken.
Het is niet niks verkering te krijgen met een zwangere en niet te weten wat er uit voortkomt.
Wat is de bedoeling eigenlijk?
Wat voor vreemd volk staat ze nog meer te wachten?
Kan hij over een paar jaar het timmervak aan?
Morgen zullen ze eens een goed gesprek voeren, er moet duidelijkheid komen.
Maar eerst lekker slapen, straks, howaaahhh wat een gaap.
Zijn ogen kruisen die van zijn vrouw, zij knipoogt ondeugend en hij smelt.
Zijn liefste…. het zal best goedkomen.
===
‘…ik heb veel overlast van buren, het is een wonder dat ik nog niet in een inrichting zit.
Vanaf de eerste dag schrok ik me wezenloos van een geluid dat me door merg en been ging. Bleken ze een stofzuiger te hebben uit het jaar nul, rammelend en hikkend jaagt hij door hun huis.
Wanneer ze koken klepperen de pannendeksels luidruchtig.
Eindeloos laten ze de baby huilen, soms wel meer dan vijf minuten terwijl mijn arme hond na een uurtje al wordt uitgescholden.
Zomers zitten ze ’s avonds buiten en maar kleppen, mijn heggen verschrompelen van hun prietpraat en van stoelpoten die op de erfgrens staan. Moet ik dat pikken?
En dan hun bankstel. Zo onvoorstelbaar lelijk, wanneer ik langs hun ramen loop word ik duizelig van de vloekende kleuren die erdoor schemeren, dat doe je je buren toch niet aan. Waarom houden ze de overgordijnen niet dicht?
–
In het begin kwam ik er voor een kennismakingsborrel.
Toen liep het al snel mis, reeds na twee kopjes koffie serveerden ze grote bellen cognac hetgeen de gesprekken versoepelde maar waarvan de kwaliteit zo beroerd was dat ze me na enige glazen naar huis brachten en in bed stopten. De brutaliteit, ze hadden een dokter moeten bellen!
Nu ben ik aan de sukkel, door alle narigheid ontspan ik alleen nog maar met 3 kilo tranquilizers per dag.
Op een klacht bij de verhuurder werd niet gereageerd.
Evenmin op mijn voorstel de woning naast mij in het vervolg onbewoond te laten.
Bloggende rechter:
ik eis een rustige plek om mijn dagen te slijten, zonder gestoord te worden door luidruchtige buren.’
==