had de sardine ontieglijke dorst

in’t blikje neerkwakte.
===
Zo fijn liepen we niet eerder over de kermis. Ondanks het mooie weer was het matig druk, bij alle kramen.
Jammer voor de uitbaters van attracties maar voor ons, slenteraars, leek het meer op een gezellige markt waar je af en toe bekenden tegenkomt.
Wat dat betreft zijn de corona-maatregelen een zegen, op deze manier is het terras weer een prima plek om te eten en drinken, te zitten en kijken, dat laatste vooral.
Daarna ter afsluiting oliebollen voor vriendin, vis voor mij.
–
Toen had ik pech dat er geen broodje haring meer te koop was want de haring was op, zei de visboer. Tja, nou, dan maar niet, deed ik luchtig.
Maar het viel me tegen.
Kermis zonder vissie.
Ik denk er nu nòg aan.
=
Denkend aan het klimaat neig ik tot fatalisme. Maatregelen vind ik prima, probeer zelf ook het een en ander en that’s it. Ik lig er niet wakker van.
Maar toen van de week een zenuwachtige vis zich liet zien en vroeg of hij hier veilig was raakte het me toch.
Ik zat aan de Maas en keek op toen zijn kop uit het water stak. Hij bleef me trillend aankijken, ik liep dichter naar de kant en vroeg wat er was.
– Waar ben ik? was zijn wedervraag.
‘In Nederland. Ben je ziek? Heb je koorts?’
– Nee mevrouw, ik ben een sidderaal. Wacht…- hij maakte een salto zodat ik hem even in zijn geheel zag.
‘Aha, dan ben je ver van huis. Hoe komt dat zo?’
– Ik logeer bij een Europese stroommaatschappij en ging een golfje om. Al piekerend was ik plotseling hier.
‘Piekeren? Toch niet over het water? Je bent een vis!’
– Mevrouw, wanneer de zee teveel stijgt loopt onze huisrivier over en vermengt zich met het zeewater. En ik ben een zoetwatervis. Denk-het-je-eens-in.
‘Ach gos, daar had ik helemaal niet aan gedacht. Heb je de viskundigen al ingelicht?’
– Jazeker. Maar ik hoor niets van ze. En wat moet ik straks, ik heb vrouwen en kinderen….boeblubhoe.. we willen niet dood.
Ik kreeg meelij met de zielepoot, de angst deed hem nog harder sidderen.
‘Weet je wat? Geef me je logeeradres, ik bel ze dat ze je moeten ophalen en vertel meteen van je zorgen. Zij maken er werk van. Hoe vind je dat?’
– O mevrouw, als U dat wil doen, hartelijk dank, dankuwel, reuze!
Van opluchting liep er een extra rilling over zijn lijf.
=
Nu denk ik niet alleen aan Sidders probleem, ook aan de krokodillen die we bij overstromingen in Californië en Australië al zagen.
En aan jungledieren, wild en waarschijnlijk gevaarlijk. Ze vluchten met de mensen mee omhoog. Ik neem aan, hoop het tenminste, dat daar over nagedacht is.
Een noodplan voor dieren lijkt me nog harder nodig dan voor mensen.
Zij kunnen zich niet voorbereiden.
=