Nog even over lachen


Het is gezond, zegt men.
Je kunt je buikpijn lachen. Een kriek, een orgel, een bult, ziek, een ongeluk. krom, van alles.
Natuurlijk ook als een boer met kiespijn of zuur.
Hoe dan ook, het is te leren.
Er bestaan al jaren lachcursussen, dit is er één  van.
Of een aartszuurpruim er iets van opsteekt is de vraag, sommige mensen lachen nog niet als de televisie naar ze knipoogt.
Meestal lachen mensen graag, gezien het succes van cabaretiers en comedians en een paar columnisten.
Jonge mensen lachen om niets.  Ik herinner me de keer dat ik met een klasgenootje naar school fietste, gearmd, en we met de sturen ineen haakten. Stompzinnig hielden we elkaar in evenwicht en lachten ons slap. Toen stortten we neer.
Soms wekken politici je lachlust.
Dat kan gevaarlijk worden, voor je het weet heb je ruzie. Dan lach je niet meer en moet je je lach verdedigen waardoor je alleen nog grimlacht.
Het zijn voorbeelden die men zelf kan aanvullen.
Ik zou ze graag zien, lachlogjes zijn er nooit genoeg.
==

Een serieuze les.

‘Maar,’ zei ze ‘mijn gevoel voor humor raak ik niet kwijt.’  Wie zei dat? Moeder natuurlijk.
Meestal kwam er achteraan ‘zorg dat je dat niet verliest, het is belangrijk.’
Nu vind ik het niet makkelijk om verdriet zomaar even weg te lachen.
Maar toch, er is wel iets van waar.
Uit ervaring weet ik dat gezinszorgen draaglijker werden met een lach, het kleinste spoortje van een glimlach werd opgepikt. Niet altijd gemakkelijk maar het werkte.
Natuurlijk denkt niet iedereen daar hetzelfde over.
Ik ken een man die niet begrijpt dat zieke of gehandicapte mensen plezier hebben. ‘Ze zitten in een rolstoel en ze lachen nog,’ verbaast hij zich. Hetzelfde bij een reportage over armoede en honger, ‘dat ze nog humor hebben…’ is zijn commentaar. Hij zou, vrees ik, terneergeslagen door het leven gaan wanneer hij getroffen werd door iets vreselijks hetgeen een situatie nog vreselijker maakte.
Daarover doordenkende moet ik Moe gelijk geven, op zijn minst haar woorden in gedachten houden, herkauwen en uitproberen.
Maar je moet het even snappen, besefte ik later, veel later.
Je lacht niet om het verlies van een dierbare.
Ook niet als het ‘alleen maar’ een huisdier is.
Evenmin om  problemen in huwelijk, gezin, school, familie, ziektes.
Pas naderhand, als de mist van verdriet optrekt, het dagelijks leven weer zichtbaar wordt, ja dàn.
Dan kan er iets humoristisch voorvallen wat je aanspreekt. Een blij kind. Hond of kat, wat dan ook.
En is lachen bevrijdend.
Maar ik snap dat het voor velen anders is.
==

Zuur

Een vrouw die we kenden was op bezoek in een woning langs het spoor.
Halverwege de koffie met gebak denderde een trein langs. Ze schrok vreselijk, haar voeten wipten op onder de salontafel die mee wipte en ja, alles lag op de grond. Inclusief haar koffie.
Paniek en gelach volgde.

Op een feestje lag de hond (groot formaat) half onder een bijzettafeltje.  Ook hij schrok ergens van. ging zitten met het tafeltje op zijn kop, glazen en hapjes donderden op de grond, enfin, paniek en gelach.

Tijdens een logeerpartij kregen we een slaapplaats met het hoofdeinde vlak  onder een schuin dak.
Wat te verwachten was gebeurde.
Man schrok ergens van, kwam overeind, stootte zijn hoofd, ik deed met hem mee en…
Er werd niet gelachen.
===

Lachwekkende smoezen

‘Niet zo dom lachen jullie.’
‘Lach niet zo stom.’
Menig geërgerde leraar maakte die opmerkingen, ook tegen mij. Resultaat was meestal nog meer gelach maar dan ingehouden. We begrepen het echt wel maar waarom meteen als ‘dom’ aangemerkt?
Hier dacht ik wel eens over over na. Een antwoord hadden we nooit, hoe kon je nu weten of je dom of juist pienter lachte?
Thuis oefende ik voor de spiegel, ik zag geen verschil, het stond alleen maar raar zo je mond te vertrekken. Dat vonden broer en zus ook, ze gingen achter me staan en deden me na. Toen lachte ik zuur en dat is heel wat anders.
Hadden we in de les meer mogen lachen dan was ik nooit aan het spijbelen gegaan.
Niet eindeloos rondjes hoeven fietsen en kou hoeven lijden tot het tijd werd naar huis te gaan.
Geen smoesjes hoeven verzinnen tegen de dirk.
Kortom, lachen was gezond maar dat snapten ze niet op die rotschool.
Zo praatte ik mezelf schoon en dat diploma haalde ik ook.
Grijnzend liet ik het de leraren en leraressen zien.
Sportief lachten ze mee op één na maar die lachte toch al nooit.