
Druk daar

Ziehier de zoveelste poging om een supermaan te laten zien. Beter gezegd: een superfoto.
Ik had al heel wat mismaakte manen maar dit was de treurigste dus laatste.
‘… als het nou weer niets wordt dan stop ik met dat ding, laat hem zijn romantiek maar op iemand anders schijnen, ik hoef hem niet meer, daar stel ik de camera niet meer voor op, ook het mobieltje niet, geen idee waarom hij zo achterlijk staat te wezen, voor anderen poseert hij, de lammeling…’Zo pruttelde ik inwendig met in mijn achterhoofd de stille hoop dat hij zou luisteren.
En ja.
Dat deed hij.
Hij lachte me vierkant uit.
==
Vanuit de slaap belandde ik in een wonderlijk bewustzijn. Aards en wanig tegelijk alsof de verdovende middelen een vleug lsd bevatten.
Mijn hang naar volle maan verscheen uitvergroot, belicht van alle kanten.
De verlangens waren niets vergeleken bij het indringende besef: ik moet er naar toe.
Mijn geest transporteren.
Mijn lichaam overlaten aan oma en de anderen.
–
De maan is mijn onderkomen.
Ik wentel me in zijn licht, omarm zijn materie.
Ik adem niet, verlang niet, lijd niet.
Ik ben.
Ik ben het mannetje in de maan.
==
Ik ben er nog.
Met duizend draden aan machines gekoppeld lig ik op de IC.
Een verpleegkundige controleert de apparatuur.
De arts leest mijn status.
Mijn huishoudster staart, zorgelijk.
Oma is onderweg.
Ze bekijken het maar, ik slaap nog even.
==
Onrust jaagt me.
Vannacht…
Staand voor het grootste raam zal ik hem zien, breed en vol van glanzend licht, bomen groeten, mijn hart slaat over, en nog eens, staat bijna stil. Ik bezwijm bij het vooruitzicht.
Straks.
Wat kan ik doen, ik wil niet, mijn hart is te zwak, maar ik moet,
de drang is te sterk.
…
De huishoudster waarschuwt ik raap U niet meer op – ze rilt – straks vind ik een lijk en daar kan míjn hart niet tegen.
‘Neem een hamer,’ smeek ik haar, ‘sla me bewusteloos voor de nacht begint.’
Ze weigert en vertrekt.
Ik huil.
==
Weer wakker. Pffff, dat heb ik ontlopen.
Maar nu komt de andere kwestie weer boven, de watertandende hang naar volle maan.
Zou de psych gelijk hebben dat ik slechts een waandenkbeeld in stand houd? En daarvan droom?
Of mijn oma die gelooft in een geheime liefde? Ze beweert dat iemand op mij jaagt, net zo lang tot ze mijn signalen opvangt en me dan tot de hare maakt (háár woorden).
Vreemd vooruitzicht, bijgelovige oudewijvenpraat.
Anderzijds is het kwijlen bij volle maan net zo goed raar.
Ik denk er weer aan, nog één dag en…
…leg mijn tabletten klaar.
==
Ik dwaal door vreemde straten, vereenzaamd en verongelijkt.
Waar? Waarnaartoe? Geen idee. Droom ik? Ook dat weet ik niet.
Moedeloosheid overvalt me met tranen van onmacht.
Waarom?
Eensklaps begint het in me te wringen, iets herkenbaars bereikt me.
Een geur of is het herinnering?
Wat nadert me? Langzaam, langzaam, het sluipt, ik roep en roep.
==
‘Oeoeoewaaahhh’, gaapt de heks, ‘ik verveel me suf. Hoe laat is het eigenlijk? Wat, al negen uur? Tijd voor een maanrit.’
Ze maakt er werk van; een lange rok van Vic en Rol , de puntste hoed, een geurige shot Soir de Magique achter de oren -je weet maar nooit wie je tegenkomt- en daarmee is ze reisvaardig.
‘Ben je er klaar voor Zwarte?’ Kat knikt.
‘En jij, Kraskop?’ Kraai blijft liever thuis om naar Vreemde Vogels te luisteren.
Ze zet de bezem klaar, een supermoderne vliegbezem, aëro-dynamisch met aangespitste punt en voorzien van ipad, iped, ipid, ipod en ipud plus automatisch regenscherm dat zich bij de eerste druppel uitvouwt.
Slechts een magisch password is nodig.
Ze schieten de lucht in. ‘Hoeiii,’ roepen ze samen, ‘here we góóó…’.
Hè, heerlijk, denkt ze. Die vrijheid is nergens mee te vergelijken. Ze zwaait naar een verlate mus, duikt een cumulusje in.
‘Naar de maan,’ gillen ze.
Dat is een avontuurlijk spelletje, rakelings langs zijn lichtbol te scheren, zwaaiend en kakelend naar de bangerikken op aarde.
Maar, hééé, wat…
Geen maan vandaag? Donkerte is alles wat ze ziet.
‘Wariauw?’ Ook verbaast Kat zich.
Is het klimaat nu al aan het veranderen? Wacht, dat is natuurlijk een zwart gat, oppassen dat we er niet in donderen.
Ze stuurt de bezem rondom de donkerte, zorgvuldig wegblijvend van de rand.
Het verveelt al gauw.
Is dit alles? Da’s ook niet veel. Mompelend.
Teleurgesteld vliegen ze naar huis.
‘Dat is snel,’ kraakt Kraskop wanneer ze binnenstappen.
‘Er was niks an; een groot zwart gat en volgens mij zit de maan er al in, ik zag hem nergens.’
‘Ach wat, volgende keer beter.’
Ze stalt de bezem, Zwarte drapeert zich op de bank.
‘Zullen we dan maar een frietje bakken jongens? Een glaasje spinnenport erbij?’
Dat doen ze
==
De echte rode maan was er wel, ik heb hem ook gefotografeerd.
Maar ja, de camera en ik…
Vanmorgen zag ik plaatjes die heel wat mooier waren dus gooide ik die van mij weg.
Omdat dit te voorspellen was heb ik de maan van gisteravond opgenomen, hij gaf zoveel licht dat het opviel ondanks de bewolking die half voor zijn neus hing.
En kijk.
Foute belichting, verkeerde sluitertijd en meer van dat, alles werkte mee om er iets bijzonders van te maken. Hij lijkt nu op reflecterend water in een diepe put.
Waar vind je zoiets? In ons achtertuintje.
Mijn eigen maanmodel. ♥
—
Morgenavond gaan we kijken naar de maansverduistering
Met deze temperaturen proef je haast de romantiek.
Hand in hand, nog rozig van de zon, staren in langzaam strijkend licht naar donker, donkerder, zij wordt bang, hij beschermt haar tegen draken, gluurders en andere vreemde vogels. Een bouquetroman.
Vroeger had je iets dergelijks op ouderwetse dansfeestjes waar plotseling omgeroepen werd: ‘Vijf minuten voor de jongelui’ en dan ging het licht uit, niet te lang natuurlijk. Bij gebrek aan een stakende maan.
Het was vooral leuk voor veertienjarigen en ouwe graaiers.
Bij de verduistering hoop ik verhevener gedachten te krijgen.
Over zijn invloeden op de aarde en op de mens en hoeveel licht en warmte hij geeft enne, die dingen.
We zullen zien.
–