Toen, op school

Door Maestro dacht ik terug aan een non op de Lagere School, we kregen les van haar in klas 4, 5 en 6. Nu groep 6, 7 en 8. Eind jaren ‘vijftig.
Ze leerde ons veel, meer dan je zou verwachten in die tijd.
Bijvoorbeeld hoe we moesten zingen zonder storende ademhaling die je op de radio vaak hoort. De beste manier om canons te zingen. Luider en zachter zingen wanneer teksten daarom vroegen. Buik inhouden bij bepaalde tonen.
Hoe we een mens moesten tekenen, de verhoudingen ongeveer. Een gemiddeld dier.
Een aanzet tot perspectief tekenen.
Een beginnetje wiskunde, heel minimaal maar we kregen een idee van wat ons te wachten stond op middelbare scholen.
Een prima leerkracht dus, een intelligente vrouw die haar vak verstond.

Het was dan ook onbegrijpelijk wat ze ons voor een carnavalsfeest leerde.
Een Brabants liedje,  -t-hermenieke-van-bergeijk
Met onze knauwerige Zaanse kelen zongen we het Brabantse taaltje als Herremenieke fan Bergaik.
En dat moesten wij voordragen, voor de andere groepen die zich achter hun hand kapot lachten.
Hoe verzint iemand zoiets.
Achteraf was het commerciële tv avant la lettre.
zsinging-18382__340
==

Zomaar een schoolpraatje.

Hoe makkelijker een kind leert, hoe hoger het vervolgonderwijs moet zijn, dat zit er bij veel ouders ingebakken. Alsof het allemaal op rolletjes verloopt, het leren, aanpassen, pakketten kiezen, interesse, studiezin.
Ik had geen baan in die richting maar in eigen kleine kringetje probeerde ik wel eens duidelijk te maken dat doorleren niet altijd vanzelfsprekend moet zijn, dat je een kind beter eens met andere ogen zou bekijken.
Waar liggen de interesses, is het niet te gemakzuchtig, kan het het verlies van eventuele vriend-(-innen) opbrengen die naar een makkelijker school gaan en baantjes(zakgeld!) hebben? Wil het kind eigenlijk wel naar een VWO? Heeft het een doel?
Ik had een handig voorbeeld bij de hand: mezelf.
Heel aardige rapporten dus hup! naar de brugklas, aansluitend HBS (HAVO)  of VWO.
De afknapper was behoorlijk: ik bleef zitten  met een ongunstig advies.  Reden? Te weinig studiezin,  verwaarlozing van huiswerk,  ik miste de drive. Desinteresse telde zwaar.
Dat onthield ik,  zonder ondersteunende eigenschappen heb je niets aan goede rapporten.
Ook in eigen gezin en bij de families zagen we het, andere schoolkeuze was misschien beter geweest.
Een goede leerling op een té makkelijke school is zonde maar opklimmen kan meestal alsnog.
Teruggaan wordt als een afgang gezien, doodjammer.
Hoe het mij verging? Ik stroomde 2e klas MULO in en slaagde, kreeg een gratis typecursus en vond een leuk kantoorbaantje, nog zonder Internet, dat zat er aan te komen.  Dat werk, daar hield ik van. En nog meer toen ik een betere baan vond, met iets meer zeggenschap.
Moe bleef het jammer vinden maar ik had het getroffen!
Daar ging het toch om, om míjn leven?
==

 

