Uit bundeltje 2016
Gedichtenwedstrijd over stad/dorp/streek. Zaanstad, toen nog Zaanstreek.
Plaatjes zijn niet scherp, van Wikipedia.
versjes
visversje
Ik voel me dik, zei juffrouw steur
en ook ’n beetje zwaar.
Komt goed uit, zei de traiteur
er is vraag naar kaviaar.
==
Klein spul
Nog meer opschoons. Dit was voor een schrijfclubje.
Al die regen
gatverdamme
maakt mijn hersens
tot een lamme
en een letterlege boel.
–
Zie me zitten,
suf te wachten
op een nobele
gedachte
uitgeteld in luie stoel.
©Bertie=
Door stikstof nu weer actueel:
Denkend aan Brabant zie ik wagens vol varkens
grommend langs oneindige maisvelden gaan.
(Met dank aan Marsman)
©Bertie=
Alsnog een vers.
Een rups in het plaatsje Ameide
verzwikte zijn voet op de heide
geen nood, sprak het dier
het is slechts een spier
ik breng jullie tijdig de zijde.
–
Hij kocht een knot wol en hij breide
een sok voor de voet die nu lijdde
hij nam een kwartier
plus twee potjes bier
waarna hij weer zijde bereidde.
=
© Bertie/Bertjens
Grenzen
Er liep een paardje in de wei
het voelde zich zo lente-blij
en huppelde rond moederpaard
die naar hem knikte, doodbedaard
ze liet hem dollen in het gras
ze wist precies wat goed voor’m was.
—
Het paardje zocht het verderop
het leerde snel, deed de galop
en draafde naar het prikkeldraad
daar hoorde hij een pril geblaat.
Hij stopte struik’lend, keek eens goed
en zag een zwarte schapensnoet.
—
Ze keken, roken, likten blij
daar in die lentegroene wei
ze draafden en ze dartelden
hun levenslustjes spartelden
het was een bijna-integratie.
Slechts de draad weerhield formatie.
—
Het moederpaard was zeer verstoord
dit was toch zeker niet wat hoort?
Ze zette koers naar’t dolle span
en deed het schaapje in de ban.
‘Tis niet alleen een ander ras,
maar ook die kleur, dat geeft geen pas’.
—
Het paardje ging met mama mee
het sprong nog wel maar reeds gedwee
hij keek nog eenmaal om naar’t lam
en berustte: ‘Goed hoor mam’.
Het zwarte schaap vergat hem snel
ze trof een witte, die mocht wèl.
© Bertie/Bertjens
.
exit zonnebloem
Verslapt hangt Heliant haar kroon
vermoeid en wars van vlagvertoon
ze is niet meer het zon-icoon
alleen nog maar een ondertoon
van wat ze was in’t landschapsschoon.
De rest zou volgen, het patroon
van droogte is nu dood-gewoon
natuur betaalt slechts hongerloon.
–
Twee dichters
Een dichter met sneue gedachten
zat op inspiratie te wachten.
maar geen der ideeën
stemde tevrejen.
Hij traande. Hij leed en hij smachtte.
–
Een andere dichter, een vlotte,
die dacht slechts aan lach en hij spotte,
geen ernst, zonder diepgang
zong liever een lofzang
op feesten. En leut van de zotte.
–
©Bertie
Drie versjes (herzien)
Het leven is geen lolletje
en ik? Een spermadolletje
=
de gaten in mijn bolletje
=
Wie schrijft…
–
Ik schrijf, dus ik blijf.
Als ik stop met schrijven
zou ik dan niet meer blijven?
Wanneer ik weinig had geschreven
was ik dan maar half gebleven?
Als ik nooit schreef
en nooit ergens bleef
waar zou ik dan blijven?
Is dat te beschrijven?
—
Zorg dat je schrijft
opdat je beklijft.
© Bertie
–
vers van hebzucht
–
Ik miste dingen die’k niet had
en nooit bezitten zou
een nieuwe tas in wit-met-blauw
pianoles
regenlaarzen in het rood
een knuffelbeer
ze maakten mijn verlangens groot.
Toen kreeg ik boeken
met verhalen
van
kinderen, ze stalen,
armoedig in hun rafels
de moeders stil en ziek
een oma leed aan rimmetiek.
Ik las en las
opdat ik maar zou snappen,
mijn wensen moest ik schrappen.
—
Het hielp geen bal
nog steeds mis ik
de dingen die’k niet heb
en nooit bezitten zal.
© Bertie