Pratend met een bermprikster hoorde ik voorbeelden.
‘In het dorp valt het wel mee maar daarbuiten en in de bossen vind je van alles.’
Een herinnering kwam boven.
We zaten opgescheept met een halfvolle zak aardappelen, stikvol uitlopers.
‘We gooien ze stiekem in de berm,’ zei echtgenoot, ‘het is organisch en doet geen kwaad.’ Daar kon ik in meegaan.
We reden naar een stille bosweg. Hm, teveel fietsers.
Naar een andere. Wandelaars.
Zochten een paar stille akkers. Tractors.
Boomgaarden en weiden. Plukkers.
We zweetten.
Ongewend in de misdaad durfden we nergens die verrekte aardappelen te storten, overal waren potentiele getuigen, het was drukker dan ooit.
Tot man zijn geduld verloor, abrupt stopte, in één beweging de zak naast de auto zette en doorreed.
Daar was niet gemaaid, verklaarde hij, hoog gras.
–
Later kwamen we langs de bewuste plek, half-en-half een politielint verwachtend maar zagen niets.
==
ps
het was echt, eerlijk, de enige keer dat we afval in de berm gooiden.
=
aardappelen
Koken.
Straks ga ik iets doen waar ik me nu al op verheug.
Aardappelen koken.
Niet zomaar een paar piepers, maar echte opperdoezerronde
Heel dun schillen of schrappen, zuinig de pitten eruit halen, wassen, licht zouten, bijna gaar koken, droogstomen.
Op tafel met een kluitje boter.
En dan eten, met de vork zo uit de pan.
Nog even…
Mijn dag kan niet meer stuk.
==
kladjes, kladjes, kladjes,
hoeveel ik er ook weggooi, er verschijnen dagelijks nieuwe.
Religie een houvast?
Lees ik op een reepje papier.
Daar gaan we weer, dacht ik, met opluchting het geloof losgelaten, laat het geloof jou niet los.
Toch noteerde ik het zelf, moet teveel verweven zijn met jeugd.
—
Ander papiertje:
Hoe goed je ook kunt leren, zonder ondersteunende eigenschappen kun je niet veel.
Het was een vaak voorkomend discussiepunt tussen ons, we werden het nooit eens.
–
En:
het idee van ruimteonderzoek komt ’n beetje zielig over gezien de onmeetbaarheid van het heelal.
–
Ook belangrijk:
VERGEET DE AARDAPPELEN NIET!!!!
–
En dit, reserveren gaat daar nooit soepel
Schouwburg bellen.... zucht…
–
Enzoverder.
=
Kerstvlees
Over een week is het kerstavond.
Wij vieren alleen de avond. Met eten, en praten en drinken en vullen eventuele pauzes op met nog meer epd.
Muziek erbij, wie weet iets op de televisie. Misschien een spelletje, kaarten of zo.
Klinkt heel decadent maar denk nou niet dat we de hele avond aan halve herten en grote kalkoenbillen zitten te knagen en daarbij liters drank erdoorheen jagen.
Vergeleken bij de reclameplaatjes doen we redelijk matig.
Grotendeels aardappel- en groentegerechten, bijgerechtjes, desserts en fruit.
En vlees, daar verheug ik me enorm op omdat ik het zo weinig eet. Rundvlees en kip. Daarbij een wijntje, misschien chardonnay, biertje. Jammie.
Zozeer verheug ik me dat ik al weken loop te likkebaarden door de slagersafdeling. Ze hebben me vast al horen smakken.
Tja.
Principes en je eraan houden, dat lukt niet altijd maar ik verzeker je dat ik ze na deze avond weer ga opbouwen.
Drie of vier keer per jaar eet ik een biefstukje als uitspatting waarbij ik het geweten troost met de gedachte: als iedereen zo weinig vlees at was er al veel gewonnen. Geloof me, als het zou smaken zou ik de koe overslaan en zelf het gras eten.
Maar ja, wie zou dan op mijn kerstmaal komen.
Kerstavond dus.
==
Over eten
‘Flavanolen zijn vooral gunstig voor de bloeddruk en hebben dus ook een beschermende invloed op je hart. Je vindt ze o.a. in chocolade.’
