Pffff…..
Het
dreigde
een
lang
gesprek
te
worden
….
Pffff…..
Het
dreigde
een
lang
gesprek
te
worden
….
Lang geleden was er een wandtelefoon.
Later een los toestel in de huiskamer. Die zette je bij de luie stoel en met een haspel bracht hij het zelfs tot het zonnebed in de tuin. Dat was nog eens handig, vonden we
Er kwam een tweede toestel op het nachtkastje. Met antwoordapparaat, je zou maar iets missen!
Een jaar of wat later kwam er een handheld toestel op de markt, van Siemens, waarvan het oplaadstation gewoon in de kamer bleef staan. Dat was nog handiger. Tot achterin de garage (ca 20 m vanaf de achterdeur) en tot in de nok op de vliering was je bereikbaar. Great!
Toen de gsm-metjes, het summum van telefoonluxe, dachten we.
Blackberry. Enzovoorts.
En nu?
Nu lopen we met minicomputers waarmee je ook kan bellen.
In polshorloges. In ringen. Een navelpiercing of uitgeholde kies zal de volgende plek zijn of is er misschien al, een soort 007-idee.
Wordt het een plug in de hersenen,of elders?
Lijkt me enorm bruikbaar voor eventuele operaties, knijpt de chirurg in je buik en wacht tot hij ‘au’ hoort.Dan weet ‘ie waar hij moet snijden zonder de antenne te mollen.
Zelf zal ik niet verder gaan dan mijn samsonnetje en tablet, voor noodgevallen de ouwe Siemens die al vaak uit elkaar gevallen is maar zich telkens weer laat oplappen.
En altijd bereikbaar blijft.
Kun je van tevoren treuren, een soort reserve-rouw opslaan?
Het was een terloopse vraag waar je toch over gaat nadenken en wat je onder woorden wil brengen.
Het is zeer persoonlijk en er zijn waarschijnlijk veel antwoorden mogelijk, dit is hoe ik het ervoer.
—
Op voorhand denken aan een lege stoel, dat lukt niet wanneer zorg en angst te groot zijn.
Afscheid nemen en samen het proces regelen, dat zou je als zodanig kunnen beschouwen maar dat is iets wezenlijk anders, afleiding, de patient terwille zijn, een poging tot begrip.
Al weet je dat het einde nadert, toch dringt besef niet helemaal door.
Het echte gemis, het inzien dat iemand nooit meer terugkomt ondanks het wachten, dat laat zich pas voelen na de dood.
Dan pas kun je rouwen. —
Denk alsjeblieft niet dat ik hier ’n beetje zit te treuren, het onderwerp kwam ter sprake in een telefoongesprek.
Over Kerstmis en vroeger en weet-je-nog-zonder-mondkapje, waar moet je het met familie anders over hebben in december, sowieso een tijd van terugdenken.
En over rouwen dus ook.
==
Aan de lijn van een helpdesk zweette ik duizend druppels. Na een paar pogingen gaf ik het op en zei later terug te bellen want ik verstond het niet. ‘Het’, ik hoorde niet of er een mannelijk of vrouwelijk wezen sprak.
Men riep nog wat, ik zei sorry en hing op.
Een halve dag later rekende ik op een nieuwe shift dus kans op een betere prater.
Ik had goed gegokt.
Iets anders ging het tijdens een van de laatste vakanties.
Een moeizaam gesprek, ditmaal met een echt mens.
Een vrouw zat bij ons en vertelde me honderd uit. Niet alleen razendsnel, ook nog in het Frans. In een duister dialect.
Madame, bracht ik uit toen ze een slokje nam, excusez-moi, vous parlez trop vite…
Ah, bon, zei ze en klopte me op de arm. Ik verstond iets van ‘comprend’.
Ze deed haar best.
Haalde diep adem en rebbelde enige minuten, opnieuw in sneltrenvaart. Stopte een paar seconden en ratelde verder. Weer een pauze om te zien of ik het begreep. Encore et encore en ga zo maar door.
Dit was haar manier van langzamer spreken. Ratel-stop-ratel-stop.
Ik knikte wat, verstond af en toe een woord, iemand naast mij vertaalde zodat ik ook ‘ah bon’ kon zeggen.
’s Avonds zaten we aan de Franse wijn, vanzelfsprekend.
Dat laatste letterlijk, de Franse woorden vloeiden soepel uit mijn mond.
Naturellement.
=
‘Spreken is zilver, zwijgen is goud’
Onze zusterlijke telefoongesprekken duurden gemiddeld 30 à 45 minuten.
We zijn dan ook nooit rijk geworden.
–