Al poetsende kwam ik in de badkamer.
Daar zag ik dat de wastafelspiegel achterstevoren zat. Ik wilde hem al uit de klemmen halen en terughangen maar stopte.
Beter eerst vragen.
‘Die spiegel zit verkeerd om, zal ik hem terugdraaien?’
Ze wuifde afwerend. ‘Alsjeblieft niet.’
Later miste ik het keukenspiegelje. En het kannetje met bruinsel waarin ze haar kam doopte.
Er begon me iets te dagen.
Bij de koffie vroeg ik het op de man af, ze gaf rechtstreek antwoord.
‘Ik wil die lelijke kop niet meer zien.’
‘???Maar…’
‘Nee, dring niet aan.’
Ik vroeg alleen nog ‘Vindt U het echt zo erg om ouder te worden?’
Ze knikte slechts.
Even later: ‘Ik vind het vreselijk.’
Ik kon alleen maar haar hand pakken.
–
Niet verzonnen.
==
ouderen
Ouderen kunnen zelf denken. Echt waar!
luie kater
lieve knol

Pas weer gezien in een kledingzaak, de betreffende oude dame gaf weinig antwoord en vertrok tenslotte zonder iets te kopen.
Het zijn steevast hetzelfde soort opmerkingen.
Kunt U het niet vinden mevrouwtje?
–
‘Steeds meer ouderen opgepakt’
–
Voor winkeldiefstallen en openstaande verkeersboetes. Daartussendoor doen ze aan fraude en andere vermogensdelicten, meestal zonder geweld. Niet zo nieuw, dit is al langer gezien. Ook in andere landen is dit gesignaleerd.
Prompt las ik ergens iets over de oorzaken:
‘Armoede speelt een rol’
‘Ze beseffen het vaak niet’
Verder vindt men het ‘onbegrijpelijk‘ waarom meer en meer ouderen zich vaker zo crimineel gedragen.
Nounou, een paar pientere conclusies. En zo generaliserend.
Uiteraard zijn er arme en verwarde ouderen die zich op het dievenpad begeven. Ook zijn er die schulden/geldzorgen hebben.
Maar is dat werkelijk altijd de oorzaak?
Er is ook nog iets anders denkbaar: Ouderen zijn net mensen.
Er zijn goede en slechte exemplaren en allerlei variëteiten daartussenin. Ook kleptomanen.
Velen van hen zijn opgegroeid in de jaren vijftig en zestig en hebben de volledige ontwikkeling meegemaakt van onmondig werkpaard tot zelfbewust burger, luisterden naar Stones en Dylan, een groep wist waar de jointjes te koop waren en het verschijnsel provo was hen bekend. Evenals, later, het proletarisch winkelen.
Ik vermoed dat verschillenden tijdens hun jongere jaren óók wel eens uit de pas liepen, alleen heette het dan crimineel zonder toevoeging.
En na hun vijfenzestigste zijn ze plotseling een ‘raadsel‘?
Kom zeg. De brutalen gaan echt niet opeens braaf zitten wezen. ‘Rot op,’ zegt er een die ik ken, ‘ik heb altijd gejat en dat bevalt me prima.’ Medebejaarden kijken op hem neer; stiekem hadden ze wat graag die kekke spulletjes van hem gekocht.
Als ze maar durfden.
Gewone mensen dus.
–