Sportdag van de spinnen. Vierde en laatste deel.

Ze weven grapteksten tussen de takken.
‘ET in Spinnenland’, ‘The Martians are coming’. Kinderen doen mee: ‘Gremlinspider voor Sinterklaas.’
De mens, zich niet bewust van de commotie boven zijn hoofd, drentelt ongeduldig heen en weer; hij vraagt zich af wanneer er een ruimteboodschap komt en gaat zelf op onderzoek uit.
Hij speurt in alle richtingen en bukt onder struiken, tuurt herhaaldelijk de hemel af maar niets verwijst naar een UFO, helemaal niets valt er te ontdekken.
Mijn god, hij heeft zich vergist.
Wat nu.
Hij kan het het beste als een grap afdoen. Niet dat Lies het als zodanig zal zien. ‘Geen bewijs = roze olifanten’ zal ze snebbelen, haar gebrek aan fantasie is grenzeloos. Wat een vooruitzicht. Kon hij zijn berichten maar terugdraaien.
Hij kijkt naar de spuitbus in zijn hand; na een steelse blik over zijn schouder draait hij het bovenstuk los en neemt een snelle slok, ahhh, dat doet goed. Met verlicht lood in zijn schoenen loopt hij naar zijn auto en rijdt naar huis.
Opgelucht zien de spinnen de jammerlijke afgang van de mens. Ze bungelen uit de takken en spannen de spieren om het sportveld te restaureren maar een van hen roept.
‘Hela, wacht. Het is tijd, Araneae aller landen: verzáááámelen!’
Een wild gejoel volgt, ze rennen door elkaar, huppelen en springen, ze vergeten het sportgedoe en klitten rond de spreker.
‘Luister. Over een half uur is de zomer voorbij, hoogste tijd om serieus te worden. Ieder kent zijn werkgebied en denk eraan: gedraag je netjes, handel als een gentlespider of wees ladylike.
Over drie maanden geef ik het eindsignaal en zien we elkaar op het uitrustveld waar…’  hier veroorlooft de spreker zich een draadje humor ‘… hopelijk mens noch UFO ons zal vinden. Laten we nu gaan, Ariadne zij met ons”.
En zo luiden ze de herfst in.

Sportdag van de spinnen. Deel 3

“Hmmm, ik weet toch zeker dat ik hier ergens stemmen hoorde,’ mompelt de mens terwijl hij rondkijkt. Aarzelend zet hij nog een paar stappen, geen weet hebbend van de geweven ingang, en deinst terug. ‘Gàtverdàmme.’ Hij veegt over zijn gezicht, grote flarden omkransen hem, zijn schouders,  buik en rug zitten vol. Het is een grote poort.
Met afschuw bekijkt hij de glinsterende draden die plakkerig aan zijn handen en kleren zitten; ‘het lijkt wel een web van honderd spinnen tegelijk’ en de verscholenen houden hun adem in bij zoveel inzicht.
Eindelijk is de mens webvrij en loopt langzaam verder, speurend naar het geluid dat hij hoorde. Hij loopt over het grasveld en lomp in zijn onnozelheid schopt hij alle hardloopbanen in de war. Hij trapt ook de wedstrijdweeftenten plat. Hij herkent niets van de faciliteiten die bij een spinnensportdag horen, zelfs niet het platform van waaraf gebungejumpd en geplatbommetjed werd en het schunnige kraampje van de lustige weeuwen ziet hij slechts als een ragknoedel.
Ademloos spieden de spinnen vanuit de bomen en bedenken alvast nieuwe afwerende spinsels.–
Hij krijgt het warm, na een rondje over het veld knielt hij neer bij de sportvijver om zijn gezicht te verkoelen. Hij buigt voorover en net als hij water wil opscheppen ziet hij de grote weefdraden die kriskras over en door het oppervlak gespannen zijn. Hij deinst achteruit. Hij kijkt nog eens rond, denkt, fronst. Dan belt hij zijn vrouw.
‘Hi Lies, waar ik nou in beland ben, dit heb je nog nooit gezien. Nee, als ik het verraad kom je niet. Nou vooruit dan. Een grasveldje met overal spinnenwebben. Letterlijk o-v-e-r-a-l. Zelfs een poel hier zit er vol mee. En geen spin te bekennen…wàt, NEE mens, ze zijn NIET roze… hè?… dan niet’. Akelig wijf, mompelt hij er beledigd achteraan.
Hij stopt het mobielttje weg en bekijkt nogmaals de restanten van de spinnen. Wederom ziet hij geen beweging, zelfs geen verdwaald vliegje. Besluiteloos blijft hij staan. Hij hoort het geluid niet meer, waarschijnlijk is er een logische oorzaak.
Deze niet-oplossing is weinig acceptabel en onvoldaan maakt hij nog een rondje. Het maakt hem niets wijzer.
“Het was een rare stem”, prevelt hij voor zich heen, “zoiets als in een oude ruimtefilm.’
Dan blijft hij doodstil staan.
‘UFO. Natuurlijk, een Ufo, dat moet ik Lies vertellen.’ Hij belt en belt maar ze is er niet. ‘Schat’, spreekt hij opgewonden de voicemail in, ‘geloof me nou, ik zit echt niet aan de whisky. Luister, er is een Ufo geland, ik wacht op contact…..’
De spinnen vallen zowat uit hun schuilplaats van het lachen.

