Buiten spelen was nogal eens een noodzakelijke oplossing.
Besprekingen van grotemensenzaken werden standaard vooraf gegaan door het bevel: ‘Ga jij es buiten spelen.’ Protesteren hielp niet, je had maar te gaan.
In grote gezinnen was het vrij vaak aan de orde.
– grote broer of zussen werden op het matje geroepen of
– ze kwamen een serieuze aanstaande ten toon stellen
– financiële perikelen/grote aankopen werden besproken
– surprises moesten verpakt en verstopt
– zwangerschappen van zussen werden bijgehouden
– een oom die onfatsoenlijke moppen vertelde mochten we niet aanhoren
En nog veel meer. Onze nieuwsgierigheid was groot en meestal wisten we af te luisteren maar van gezellig buitenspelen was in dat geval geen sprake. Wel van gemopper.
–
Zwembad en speeltuin waren me liever maar die hebben de kinderen van nu ook.
En andersom, wij zouden vroeger waarschijnlijk maar wat graag binnen zijn gebleven als we de mogelijkheid hadden te gamen of filmpjes bekijken.
Een sterk (wat is dat trouwens?) karakter en gezonde mentaliteit krijgt een kind net zo goed thuis, bij familie, op school, eventueel op clubs en sport.
–
kinderjaren
Kinderspel?
Een kind vertoont soms raar gedrag. Lezend over dwanghandelingen en -gedachten dacht ik terug aan het volgende.
Plotseling deed ik aan stappen tellen. We hadden geleerd over lengtematen, kregen de opdracht de eigen kamer op te meten. Heel interessant vond ik het maar het liep uit de hand, ik telde voortdurend en probeerde uit te rekenen hoeveel cm ik in één stap kon maken. Het hield niet op.
Ongeveer 20 of 30 passen door de steeg langs het voortuinje, 10 voor de winkel naast ons, 14 voor de trap. De weg naar school was met 1 kilometer te lang dus die deed ik niet.
Er waren geen psychologen die het wisten te duiden. Athans, niet in die jaren en in ons gezin, het scheen vaker voor te komen dus ik werd niet als abnormaal beschouwd. Wat ouders indertijd verwachtten gebeurde: het ging vanzelf over, net als het gebruik van stopwoorden, het napraten van vloeken en het optrekken van één wenkbrauw. (Een kunst die ik nog steeds beheers).
Later deed ik het tellen nog eens over, nu als wedstrijd met een broer. We speelden wie de meeste straatstenen kon afstappen. Ingespannen naar de grond turend zag ik niet de jongen die bijna tegen me opbotste en vroeg of ik een klap wilde hebben.
‘Elf’, antwoordde ik, nog in de ban van de passen.
De jongen schudde zijn hoofd en liep door, ik keek hem verdwaasd na en vergat verder te tellen.
Broer heeft me nog lang uitgelachen.
–
Of het tellen viel onder ernstige dwanghandelingen weet ik niet.
—
Later word ik…

Uiteraard hield ik het geheim voor er weer gebemoeid werd. En geplaagd.
–