Foto’s uitzoeken…

…en rubriceren.
Al vaak  voorgenomen, nu zou het er serieus van komen. Deze keer echt.
Ik zette de eerste doos op tafel, met een vast voornemen: ik laat me NIET afleiden door elke herinnering.
Bovenop lag een map, ‘schoolreisje MULO ’63’.
U begrijpt. De doos werd niet geopend, morgen misschien.
Ik houd me bij één foto, natuurlijk de beste voor zover je dat kan zeggen van oud papier.
Het was in Noordwijk met uitstapjes rondom en natuurlijk ook naar Scheveningen.
We vonden het prachtig en gniffelden in de grote slaapzaal om een klagerige onderwijzeres (slecht bed),  luisterden naar een leraar die per se leerzame tochten wilde maken, naar een andere die begreep dat we liever wandelden door avondlijk Noordwijk met eettentjes en  brozems.  Overdag naar zee.
En zo deden we het.
Eerst naar het strand waar het koud was, zie de foto.
De dag erop was het zonnig.
We lagen er en rookten Stuyvesantjes, bespraken de rabarberrode benen van bleke mannen en bekeken zogenaamd achteloos een vrijend stelletje.  We waren wereldse meiden.
We waren dorpse meskes, dat zagen we pas met oudere ogen.
De tijd vervloog.
Alles is anders, alleen mijn lengte heb ik nog.
==

Fascinerend

‘Angst en fascinatie raken elkaar.’
‘Het kan ook bewondering zijn.’
‘Geboeid door haar angst herhaalde hij …’
Zijn fascinatie raakte haar.’
Enzovoorts.
Het gaat om een verhaal waaraan ik ploeter.
Ik zoek een andere insteek. Iets met boeien, bloedstollend of juist betoverend.
Telkens naak ik nieuwe zinnen en gooi ze weg, de waardeloosheid betreurend.

Dan schrik ik op van een raar geluid, vlieg op, kijk uit voor- en achterraam, zie iets bewegen bij de schuur, het kruipt naar de lamp…
Pffff, een onbekende donkere kat. Alleen maar een kat.
Slap zak ik ineen aan de laptop en bekijk mijn tekst..
Wat nou angst en fascinatie.
Moet je hier eens komen,  de sluipende katten vliegen je om de oren.
==

Overhoring. Jaren ’60.

Vertel eens iets over de bodemgesteldheid van Midden-Nederland.
– Uhm, klei en zo..
Ja, en?
Enne..Gelderland, rivieren, bakstenen…
(Zucht) Heb je het wel geleerd?
– Eh…
Ja of nee.
Nou, eh, beetje.
Oké. Schrijf dit hoofdstuk over, deze week inleveren.
– Hè??
Geen protest, huiswerk maken hoort erbij.
– Mprgrrtzk
Pardon??
– mmpldmompl..
Haal die hand voor je mond weg!
 – mvnnvgezeur…

Het leek me toen al moeilijk, de omgang met onwillige pubers. Ik begrijp nog steeds niet dat leraren niet en bloc overspannen raakten.
Hoe het onderwijs nu gegeven wordt weet ik niet, wel dat er altijd eigenzinnige leerlingen zullen zijn.

Een doodgewone puber

In een roman voelt een scholier zich ongelukkig omdat hij een gemiddelde is, geen bijzondere artistieke gaven bezit.
Meteen herkende ik het.
Waar ik me als startende puber verbeeldde een paar aardige talentjes te bezitten, op zijn minst origineel was, bleek ik doodgewoon te zijn. Niet alleen op artistiek gebied,  ook in het dagelijkse leven blonk ik nergens in uit. Hoogstens in ontevredenheid want als uit-elkaar-gegroeide lijs ben je niet op je voordeligst. Niettemin keek ik in elke spiegel en winkelruit, zoals ik op school dagelijks hoopte op een opsteltaak of vrij tekenen of een praatuurtje Frans/Engels, vakken waarmee ik uit de voeten kon. Het Onze Vader en Weesgegroet bad ik in het Frans (geleerd als strafwerk) om maar iets te noemen. Sprak Engels met een prima Zaans-Amerikaans accent.
Helaas, het was niet aan de orde en ik scoorde nooit ergens mee.
Zodoende bleef ik dat doodgewone kind dat nergens in uitblonk behalve in spijbelen maar dat werd niet onderkend als een echte gave, integendeel, het leverde slechts kleinzielige telefoontjes op van de gehate biologiejuf die me betrapte toen ik met de hond wandelde.
Een middelmaatje.
Het verdroot me. Weliswaar had ik weinig ambities, er moest toch iets zijn waar ik bijzonder in was?
Nee dus.
Tot na het eindexamen waarvoor we allemaal slaagden. Alle leraren en leraressen feliciteerden ons uitbundig, de stemming was bijzonder goed. Toen kwam de biologiejuf op ons af, ook zij gaf iedereen een hand maar sloeg mij over. ‘Jou feliciteer ik niet,’ zei ze, ‘je hebt het niet verdiend.’
Verbouwereerd keek ik haar na. Ze werd afkeurend bekeken door klasgenoten en collega’s.
Was ik alsnog origineel. ’n Beetje dan toch.