Morgen laatste deel.
Bertjens.

Sportdag van de spinnen. Deel 2

Sommige wedstrijdjes leveren problemen op; een Hardloper heeft stiekem teveel poten aan de grond, er raken ledematen in elkaar verstrengeld, bij de Wevers is kinnesinne over draaddiktes. Met Waterlopen is het vooral druk voor de reddingzwemmers, veel jonkies schatten de oppervlaktespanning niet goed in en gaan kopje onder hetgeen leedvermakelijk gejouw uitlokt van de Platbommers. Dan is het knokken waarna een glas Bavariachnibier de vrede hertekent.
Het is, kortom, een fantastische dag, een typisch maar genoeglijk sportevenement.

Halverweg de middag echter is er een vervelend intermezzo: er wordt een mens gesignaleerd.
De automatische uitkijktoren, die alleen maar aangestekkerd is omdat het in de reglementen staat, laat om kwart voor drie een aarzelend signaal trillen. Enkele alerte spinnen kijken op maar de meesten schenken er geen aandacht aan. Er gebeurt immers nooit wat bijzonders.
Na vijf minuten volgt opnieuw een signaal, dringender. Nu staken alle deelnemers hun strijd en begeven zich naar de ingang, benieuwd naar en hopend op sensatie.
Ze drommen met trappelende poten om de toren die een antieke robot-manier van communiceren heeft:
–Menss komt—heeft -blieb-full..eh..flitsssspuit—vorm defenssie alsjsjstublieft—Tarantula’s vooraan–grchchchmenssssss komt—prrrrut  Dit herhaalt hij enige malen tot hij zijn blikken geest geeft.
De spinnen spugen vol minachting op dit staaltje ouderwetse rotzooi. Ze trekken hun eigen plan en begeven zich in wriemelende draf naar het geboomte waar ze veilig in de takken hangen als er inderdaad een mens komt met een, eh, spuitbus.

Morgen verder.

Sportdag van de spinnen. Deel 1.

Ergens ligt een uitgestrekte lap grond waarop alle spinnen ter wereld een gezamenlijke sportdag houden.
Het is een gemoedelijk samenzijn en lijkt op een braderie.
Ieder jaar worden hier op feestelijke wijze wedstrijdjes gespeeld. In weefkunst bijvoorbeeld, onderverdeeld in diverse disciplines zoals Trechter-, Hangmat- en Wielwebben.
Of in hardlopen met acht of minder poten (naar keuze), zelfs in hinkelen en platbommetje waarbij de poten stervormig uitgespreid staan. Waterlopen en bungeejumpen aan een zelfgetrokken draad of webtrampolinespringen.
Cliffhangen. Vliegen vangen.
Patserige typen zijn er ook. Ze vergelijken elkaars harige poten, houden wedstrijden om de helderste rugkruisen.
Een beetje achteraf staat een luguber tentje met het opschrift:
WIE DURFT? VRIJ EN EET!
Hier trainen de duistere weeuwtjes die door hun gulzigheid immer oefenmateriaal tekort komen en daarom de waarheid op een giftige manier verdraaien. Ze hebben het nooit erg druk ondanks de verleidelijke poses waarmee ze op hun zelfgesponnen dekentjes voor het open raam zitten te heupwiegen.

Zo is er voor ieder spinnenras een onderdeel waarin ze hun trainingsresultaten mogen showen.

Morgen verder.

Spinnen. Slot


De spinnen schrokken wakker van deze bekende kreet. Wat, oorlog?
Naarstig overlegden ze. Hoe zich te weren tegen dit gevaarlijke offensief?  Een lastig vraagstuk.
Ze vonden een oplossing in hun op-één-na machtigste wapen:  de griezelarij.
springspin-voorzijde-kop-phidippus_pius_eyesZe verlieten hun schuilplaatsen en toonden zich. Sommigen met grote ogen, anderen met flitsende rugkruisen of bizarre kleuren. Enkele diehards hieven dikke harige poten maar allemaal bewogen ze zich rennend met zenuwslopend gewriemel, inspelend op menselijke angst.
Een aantal mensen deinsde prompt achteruit en viel flauw; anderen slikten en kwamen terug met lasers en spinaziemessen, ze lachten de spinnen manmoedig uit en hakten de webben door met strijdkreten en bijlen om ramen en deuren te bereiken. De spinnen wriemelden nog harder en kropen over armen en gezichten. Het werd een grote  pan.
Tot er eindelijk ergens een luik open viel. Schreeuwend  begaven de mensen zich naar buiten en richtten brandslangen op de indringers.  Ze zongen ‘We are the champions’, ze hadden het hem gelapt! Veilig tot de volgende herfst en dan zouden we wel zien. Helden waren ze.