Dit is in het kort wat ik het liefste lees: over gezond voedsel wat ik lekker vind. Of andersom, klinkt nog beter, lekker is gezond.
Chocola in alle vormen, maten en merken.
Ook van aardappelen houd ik, een goed en smakelijk product dat je op diverse manieren kan bereiden. Patat .
Voor brood geldt hetzelfde zij het in niet zoveel gerechten. Tosti’s.
Eieren. Hmmm, kluts, bak, kook, roer en ze smaken overal bij. Versierde omelet.
Biefstuk. Lekker plat, flinke dot roomboter, peper en zout, donkerbruine bakrandjes en roze van binnen, champignonplakjes eroverheen.
Groentes. Kleine tuinboontjes tyrolienne. Capucijners met vetspekruitjes, mosterd en cocktailaugurken. Gestoomde worteltjes met een verkruimeld bouillonblokje. Sperciebonen in…..
Een oneindige lijst en ik zit nu al te watertanden.
Helaas valt of staat de gezonde invloed met één belangrijke toevoeging:
NIET TEVEEL.
Dat is nou juist het moeilijke.
==
Fietsstop
We stapten graag af bij een cafetaria in G.
Voor de bediening. Die was vriendelijk maar het ene meisje sprong eruit.
Ze was hartelijk. Alsof ze speciaal voor ons aardappelen schilde en broodjes belegde. De manier waarop ze de dingen zei, ‘wat wilt U eten‘ klonk als ‘zal ik iets lekkers voor U koken?’
Het brengen van de bestelling ging evenzo. Peper-en-zout, borden en bestek, ze dekte de tafel met de aandacht van een gastvrouw voor welkome gasten.
Toen viel er een kleinigheidje voor.
Een klant aan de tafel naast ons kreeg een verkeerde bestelling en vroeg het om te ruilen. Gebeurt vaker in drukke zaken, het stelde niets voor, hij stond in zijn recht, we hadden het gehoord.
Het meisje bleef doodstil staan en staarde naar het foute bord. De klant herhaalde zijn verzoek met beschaamde sorries en zou het bijna hebben ingetrokken als ze niet plotseling in beweging kwam, het bord wegnam en huilend achter de toonbank verdween.
Alle klanten waren stil, we wachtten op een goede afloop.
Die kwam niet, een ander meisje nam het over.
Het hartelijke meisje zagen we nooit meer.
–
ps. Dit is niet verzonnen, we maakten het mee.
==
Vegetarisch, flexitarisch, pescotarisch of toch maar veganistisch?
Het woord pescotariër is nieuw voor me, het is iemand die geen vlees maar wel vis eet.
Zie vegetariër of veganist

Zoals wild uit oerwouden, bushmeat.
Het schijnt niet gezond te zijn zie link Joop onder artikel
en ook slecht voor het behoud van de dieren kennislink
—
Vreemde dingen eten deden we toen we jong waren en sterkere magen hadden
–
==
Iets boeiends..
..daar had ik zin in. Opgevoerde spanning met een onvoorspelbare ontknoping.
In de bibliotheek vond ik niets van mijn gading.
Dat is jammer, het dagelijkse leven is soms wat slapjes. Het valt niet mee om voldoening te putten uit vragen als
– wat voor weer wordt het?
– koppie thee, buurvrouw?
– is het al tijd voor de bollen?
– branden de aardappelen niet aan?
– waar heb ik dat potlood neergelegd
Dat soort slomigheden kan ik niet ernstig nemen, daar brand ik zelf van aan.
Natuurlijk kan ik de spanning opvoeren door het potlood te verstoppen en de buurvrouw zout in haar thee te doen maar ik denk niet dat me dat lang boeit, bovendien moeten we vrienden blijven. Zij heeft een auto.
Het valt niet mee de sjeu er in te houden.
Ik heb wel eens nieuwe vragen bedacht, een niet onaardige bezigheid maar er kwamen geen antwoorden.
– Vaart deze week het goudschip binnen?
– Vangt de haai eindelijk die rolmops ?
– Hoelang kan ik de melkboer nog weerstaan?
Boeiend was het wèl. Alsof ik in een Hitchcockfilm leefde.
