virusversje (wijze Mack the Knife)


Op een koude winteravond
klonk een ijselijk en ziek gerucht
door heel China heen gedragen:
Virus Covid in de lucht.

Angstig sloten de ministers
alle poorten van het land
recruteerden vele wijzen
’t liep volledig uit de hand.

En Coviedje emigreerde
van de een naar d’andere staat
besmette alle continenten
trok zich niets aan van de haat

Werelds onmacht doet ons piek’ren
maar we gaan hem tegemoet
met een pleerol en emotie
tot zijn kwaad is uitgewoed.

En we wachten, en we wachten
en we wachten…

© Bertie Bertjens

Beter.

Het duurde even voor ik wakker werd met een fit hoofd.
Hoe gaat dat, tussen de dutjes door drentel je wat rond, bekijkt de inbox en weblog, wil je wat doen breekt het zweet je aan alle kanten uit, iets bedenken is er niet bij, enfin, het bekende nietlekkergevoel.
Wegsoezen is beter.
Je fantasie verschijnt slechts in wonderlijke dromen, ook dat is een bekend verschijnsel.
Kennelijk speelden de laatste boeken me parten, avontuurlijke sterrenvluchten en Brabantherinneringen sleepten me mee. Niet slecht,  je zou er haast koorts voor overhebben.

Vanavond ben ik weer aan boord, eerst de kranten bekijken.
Brexit. Opnieuw Australië. Corona. Trump. Youp. Telegraaf tegenover NRC en Volkskrant, vermakelijk om te vergelijken.
Een dik pak leeswerk, waarvan ik me over de inhoud beurtelings verheug, opwind, aan erger, en tot slot de tanden stukbijt op de puzzels.  Daarna op kraamvisite.
Ik zei toch al dat ik geen man meer nodig heb? Daar heb ik geen tijd voor. 🤔

Tot straks
==

Goedemorgen

 – Zwalkend door het schemerduister van een ongekende tijd
was ik suf en zonder notie gelijk een hersenloze geit.-
Ik ben blij dat ik weer bij zinnen ben. Ongeveer.
Nooit eerder meegemaakt dat een gewone verkoudheid  zo vervelend kon zijn.
Het gehijg en gesnotter, de ijlte in het hoofd, de geur die om je heen hangt,
Nu is het weer blogtijd.
Ik ga niet de afgelopen week nalopen maar gewoon verder met vandaag. Eerst nog wat op adem komen.
Nogmaals bedankt voor de beterschapwensen.

Als je maar lang genoeg getrouwd bent ga je vanzelf op elkaar lijken.

Hij loopt met verkoudheidsverschijnselen.  Gaat naar bed en komt er weer uit; hangt op bank of stoel en staart treurend naar buiten. Herhaaldelijk grijpt hij met grote gebaren naar de stapel tissu’s  om neus- en keelverschijnselen op te vangen die hij  met aanstootgevende gretigheid opwekt. ‘Volgens mij heb ik een zware griep, waar is de thermometer?’
Dramatisch reikt hij naar de rol keukenpapier en dept, zwaar ademend, zijn gezicht, zijn hele hoofd en nek.
Een nieuwe hoestbui dient zich aan.
‘Uchchchhgrrr, de zakdoeken zijn op, geef me een tafellaken…
ik lust wel een zacht gekookt eitje, schijnt te helpen bij griep.’

Zij loopt met een gevoelige rug. Als een plank beweegt ze naar een keukenstoel, rijst weer op en sleept zich naar de pc. Ze diept vanuit haar tenen een zucht op en rolt met de bureaustoel naar de koffiepot. Reikt, zielig, niet ver genoeg. ‘Ik kan er niet bij, help even, dank je’.
‘Wat een ellende,’ kreunt ze.
Met een lijdzaam gezicht strompelt ze door de kamer, wankelend valt ze in een leunstoel en schrikt weer overeind. ‘Au…die onverwachte bewegingen, het is vast spit. Mijn god wat word ik bezocht.’
Ze zakt door de knieën, kruipt hijgend naar de keuken; de laatste meters doet ze in tijgersluipgang.
Bij de koelkast gaat ze staan.
‘Ik kan ook wel een zacht eitje gebruiken.’