Wat konden de spinnen anders doen dan ook naar buiten gaan? Ze groepten bij elkaar en vertrokken naar bos en hei, warme plekken in woningen  wegzettend in hun dromen. Ook zij waren zielig.
Ze sjokten langs berm en gewas. En toen, onverwachts,  riep de voorste: ‘Heeee, recht vooruit een onbemand mensenhuis!’
Hè? Echt waar?
Dat was de oplossing. Weliswaar zonder warme plekken maar beschut.  En,  wie weet, heel misschien, per ongeluk, toch, een ietsepietsie zwarte stroom? Voor ‘n ietsepietsie behaaglijkheid? Je weet maar nooit….  Ze dromden rond de voorste.
En opnieuw klonk het
‘LET’S GO!’
====

Spinnen deel II


De mensen echter zagen het anders. Verslagen bekeken ze de opdringerige webben, fobischen doken onder hun dekbed.  Opgesloten zaten ze, alle in- en uitgangen waren dichtgekleefd met taai spindraad. Het was vreselijk zielig.
Tenslotte kwamen ze bij zinnen; worstelend met plakkerig spinsel sloegen ze groot alarm.  De Burgemeester, CdK, overheid en leger werden ingeseind.
Helaas, crises hadden voorrang: vijf december naderde en de koning scheen armlastig.
‘Joh, spinnen in de nacht , die, eh, brengen vette kracht,’ giechelde de minister-president.
‘Spinnen zijn nuttig,’verklaarden arachnologen
‘Alle dieren tellen mee!’ foeterde Marianne.
’Laat ons bidden,’ vroomde een gelovige en een andere seinde reeds een imam in.
‘God schiep mens en dier,’ begon een marine-aalmoezenier.
Ja, daar hadden de ingespinde mensen niets aan.
In arren moede   zochten ze zelf naar oplossingen. Ze gebruikten visvliegen als lokaas en googleden op spinnenfluisteraars, zelfs opgerolde kranten kwamen er aan te pas.
Niets hielp afdoende,  slechts een enkel dom spinnetje liet zich platmeppen of opvreten door een hond .
Tenslotte whatsappte een dappere de rest om de slag aan te gaan. ‘Alles wapens zijn toegestaan, pas alleen op met vlammenwerpers.
LET’S GO!’
===
Straks het laatste deel.

 

Spinnen deel I


– ‘Spinnen en spinsen, hiermee verklaar ik ons seizoen geopend.’
Met een stevige ruk hechtte Arach het sierweb af.  De menigte was onder de indruk van het kunstwerk en klapte in de voorste poten. Er werden aaah’s en oooh’s geroepen en gehoopt dat hij zou opschieten voor de nacht viel. Ze popelden.
– ‘Wederom gaan we op pad. Een plaats zoeken, vrijheid vinden om vliegen te vangen, weven en genieten tot de winter en met wat geluk een paar maanden extra. Op pluizige vlieringen, wellicht in dossierkasten en linnenkamers.
Alvorens de herfstwereld te veroveren,’ vervolgde Arach, ‘eerst een paar dringende verzoeken.
– Bepaalde wijfjes dienen hun wellust in toom houden, na het vorig seizoen bleven er te weinig mannen over voor het zware werk. Ook voor de anderen geldt dat kannibalisme NIET wordt op prijs wordt gesteld, er zijn genoeg insecten en andere smerige hapjes.
En nu: LET’S GO!’
 Het spinnenvolk rende.  Langs en over elkaar,  gretig op zoek naar een goede webstek. Met name mensenhuizen waren gewild om het ruime aanbod van warme plekken. (Op een groepje sociaalvoelende natuurfreaks na die niet relevant zijn voor dit verslag.)
Ze naderden het dorp dat klein genoeg was om in te nemen, er stonden slechts drie woningen, een kapel en een alleswinkel.
De vorige herfst indachtig hadden de bewoners huiverend de luiken van alle panden gesloten en kieren zorgvuldig afgeplakt. Overmoedig deze keer, triomfantelijk bijna, wachtten ze de avond af en gingen rustig slapen, de onnozelen.
De overvallers lieten zich niet weerhouden, ze vonden minieme gaatjes waardoor ze met ingevouwen pootjes achter overgordijnen en gasfornuizen kwamen, onder tafels en stoelen, soms nèt een paar onwetende voeten ontwijkend.
Daar weefden ze hun webben. Van plooi naar plooi, van keuken naar kelder en voordat de ochtend aanbrak waren alle woningen gestoffeerd met bijna ondoordringbaar gespin.
Ze waren onder de pannen, tevreden rustten ze uit.

Morgenavond deel II en slot.

Herfst = Spinnen


Ergens op het web zwerft een spinnenverhaal in drie delen. Ik kan het niet vinden, tot mijn spijt want het was best spannend. Vond ik zelf.
Juist nu begint hun beste  seizoen, ze zouden precies passen in dit beginnend herfstsfeertje.

Er zit maar één ding op. Nieuwe vangen en ze nieuwe drama’s te laten beleven.
Maar welke? Kruisspinnen biddend in kerken?  Geniepige fobieën veroorzakend? Schaatsend over Friese webben? Een houten poot? Wol?
Ideeën zijn welkom.