–
–
Het was dan ook onbegrijpelijk wat ze ons voor een carnavalsfeest leerde.
Achteraf was het commerciële tv avant la lettre.

==
Hoe makkelijker een kind leert, hoe hoger het vervolgonderwijs moet zijn, dat zit er bij veel ouders ingebakken. Alsof het allemaal op rolletjes verloopt, het leren, aanpassen, pakketten kiezen, interesse, studiezin.
Ik had geen baan in die richting maar in eigen kleine kringetje probeerde ik wel eens duidelijk te maken dat doorleren niet altijd vanzelfsprekend moet zijn, dat je een kind beter eens met andere ogen zou bekijken.
Waar liggen de interesses, is het niet te gemakzuchtig, kan het het verlies van eventuele vriend-(-innen) opbrengen die naar een makkelijker school gaan en baantjes(zakgeld!) hebben? Wil het kind eigenlijk wel naar een VWO? Heeft het een doel?
Ik had een handig voorbeeld bij de hand: mezelf.
Heel aardige rapporten dus hup! naar de brugklas, aansluitend HBS (HAVO) of VWO.
De afknapper was behoorlijk: ik bleef zitten met een ongunstig advies. Reden? Te weinig studiezin, verwaarlozing van huiswerk, ik miste de drive. Desinteresse telde zwaar.
Dat onthield ik, zonder ondersteunende eigenschappen heb je niets aan goede rapporten.
Ook in eigen gezin en bij de families zagen we het, andere schoolkeuze was misschien beter geweest.
Een goede leerling op een té makkelijke school is zonde maar opklimmen kan meestal alsnog.
Teruggaan wordt als een afgang gezien, doodjammer.
Hoe het mij verging? Ik stroomde 2e klas MULO in en slaagde, kreeg een gratis typecursus en vond een leuk kantoorbaantje, nog zonder Internet, dat zat er aan te komen. Dat werk, daar hield ik van. En nog meer toen ik een betere baan vond, met iets meer zeggenschap.
Moe bleef het jammer vinden maar ik had het getroffen!
Daar ging het toch om, om míjn leven?
==
‘Angst en fascinatie raken elkaar.’
‘Het kan ook bewondering zijn.’
‘Geboeid door haar angst herhaalde hij …’
Zijn fascinatie raakte haar.’
Enzovoorts.
Het gaat om een verhaal waaraan ik ploeter.
Ik zoek een andere insteek. Iets met boeien, bloedstollend of juist betoverend.
Telkens naak ik nieuwe zinnen en gooi ze weg, de waardeloosheid betreurend.
Dan schrik ik op van een raar geluid, vlieg op, kijk uit voor- en achterraam, zie iets bewegen bij de schuur, het kruipt naar de lamp…
Pffff, een onbekende donkere kat. Alleen maar een kat.
Slap zak ik ineen aan de laptop en bekijk mijn tekst..
Wat nou angst en fascinatie.
Moet je hier eens komen, de sluipende katten vliegen je om de oren.
==
Vertel eens iets over de bodemgesteldheid van Midden-Nederland.
– Uhm, klei en zo..
Ja, en?
– Enne..Gelderland, rivieren, bakstenen…
(Zucht) Heb je het wel geleerd?
– Eh…
Ja of nee.
– Nou, eh, beetje.
Oké. Schrijf dit hoofdstuk over, deze week inleveren.
– Hè??
Geen protest, huiswerk maken hoort erbij.
– Mprgrrtzk
Pardon??
– mmpldmompl..
Haal die hand voor je mond weg!
– mvnnvgezeur…
—
Het leek me toen al moeilijk, de omgang met onwillige pubers. Ik begrijp nog steeds niet dat leraren niet en bloc overspannen raakten.
Hoe het onderwijs nu gegeven wordt weet ik niet, wel dat er altijd eigenzinnige leerlingen zullen zijn.
–
Nicht stuurt volgend verhaaltje
–
Op een dag kwam na schooltijd de moeder van het vriendje van mijn zoon naar me toe. Ze was hoogst verontwaardigd: ‘Onze jongens staan niet op de klassenfoto.’ Ik had die nog niet gezien.
Ze ging direct naar de juf. Het was dagenlang het onderwerp van gesprek op het schoolplein. Ik had met de juf te doen. Ze was er helemaal ontdaan van en ze had er geen idee van hoe dat nou kon gebeuren.
Toen stelde ik mijn zoon de meest voor de hand liggende vraag: ‘Waarom staan jullie er niet op?’ Zoonlief: ‘We hadden ons verstopt.’ Vader vroeg waarom. Zoon: ‘We hadden geen zin in een foto.’
Ik stuurde de vader vorige week een berichtje: ‘We zijn 500 euro misgelopen.’ De vader begreep me direct. ‘Misschien wel meer’, merkte hij later op.
‘De juf had niet goed opgelet, dus was de veiligheid van de kinderen niet gewaarborgd.’
–
Even terzijde: de zoon is fotograaf geworden.
—
‘Je bent aan de heidenen overgeleverd.’
Een gezegde van mijn moeder, wie anders. Ze zou het gezegd hebben bij de berichten over IS.
Ze kende er veel, teveel naar onze smaak, we vonden het gezeur maar voor haar was het heel gewoon om ze te onthouden. Ze had er tientallen paraat, misschien wel meer.
Haar generatie (ze was van 1918) leerde allerlei dingen uit het hoofd. Bij ons huiswerk topografie vertelde ze prompt hoeveel plaatsen er in Nederland waren: ‘1100, in onze tijd.’ We zuchtten. ‘Ja Moe, dank U wel.’ (tutoyeren was nog niet aan de orde).
Alle tafels werden moeiteloos opgedreund, hoofdrekenen was een makkie.
Invallen der Noormannen: 800 – 1000, ongeveer de tijd van Karel de Grote.
Columbus op Amerika: 1492.
Enzovoorts. En dat niet alleen, ze kregen er ook uitleg bij.
Toen we verhuisden van Wormer naar Katwijk bij Cuijk kon ze precies aangeven waar het lag, dat de Maas regelmatig overstroomde en de Duitse grens hemelsbreed betrekklijk dichtbij was.
Ze leerden er toen wat af.
–
Op onze Lagere School kregen we ook nog rijtjes en lijstjes, in veel mindere mate. Het schoolhoofd moest er niets van hebben. Daar leren jullie niets mee, zei ze, het is gemakzuchtig. Belangrijker is dat je de stof begrijpt.
Het werd toendertijd een hot item en toegegeven, er verbeterde het een en ander in de manier van lesgeven. Al leerden we nog steeds uit het hoofd: Groningen met de hoofdstad Groningen, Friesland met de hoofdstad Leeuwarden…
Toch betwijfel ik of uit-het-hoofd-leren fout was. Niet omdat vroeger alles beter was, het is een handige manier om de vereiste leerstof in een kinderhoofd te stampen.
Nog altijd beter dan eindeloze uitleg die ongeïnteresseerde leerlingen toch niet oppikken.
En: bleven kinderen er dom bij?
Dat wil er bij mij niet in.
–