Welk dier maakt een web als dit? Is het wel een web?
De bladeren zijn van een paar heggen die door elkaar groeien, misschien zegt de soort iemand wat?
Elk jaar komen we de foto tegen en we weten nog steeds niet wat zich achter dat gordijntje verschuilt.
Dat het van een spin was geloven we niet, deze kleur en fijne structuur zie je niet bij een gewoon web.
Een paar keer heb ik gekeken op insectensites maar de afbeeldingen vergallen mijn eetlust tot kokhalzen toe.
De enige plek waar ik iets dergelijks zag was in het Maasheggengebied, alleen waren de weefsels daar witter en zaten op meidoornstruiken.
(foto is van september 1911 met oude camera, let niet op kwaliteit.)
(bedoel natuurlijk 2011…)
–
insecten
Reuzenwesp of hoornaar?
‘Hoor je dat vreemde geluid? Zeker een nieuw soort helicopter.’ Kennis keek op.
We gingen naar buiten maar zagen niets en hoorden ook niets meer.
Weer binnengekomen vloog het vreemde geluid ons om de oren. We schrokken.
‘Tjeuss, dat moet een libel zijn, wacht, ik stuur hem naar buiten.’
Zwaaiend met een krant tikte hij het geval aan dat haastig de keuken in dook en zich verschool achter de de radiator.
Geschrokken keken we hem na. Het was geen libel maar een bovenmaatse wesp. Een hoornaar, denk ik.
We vonden hem niet meer en hoopten er het beste van.
Het zat me niet lekker. Van de meeste steekbeesten ben ik niet erg bang maar dit gevaarte vond ik eng, zo fors en luidruchtig, zal hij ook wel een groot ego hebben.
In sluipgang door de keuken en vooral niet kuchen of zoiets leek me het veilgst.
Het was onnodig. Plotseling liet hij een korte en zeer luide zoem horen en viel voorgoed stil.
We zochten en vonden hem op een schoteltje in de gootsteen. Gekrompen want kromgetrokken alsof hij buikpijn had, wie weet?
Voor de foto probeerden we hem recht te trekken.
Het lukte niet, hij hield zijn poot stijf. De andere vijf ook trouwens.
We rouwden niet.
–
Vuurwantsen? Don’twantsen!
En weer (of nog steeds) zitten er vuurwantsen in de grond. Tussen de planten en het grind, in het zand. Ze doen geen kwaad maar ik kijk er van op dat er zovéél zijn.
De eerste keer dat ik ze opmerkte dacht ik een groep oranje knopjes te zien, zo klein waren ze nog. Ze bewogen. Hoe langer ik keek, hoe meer ik er zag, ook grotere exemplaren. Ze lijken op afwijkende lieveheersbeestjes en hebben een grappige tekening met clownsogen.
Na de eerste schrik heb ik rondgevraagd en gegoogled, veel kwaad kon ik niet ontdekken.
Maar nu ik er een paar over de buitenmuur zag wandelen begin ik het akelig te vinden, nu komen ze misschien binnen. Insecten deinzen nergens voor terug, de kleinste kiertjes onder deuren en ramen proberen ze uit en dan?
Dan stap ik op een kwade dag nietsvermoedend in een schoen vol friemels en nemen ze de luie stoel in beslag.
Dat leuke uiterlijk heeft opeens een heel andere lading.
Gewekt te worden door een colonne gemaskerde beesten op je hoofdkussen, daar is niks leuks an.
–