Een startende darter uit Herpen
die stond op het punt te gaan werpen
hij was’t niet gewend
als rasechte vent
maar wilde zijn score verscherpen.
===
© B. Bertjens
Een startende darter uit Herpen
die stond op het punt te gaan werpen
hij was’t niet gewend
als rasechte vent
maar wilde zijn score verscherpen.
===
© B. Bertjens
Er was eens een Drentse patrijshond
die liep voor de gein in Parijs rond
hij zag een Frans dogje
een lieflijk gedroch(t)je
gekleed in een jurkje van grijsbont.
–
Ze trouwden in l’Hôtel de ville
en aten veel ratatou-ille
ze dronken Pernod
en fijne Merlot
geknutseld van brokkencamille.
–
Ze leefden nog lang en gelukkig
nooit kijvend of bozig en nukkig
zo werden ze oud
en vierden het goud
al was het dan enigszins krukkig.
=
©Bertie Bertjens
Er was eens een dame uit Zaanstad
die pochte dat ze ‘het’ gedaan had.
‘So what?’ vroeg haar zoon,
‘Da’s toch heel gewoon?
Waar kwam ik dan anders vandaan, schat?’
Ik droomde da’k een goudvis was
zag alles in een superplas
toen plots een robot me verscheen
en lachte. Zo gemeen:
“het ligt slechts aan je viskomglas.”
—
Er was eens een rotje in’t oosten
dat zou zo graag knallen, niet proosten
maar ach, wat verdriet
men wilde hem niet
en vond hem de nietsnuttelooste.
–
Huilend vertrok hij naar’t westen
ook daar zat hij snel in de nesten
men vond hem te vurig
en vormde balsturig
een lading aan massaprotesten.
–
Hij keek naar de groepen neuroten
zijn hart was al potdicht gesloten
hij zamelde restvuur
ontstak in een driftkuur
en heeft zich ter helle geschoten.
=
Een rups in het plaatsje Ameide
verstuikte zijn voet op de heide.
Geen nood, sprak het dier,
ik leef voor de sier
en lever U tijdig mijn zijde.
–
zij voerde haar olifant klaver
ze kocht het -ze stal niet
en las ook de Margriet-
maar ’t beestje had liever papaver.
–
–
Er was eens een man die graag bietste
hij steelde voornamelijk fietse
na jaren profijt
was zijn bedje gespreid
hij kon op zijn lauweren nietse.
–