Klassefoto

Nicht stuurt volgend verhaaltje

Op een dag kwam na schooltijd de moeder van het vriendje van mijn zoon naar me toe. Ze was hoogst verontwaardigd: ‘Onze jongens staan niet op de klassenfoto.’  Ik had die nog niet gezien.
Ze ging direct naar de juf. Het was dagenlang het onderwerp van gesprek op het schoolplein. Ik had met de juf te doen. Ze was er helemaal ontdaan van en ze had er geen idee van hoe dat nou kon gebeuren.
Toen stelde ik mijn zoon de meest voor de hand liggende vraag: ‘Waarom staan jullie er niet op?’ Zoonlief: ‘We hadden ons verstopt.’ Vader vroeg waarom. Zoon: ‘We hadden geen zin in een foto.’
Ik stuurde de vader vorige week een berichtje: ‘We zijn 500 euro misgelopen.’ De vader begreep me direct. ‘Misschien wel meer’, merkte hij later op.
‘De juf had niet goed opgelet, dus was de veiligheid van de kinderen niet gewaarborgd.’

Even terzijde: de zoon is fotograaf geworden.

Was dat domweg uit het hoofd leren echt zo verkeerd?

‘Je bent aan de heidenen overgeleverd.’
Een gezegde van mijn moeder, wie anders.  Ze zou het gezegd hebben bij de berichten over IS.
Ze kende er veel, teveel naar onze smaak, we vonden het gezeur maar voor haar was het heel gewoon om ze te onthouden. Ze had er tientallen paraat, misschien wel meer.
Haar generatie (ze was van 1918) leerde allerlei dingen uit het hoofd. Bij ons huiswerk topografie vertelde ze prompt hoeveel plaatsen er in Nederland waren: ‘1100, in onze tijd.’ We zuchtten. ‘Ja Moe, dank U wel.’ (tutoyeren was nog niet aan de orde).
Alle tafels werden moeiteloos opgedreund, hoofdrekenen was een makkie.
Invallen der Noormannen: 800 – 1000, ongeveer de tijd van Karel de Grote.
Columbus op Amerika: 1492.
Enzovoorts. En dat niet alleen, ze kregen er ook uitleg bij.
Toen we verhuisden van Wormer naar Katwijk bij Cuijk kon ze precies aangeven waar het lag, dat de Maas regelmatig overstroomde en de Duitse grens hemelsbreed betrekklijk dichtbij was.
Ze leerden er toen wat af.

Op onze Lagere School kregen we ook nog rijtjes en lijstjes, in veel mindere mate. Het schoolhoofd moest er niets van hebben. Daar leren jullie niets mee, zei ze, het is gemakzuchtig. Belangrijker is dat je de stof begrijpt.
Het werd toendertijd een hot item en toegegeven, er verbeterde het een en ander in de manier van lesgeven. Al leerden we nog steeds uit het hoofd: Groningen met de hoofdstad Groningen, Friesland met de hoofdstad Leeuwarden…
Toch betwijfel ik of uit-het-hoofd-leren fout was. Niet omdat vroeger alles beter was, het is een handige manier om de vereiste leerstof in een kinderhoofd te stampen.
Nog altijd beter dan eindeloze uitleg die ongeïnteresseerde leerlingen toch niet oppikken.
En: bleven kinderen er dom bij?
Dat wil er bij mij niet in.

Schoolgedachte


Zomaar dacht ik aan een leraar op de Mulo.
Die zei eens tegen een leerlinge,
‘Gebruik je hersens’ en mompelde er, met opzet hoorbaar, achteraan ‘indien aanwezig.’
Het was een minne opmerking.