Toen werd de spanning me teveel en heb ik drie weken met hoofdpijn op bed gelegen.
Daar was niet veel aan.
==
Klussen en toekijken
Nietlezen vereist een andere invulling van de tijd.
Net toen ik probeerde een nieuwe bezigheid te bedenken belde kennis F. dat hij vandaag tijd had voor een afgesproken klus.
Een oude, hoge kast moest worden afgebroken en opgeruimd.
F kwam. Hij had een breekijzer meegebracht en een moker, een gereedschapskist met van alles. Ik bekeek het met ontzag, de klus zou niet lang duren, meende ik.
Vakkundig haalde hij de ene na de andere plank en balk los.
Intussen had ik opnieuw een probleem, hoe moet je de tijd zoet brengen als iemand in je huis aan het werk is? Je voelt je ongemakkelijk. Met de armen over elkaar staan toekijken wil je niet, internetten en stilzitten ook niet.
Ik liep heen en weer, droeg een plankje weg en raapte een schroefje op, deed alsof ik ook druk was met schilmes en aardappelen, streek een verdwaalde zakdoek en kwebbelde over het laatste sterfgeval, streek de zakdoek nog een keer tot het tijd was voor koffie.
Daarna gingen we verder.
Na de derde strijkbeurt was de kast gesloopt. Ik bewonderde F uitbundig, blij dat het karwei af was.
Maar achter een grote kast die jarenlang niet van zijn plaats komt vind je van alles.
Een verweesd stopcontact hing aan een spijker. Uit een ander gat kwam een bundel stroomdraden die onder een plint weer verdween, de plint zelf stond scheef. F werkte verder.
Mismoedig bekeek ik de gestreken zakdoek.
Haalde nieuwe aardappels te voorschijn en schilde een portie voor morgen en daarna voor overmorgen. Ik keek een poosje naar zijn werk en won vijftien minuten met de laatste nieuwtjes uit de plaatselijke krant.
Enfin.
Halverwege de middags was hij klaar en vertrok.
Toen kon ik rustig zitten, moe van het gedrentel en het niet-weten-wat-te-doen.
==
Schrijven, maar geen boek
Een hobby.
Hoe andere amateurs het hadden weet ik niet, ik moest het echt leren.
Met gemak pende ik bladzijdes vol maar goed schrijfwerk was het allerminst.
Onwaarschijnlijke verzinsels, een soort mini-autobiografie over mijn gedachten, ik genoot van de woorden, leesbaar of niet.
Hoe langer de verhalen werden, hoe sneller ik ze wilde beëindigen door een ‘leuk’ plot te schrijven. Ze leken allemaal op een hardloopwedstrijd. Bovendien had ik intussen een typemachine, dat ging lekker vlug.
Bij het ouder worden en meer lezende ging het iets beter en daarmee beging ik een nieuwe fout: mooi schrijven.
Zogenaamd poëtische zinswendigen (op sinterklaasrijmiveau), ‘literaire’ constructies die van warrigheid aan elkaar hingen, onnodige interessante woorden.
Een schrijfclub wees me een beter pad. Daar leerde ik de betekenis van goede aanwijzingen en warempel, ik schopte het tot plaatsing in een paar verhalenbundels.
De aanhouder wint, heet het.
–
Niet helemaal, mijn echte droom kon ik niet waarmaken.
Een boek schrijven, een heel boek met een goed plot en een mooi verhaal eromheen. Een serieuze roman, het liefst fictief, met eigen inzichten erin verwerkt over allerlei onderwerpen.
Een gewaardeerde auteur te worden, bij een gerenommeerde uitgeverij. Het visioen alleen al was de wens waard.
Natuurlijk probeerde ik het. Gaf losse verhaaltjes alvast dezelfde hoofdpersoon, maakte schema’s, liet hoofdpersonen opdoemen, onlangs vond ik een schrift terug met een begin van maar liefst zes hoofdstukken.
Uiteindelijk heb ik het toe- en opgegeven: dit kan ik niet. Liever lees ik andermans boeken.
Bovendien zijn er andere kwaliteiten, ik kan heel goed aardappelen schillen en friet snijden.
Dat werd zeer gewaardeerd in het gezin, meer dan een gedroomd boek.
—